In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 9 mei 2018 een eindbeschikking gegeven inzake de wijziging van het gezag en de omgangsregeling van de minderjarigen, geboren uit de relatie tussen de moeder en de vader. De moeder, bijgestaan door advocaat mr. A. Huber, verzocht om het gezamenlijk gezag in stand te houden en de Turkse gezagsbeslissing niet te erkennen. De vader, vertegenwoordigd door mr. S. Usanmaz, verzocht om beëindiging van het gezamenlijk gezag en toewijzing van het eenhoofdig gezag aan hem. De rechtbank oordeelde dat de Turkse rechter niet bevoegd was om het gezag aan de vader toe te wijzen, omdat de gewone verblijfplaats van de minderjarigen in Nederland was. De rechtbank concludeerde dat er een onaanvaardbaar risico bestond dat de minderjarigen klem of verloren zouden raken tussen de ouders, gezien de slechte communicatie en het gebrek aan gezamenlijke gezagsuitoefening. Daarom werd het gezamenlijk gezag beëindigd en werd het gezag aan de vader toegewezen. Tevens werd een omgangsregeling vastgesteld waarbij de moeder één keer in de twee weken op zondag van 12.00 tot 17.00 uur omgang heeft met de minderjarigen. De rechtbank oordeelde dat het in het belang van de minderjarigen was dat de vader de moeder informeert over belangrijke zaken omtrent de kinderen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.