Uitspraak
afschrift aan: mr. Hamelink
verwerende partij ten aanzien van het voorwaardelijk tegenverzoek,
gemachtigde mr. E.J.M. Brocatus,
verzoekende partij ten aanzien van het voorwaardelijk tegenverzoek,
gemachtigde mr. J.A. Hamelink.
1.De procedure
- het verzoekschrift, binnengekomen ter griffie op 5 oktober 2018,
- het verweerschrift, tevens voorwaardelijk zelfstandig verzoekschrift, ter griffie binnengekomen op 6 november 2018,
- de brief van mr. Hamelink van 7 november 2018 met de bijlagen 12 tot en met 16.
De verzoekschriften zijn behandeld ter zitting op 12 november 2018. Hiervan is door de griffier aantekening gehouden.
2.De feiten
(…), ik wil ff doorgeven dat ik per direct geen nijmegen meer wil doen, dat word me allemaal teveel en schiet ik niks mee op qua loon en kosten die ik daarvoor moet maken (…) verder zou ik graag van maandag tot vrijdag dordrecht of een ander park doen en eventueel als je omhoog zit wil ik wel af en toe in wil vallen het liefst gewoon in apeldoorn. (…)”.
“([verwerende partij]): Ben je er aanstaande vrijdag bij?En kijk even voor maandag 28 mei en maandag 4 juni heb ik schoolfeesten bij stadscafé in Apeldoorn van 21:00 – 02:00([verzoekende partij]): Nee red het vrijdag niet, maar is dordrecht nu helemaal van de baan?([verwerende partij]): Weet ik niet heb [naam] niet meer gesproken, zal toch eerst tussen jullie opgelost moeten worden, en ik vind op dat waarschijnlijk de ma Di wo al eraf gaat daar omdat ze iemand zelf hebben voor de noodtelefoon word deze maand beslist. (…)”.
“([verzoekende partij]): Hoi [verwerende partij] ik wil even doorgeven dat ik ziek ben (11:30 uur)([verwerende partij]) Ja ok maar je stond ook niet ingepland (11:49 uur)Heb je al contact gehad met [naam]? (11:58 uur)([verzoekende partij]): Nee niks van hem gehoord. (11:59 uur)Hoi [verwerende partij] ik wilde me ziek melden bij het uwv ivm ziekte-uitkering maar ze gaven aan dat mijn werkgever jij dus hier verantwoordelijk voor is (13:30 uur)([verwerende partij]): Je hebt een 0 uren contract weet je zelf toch ook, plus je staat niet ingepland voornamelijk door de bedreiging naar een leidinggevende, op het moment werk je helemaal niet dus snap sowieso niet waarom je je dan gaan ziek melden bij UWV Maar anders bel me even eind van de middag heb nu zo afspraken (13:51 uur)([verzoekende partij]): Morgen even bellen ben in het ziekenhuis ben oom geworden (22:25 uur)”.
“(…) Naar aanleiding van de doodsbedreigingen naar een leidinggevende op 11-05-2018, hebben wij jou per direct op non-actief gezet, ruim voor deze datum hadden wij al verschillende klachten ontvangen van diverse klanten, dit betrof o.a. meerder malen per maand te laat komen, geen tot nauwelijks rapportages maken conflicten met collega's, hierop ben je ook al aangesproken.
3.De verzoeken
Primair:I. de door [verwerende partij] op 27 augustus 2018 gegeven opzegging te vernietigen,
€ 2.686,61 (bruto) per maand vermeerderd met alle emolumenten, waaronder 5% toeslag ADV zijnde, € 134,33 en 9,62% toeslag vakantierechten, zijnde € 258,45, alsmede 8% vakantiebijslag, vanaf 27 augustus 2018, tot de dag dat de dienstbetrekking rechtsgeldig geëindigd zal zijn, althans [verwerende partij] te veroordelen tot betaling aan [verzoekende partij] van enig in goede justitie te bepalen bedrag,
V. [verwerende partij] te veroordelen tot betaling aan [verzoekende partij] van € 29.979,98 (bruto) terzake achterstallig salaris, toeslag ADV, toeslag vakantierechten en vakantiebijslag, althans [verwerende partij] te veroordelen tot betaling aan [verzoekende partij] van enig in goede justitie te bepalen bedrag,
VI. [verwerende partij] te veroordelen om aan [verzoekende partij] te verstrekken de salarisspecificaties vanaf 23 april 2018, waarin de betaling van het onder IV en V gevorderde is verwerkt, op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 100,- per dag, althans een in goede justitie te bepalen dwangsom per dag, met een maximum van € 10.000.- voor elke dag dat [verwerende partij], na 5 dagen na het wijzen van de beschikking, niet voldoet aan de beschikking,
VII. [verwerende partij] te veroordelen om aan [verzoekende partij] te betalen de wettelijke verhoging van 50% wegens vertraging over het onder IV en V gevorderde aan [verzoekende partij] toekomende loon ex artikel 7:625 BW,
Subsidiair:I. voor recht te verklaren dat het gegeven ontslag op staande voet d.d. 27 augustus 2018 onterecht c.q. niet rechtsgeldig is gegeven.
€ 9.975,00 aan [verzoekende partij], althans een in goede justitie te bepalen bedrag,
IV. [verwerende partij] te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding conform artikel 7:681 BW ter hoogte van € 34.925,92,
VII. [verwerende partij] te veroordelen om aan [verzoekende partij] schriftelijke en deugdelijke netto/bruto specificaties te verstrekken, waarin de bedragen en betalingen van sub II, II, IV V en VI zijn verwerkt, op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 100,- per dag, althans een in goede justitie te bepalen dwangsom per dag, met een maximum van € 10.000.- voor elke dag na 2 dagen na de datum van de beschikking dat [verwerende partij] niet voldoet aan de beschikking,
[verwerende partij] verzoekt, voor het geval dat zou worden geoordeeld dat nog sprake is van een arbeidsovereenkomst, de ontbinding van de arbeidsovereenkomst zonder toekenning van een transitievergoeding en zonder inachtneming van een opzegtermijn.
4.De beoordeling
Partijen zijn het er over eens dat sprake is van een 0-urencontract, waarbij [verzoekende partij] sinds 2009 zeer regelmatig is opgeroepen. Er is een periode geweest in 2017 waarin [verzoekende partij] niet beschikbaar was voor werkzaamheden, omdat hij toen in Spanje verbleef. [verwerende partij] stelt dat [verzoekende partij] in die periode - van week 13 tot week 33 van 2017 - niet in dienst was.
[verzoekende partij] betwist dit.
[verwerende partij] kan in zijn stelling niet worden gevolgd. Dat bij een 0-uren-contract enige tijd geen gebruik gemaakt wordt van de diensten van de werknemer, of de werknemer oproepen niet kan of wil beantwoorden, maakt nog niet dat daarmee de arbeidsovereenkomst geëindigd is.
Er is geen opzegging of andere rechtsgeldige wijze van beëindiging uit begin 2017 gebleken. Bovendien staat vast dat partijen ná week 33 van 2017 allebei uitgegaan zijn van een arbeidsovereenkomst, terwijl niet is gesteld dat en wanneer partijen een nieuwe arbeidsovereenkomst zijn aangegaan. Het kan dan niet anders dan dat de arbeidsovereenkomst die vóór het vertrek van [verzoekende partij] naar Spanje bestond weer een nieuwe invulling heeft gekregen. Dat past bij de door [verwerende partij] overgelegde salarisspecificaties, waarop [verwerende partij] ook na week 33 van 2017 als datum ‘in dienst’ de datum 1 maart 2009 aanhoudt.
Een andere opzegging van de zijde van [verwerende partij] is niet gesteld, zodat aan de arbeidsovereenkomst geen einde is gekomen door een opzegging vanuit de werkgever. [verzoekende partij] stelt dat ook hij de arbeidsovereenkomst niet heeft opgezegd. [verwerende partij] betwist dat in zoverre, dat hij stelt dat [verzoekende partij] wel heeft aangegeven niet meer in Nijmegen te willen werken. [verwerende partij] heeft daarmee ingestemd, zodat dat gedeelte van de arbeidsovereenkomst is beëindigd in onderling goedvinden, aldus [verwerende partij].
Uit de overgelegde salarisspecificaties blijkt, dat in 2017 en 2018 in de volgende periodes is gewerkt:
2017 2018
02-01 tot 29-01 34 uren 01-01 tot 28-01 126 uren
27-02 tot 26-03 26,50 uren 20-06 tot 25-03 176,50 uren
27-03 tot 23-04 5 uren 26-03 tot 22-04 140,50 uren
24-04 tot 21-05 10,50 uren 23-04 tot 20-05 96 uren
14-08 tot 10-09 161,75 uren
11-09 tot 08-10 407 uren
06-12 tot 03-12 341,50 uren
Kenmerk van een 0-uren-contract, zoals partijen dat in de praktijk hebben ingevuld, is dat de werknemer zich verbindt om tegen loon arbeid voor de werkgever te verrichten indien en voor zover de werkgever de werknemer oproept en deze aan die oproep gehoor geeft.
Artikel 7:610b BW bepaalt dat, wanneer een arbeidsovereenkomst drie maanden heeft geduurd, de bedongen arbeid in enige maand wordt vermoed een omvang te hebben gelijk aan de gemiddelde omvang van de daaraan voorafgaande drie maanden. Het gaat hierbij om een rechtsvermoeden waartegen tegenbewijs openstaat. Weerlegging is mogelijk, bijvoorbeeld door aan te tonen dat geen sprake is van een structurele situatie, of door het stellen en onderbouwen van bijzondere omstandigheden die aanleiding waren voor het langduriger inzetten van de werknemer in de betrokken periode. [verwerende partij] stelt en onderbouwt dat daarvan sprake is geweest in de relatie van partijen.
[verwerende partij] stelt dat het gedeelte van de uren, dat bestond uit werkzaamheden in Dordrecht niet meegenomen kunnen worden om de omvang van de arbeidsovereenkomst te bepalen, nu dit een voor [verwerende partij] ongebruikelijk project was. [verwerende partij] heeft, zo stelt zij, niet of nauwelijks werkzaamheden op doordeweekse dagen overdag, en zeker niet op structurele basis. Het project is Dordrecht was tijdelijk en dat is vanaf het begin duidelijk geweest en met [verzoekende partij] gecommuniceerd, aldus [verwerende partij].
1 werknemer op vrijdag-, zaterdag- zondag- en maandagavond en zaterdag overdag. De inzet is van meer dan 670 uur per veertien dagen in september 2017 teruggelopen naar 150 uur per veertien dagen in oktober 2018. [verwerende partij] heeft hiermee voldoende onderbouwd dat de uren op de maandag tot en met woensdag, die door [verzoekende partij] werden uitgevoerd, vervallen zijn. [verzoekende partij] heeft niet betwist dat geen andere werkzaamheden op structurele basis in de doordeweekse ‘dagdienst’ beschikbaar zijn en dat dit project een uitzondering is in de werkzaamheden die [verwerende partij] beschikbaar heeft.
Onder deze omstandigheden zijn de uren die [verzoekende partij] in Dordrecht werkte aan te merken als zodanig bijzondere uren, dat de referteperiode niet alleen kan bestaan uit de periode waarin [verzoekende partij] voor dit project werd ingezet. Omdat er ook geen andere periode van drie maanden aan te wijzen is die representatief genoeg is om als referteperiode te dienen, kan de urenomvang alleen berekend worden door een langere periode in aanmerking te nemen. Partijen hebben de gegevens overgelegd over het hele jaar 2017 en de maanden januari tot en met april van 2018. De laatste periode van vier weken loopt weliswaar tot en met 20 mei 2018, maar vast staat dat [verzoekende partij] na 2 mei niet heeft gewerkt, zodat de 96 uur uit die periode is gewerkt in de eerste twee weken.
In de periode van 70 weken heeft [verzoekende partij] 2510 uren gewerkt voor [verwerende partij]. Dit is gemiddeld 143,43 uren per vier weken, zodat een arbeidsomvang van die grootte wordt aangenomen.
[verzoekende partij] heeft in zijn Whatsapp-bericht van 29 april 2018 aangegeven niet meer beschikbaar te zijn voor de werkzaamheden in Nijmegen. Als reden daarvoor is in de procedure en ter zitting verklaard dat dit om gezondheidsredenen was en omdat hij – mede vanwege de combinatie met de werktijden in Dordrecht en de reisafstand – te weinig tijd over hield voor zijn gezin. Niet gebleken is echter dat [verzoekende partij] deze redenen op enig moment, eerder dan in de procedure, aan [verwerende partij] heeft aangegeven.
De aard van de arbeidsovereenkomst maakt dat het [verzoekende partij] vrij stond zonder opgave van een bijzondere reden te weigeren aan een oproep gehoor te geven en dus ook om te stoppen op een bepaalde locatie. Door zich niet meer beschikbaar te stellen is de arbeids-overeenkomst niet geëindigd voor dat gedeelte van de uren, zoals [verwerende partij] kennelijk stelt. [verzoekende partij] kon er immers ook voor kiezen zich wel weer beschikbaar te stellen voor deze of een andere oproep. Het leidt er echter wel toe dat [verwerende partij] over de uren waarvoor [verzoekende partij] zich niet beschikbaar stelde geen verplichting heeft tot loonbetaling.
[verwerende partij] gaat er daarbij aan voorbij dat [verzoekende partij] zich op 2 mei 2018 heeft ziek gemeld. Weliswaar stelt [verwerende partij] dat dit geen serieuze ziekmelding betrof, maar alleen een manier om aan een uitkering te komen, maar voor die stelling is geen enkele onderbouwing gegeven. Het staat de werkgever niet vrij om zelf te beoordelen of al dan niet sprake is van een terechte ziekmelding. Het systeem van de wet gaat er van uit dat de bedrijfsarts degene is die de medische deskundigheid heeft om daarover een oordeel te geven. [verwerende partij] heeft de ziekmelding van [verzoekende partij] niet gemeld bij de arbodienst en geen bedrijfsarts ingeschakeld om de ziekmelding te beoordelen. Daarmee blijft thans onduidelijk of sprake is/was van ziekte, waarover hierna meer. Het niet reageren op oproepen van na 2 mei 2018 kan in elk geval niet worden gezien als een ontslagname door [verzoekende partij]. Evenmin is sprake van een (vorm van) beëindiging van de arbeidsovereenkomst in onderling overleg.
(…) Dit heb ik als leidinggevende verteld. Wat ik toen allemaal te horen kreeg was niet normaal. Ik was een kankerleier waar hij mij de kop zou afsnijden en vol zou schijten met strond, laat ik je niet tegenkomen want dat ga je niet overleven. Ik ga je pakken kankerleier. Mijn vrouw zat naast mij en heeft meegeluistert en alles gehoord. (…)’.
In twee verklaringen van [naam] en zijn echtgenote van 26 oktober 2018 en 6 november 2018 bevestigen zij de bedreigingen en bewoordingen.
[verzoekende partij] erkent dat hij in het telefoongesprek met [naam] uit zijn slof geschoten is, maar betwist dat hij (doods)bedreigingen geuit heeft. Hij stelt dat ook zijn vrouw heeft meegeluisterd en zijn stellingen kan bevestigen.
[verwerende partij] verklaart daarentegen dat [naam] [verzoekende partij] gebeld heeft om hem te vertellen dat hij de maandag erna niet naar Dordrecht, maar naar het hoofdkantoor moest komen om een gesprek te hebben over de werkhouding van [verzoekende partij] en het te laat komen en dat het dus maar om een non-actief stelling van 1 dag ging. Dit klopt echter niet met de inhoud van de brief van 27 augustus 2018, waarin [verwerende partij] schrijft dat [verzoekende partij] op 11 mei 2018 op non-actief gesteld is vanwege de bedreiging, die dus niet eerder dan in dat telefoongesprek plaatsvond. Evenmin klopt het met de verklaring van [naam], die aangeeft dat hij [verzoekende partij] in het telefoongesprek verteld heeft dat het project in Dordrecht eindigde en dat [verzoekende partij] daar boos om werd.
Volgens artikel 7:629 BW heeft een werknemer recht op loondoorbetaling bij ziekte. Het risico van loonderving als gevolg van ziekte, ook als dat niet gedekt zou worden door een Ziektewetuitkering, is in het wettelijk systeem voor de eerste 104 weken van ziekte bij de werkgever neergelegd. Indien partijen van mening verschillen over de vraag of een werknemer wegens ziekte arbeidsongeschikt is dient daarover een second opinion te worden aangevraagd. Artikel 7:629a, eerste lid BW bepaalt dat de rechter een vordering tot betaling van loon tijdens ziekte afwijst, indien bij de eis niet een verklaring is gevoegd van een deskundige, benoemd door het UWV, ‘omtrent de verhindering van de werknemer om de bedongen of andere passende arbeid te verrichten (…)’. Hierop bestaat slechts een uitzondering indien de arbeidsongeschiktheid niet wordt betwist of van de werknemer in redelijkheid niet verlangd kan worden dat een second opinion wordt overgelegd.
[verwerende partij] betwist de arbeidsongeschiktheid. [verzoekende partij] heeft geen second opinion overgelegd en evenmin onderbouwd dat van hem in redelijkheid niet verlangd zou kunnen worden die aan te vragen. Dat er haast was om het verzoekschrift in te dienen vanwege de termijnen die gelden bij een ontslag op staande voet is hiervoor onvoldoende. [verzoekende partij] had sinds 2 mei de gelegenheid om een second (of first) opinion aan te vragen en ook na indiening van het verzoekschrift kon een dergelijk deskundigenbericht aan het verzoek worden toegevoegd. Dit brengt mee, dat het verzoek, voor zover gericht op loonbetaling tijdens ziekte afgewezen moet worden.
[verzoekende partij] heeft hier tegenover slechts verklaard dat de overgelegde arbeidsovereenkomst niet door hem is ondertekend en dat hij zijn arbeidscontract kwijt is. Dat is geen afdoende betwisting van de stelling dat dit contract weergeeft wat tussen partijen overeengekomen is. In het contract is opgenomen: ‘
Het salaris per uur wordt per klus bepaald. Dit bedrag wordt geacht inclusief vakantiegeld, een vergoeding voor vakantieuren, alsmede een vergoeding voor reisuren en reisgeld te zijn. (…)’. Gelet op deze bepaling en de bedragen en toelichtingen op de salarisspecificaties heeft [verzoekende partij] onvoldoende onderbouwd dat sprake is van een vordering ten aanzien van de toeslagen en vakantiebijslag.