ECLI:NL:RBGEL:2018:5792

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 juni 2018
Publicatiedatum
17 december 2019
Zaaknummer
6520387 CV EXPL 17-5806
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van servicekosten en rechtsgeldigheid van opzegging van overeenkomst tussen exploitant en eigenaar van bungalow

In deze zaak vordert de besloten vennootschap Recreatiecentrum Het Zonnetje B.V. betaling van servicekosten van € 645,29 van de gedaagde partijen, die eigenaar zijn van een bungalow op het park. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst die de gedaagde partijen met Het Zonnetje zijn aangegaan, waarin zij zich verplichten om een service-overeenkomst aan te gaan. De gedaagde partijen hebben deze overeenkomst opgezegd, maar Het Zonnetje stelt dat deze opzegging niet rechtsgeldig is, omdat de overeenkomst een duurovereenkomst betreft die niet eenzijdig kan worden beëindigd. De kantonrechter heeft de feiten en het procesverloop in overweging genomen, waaronder de dagvaarding en de conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De rechter oordeelt dat de overeenkomst niet eenzijdig door de gedaagde partijen kon worden opgezegd, omdat deze bedoeld is om te blijven bestaan zolang de onderliggende verhouding tussen exploitant en eigenaar bestaat. De rechter wijst de vordering van Het Zonnetje toe, inclusief de wettelijke rente en proceskosten, en verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaakgegevens 6520387 CV EXPL 17- 5806
grosse aan: eisende partij
afschrift aan: gedaagde partijen
verzonden d.d.:
vonnis van de kantonrechter van 13 juni 2018
in de zaak van
de besloten vennootschapRecreatiecentrum Het Zonnetje B.V.,
gevestigd te [adres gedaagde partij] ,
eisende partij,
gemachtigde: J. Hardeman (Schuman Incasso & Gerechtsdeurwaarders)
tegen

1.[gedaagde sub 1]

2.
[gedaagde sub 2] ,
beiden wonenden te [adres gedaagde partij] ,
gedaagde partijen,
gemachtigde: mr. M.H.M. Deppenbroek.
Partijen worden hierna Het Zonnetje en [gedaagde partij] (gedaagde partijen samen) genoemd.

1.Het procesverloop

Het verloop blijkt uit:
- de dagvaarding van 29 november 2017,
- de conclusies van antwoord, repliek en dupliek.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Het Zonnetje exploiteert een bungalowpark in Zelhem. [gedaagde partij] hebben in 2002 een op het park gelegen bungalow ( [nummer bungalow] ), met ondergrond, gekocht.
In de akte van levering van 6 juni 2002 is onder meer opgenomen:

Voormelde koopovereenkomst is, voor zover ten deze nog van belang, gesloten onder de volgende bedingen: (…)BEKENDE ERFDIENSTBAARHEDEN, KWALITATIEVE BEDINGEN EN/OF BIJZONDERE VERPLICHTINGEN(…)3. Koper verbindt zich, zich terstond als lid van de vereniging Vereniging [naam vereniging] (…) op te geven en daarvan lid te blijven gedurende de periode dat hij eigenaar is van het verkochte, (…)4. (…)5. Koper verplicht zich een overeenkomst aan te gaan met de exploitant van het vakantiebungalowpark waarvan het verkochte deel uitmaakt, of een door deze aan te wijzen derde (verder te noemen: de exploitant), met betrekking tot de door deze aan hem ten behoeve van het gebruik van de bungalow te verlenen diensten, welke diensten onder meer zullen omvatten het onderhoud van paden en plantsoenen, de afvoer van vuilnis, de terreinverlichting, het ter beschikking stellen van een goed functionerend net voor de ontvangst van televisieprogramma’s, het toezicht op het terrein, hulp bij storingen of ongevallen, het schoonhouden van dakgoten en het op verzoek één maal per jaar aftappen van water bij vorst.De Exploitant is bevoegd de hiervoor bedoelde overeenkomst niet aan te gaan met koper maar met gemelde vereniging. (…)6. (…)(…)13. Het sub 2 tot en met 14 bepaalde dient bij elke overdracht van het bij deze akte verkochte, (…) in de akte van overdracht/vestiging woordelijk te worden opgenomen, aan de verkrijger opgelegd en ten behoeve van belanghebbenden aangenomen. (…)”.
2.2.
Op 28 mei 2002 hebben partijen een overeenkomst gesloten met het opschrift ‘service-contract [naam 1] ’ (hierna: de overeenkomst). In de overeenkomst wordt Het Zonnetje aangeduid als ‘de vennootschap’ en [gedaagde partij] als ‘ondergetekende sub 2’. Partijen zijn het volgende overeengekomen:

(…) de vennootschap verbindt zich tegenover de ondergetekende sub 2 ;
a. één maal per jaar , op verzoek van ondergetekende sub 2, de waterleiding in de bungalow af te tappen ter voorkoming van schade door vorst;
b. tot het afvoeren van vuilnis , (…); de kosten en rechten die de gemeente
Zelhem aan de ondergetekende sub 2 als eigenaar/gebruiker van de door hem gekochte bungalow oplegt komen ten laste van de ondergetekende sub 2;c. de ondergetekende sub 2 (…) zonder vergoeding gebruik te laten maken van de tennisbaan en speelobjecten, voor zover aanwezig op het terrein van het Vakantiebungalowpark [naam 1] of op het aangrenzende terrein [adres] (…)d. driemaal per jaar de dakgoten van de bungalow te ontdoen van bladeren;e. eenmaal per jaar de gevels van de bungalow te ontdoen van aangroei, zoals algen;
f. de wegen behorende tot het vakantiebungalowpark [naam 1] en de toegang van de openbare weg in goede staat te houden (…);
g. via de kabels en leidingen de bungalow aangesloten te houden op de openbare electriciteits-voorziening en waterleiding, voor zover die leidingen niet eigendom zijn van of in beheer bij het betreffende Nutsbedrijf en op de daarvoor ter beschikking te stellen centrale antenne ;
h. via de rioolering en de daarbij behorende installaties de bungalow aangesloten te houden op het openbare riool .Waartegenover de ondergetekende sub 2 een maandelijks bijdrage aan de vennootschap zal voldoen, groot f 89,35 te vermeerderen met omzetbelasting, bij vooruitbetaling te betalen op de eerste dag van elke maand.
Gemeld bedrag zal jaarlijks per 1 april worden verhoogd of verlaagd evenredig met de verhoging of verlaging per 1 januari daaraan voorafgaand van het door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gepubliceerde indexcijfers (…)
Gemeld bedrag van f 89,35 is gebaseerd op het indexcijfer per januari 1993.(…)Indien de vennootschap aan de overheid of semioverheid kosten, rechten, bijdragen, heffingen en dergelijke verschuldigd is, welke betrekking hebben op de door de ondergetekende sub 2 gekochte bungalow of de ten behoeve van de eigenaar of gebruiker daarvan verrichte diensten, is de vennootschap gerechtigd die aan de ondergetekende sub 2 in rekening te brengen. (…)”.
2.3.
Bij brief van 23 augustus 2016 heeft [gedaagde partij] de overeenkomst met Het Zonnetje opgezegd tegen 31 december 2016.
2.4.
Het Zonnetje heeft aan [gedaagde partij] 5 facturen gezonden voor servicekosten, voorschotten, vuilstortkosten en kosten slagboom over de maanden januari tot en met november 2017. Hiervan is een gedeelte onbetaald gebleven.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Het Zonnetje vordert, na vermindering van eis, dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
[gedaagde partij] hoofdelijk zal veroordelen tot betaling van € 645,29, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 23 november 2017 tot de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde partij] in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover indien niet binnen veertien dagen na de betekening van het vonnis tot betaling is overgegaan.
3.2.
Het Zonnetje voert daartoe aan dat [gedaagde partij] gehouden zijn een service-overeenkomst met haar aan te gaan, nu dit in de leveringsakte als plicht is opgenomen. Aan het derdenbeding kan Het Zonnetje rechten ontlenen. De overeenkomst is daarom niet eenzijdig opzegbaar. [gedaagde partij] dient de verplichtingen uit de overeenkomst na te komen en dus de facturen te betalen. Voor zover er wel een opzegbevoegdheid voor [gedaagde partij] zou blijken te bestaan, is het in strijd met de redelijkheid en billijkheid indien daarvan gebruik gemaakt wordt zonder zwaarwegende grond. Nu deze ontbreekt, kan de opzegging niet worden aanvaard. Een belangenafweging zal in het voordeel van Het Zonnetje moeten uitvallen.
3.3.
[gedaagde partij] voert verweer tegen de vordering. Hij voert daarbij met name aan dat de overeenkomst wel opgezegd kan worden en opgezegd is. De door Het Zonnetje aan [gedaagde partij] te leveren diensten zijn aan verandering onderhevig, dus alleen daaruit volgt al dat de overeenkomst ook aan verandering onderhevig kan zijn. Nu de overeenkomst opgezegd is, ontbreekt de grondslag voor de vordering van Het Zonnetje. [gedaagde partij] is wel bereid een nieuwe overeenkomst met Het Zonnetje aan te gaan, maar partijen zijn het over de inhoud daarvan (nog) niet eens geworden. Door de opstelling van het Zonnetje heeft [gedaagde partij] nodeloze (proces)kosten moeten maken.

4.De beoordeling

4.1.
Centraal staat de vraag of [gedaagde partij] de overeenkomst met Het Zonnetje rechtsgeldig heeft opgezegd. Hierbij is het volgende van belang.
4.2.
Uit artikel 6:248 BW volgt, dat een overeenkomst niet alleen de gevolgen heeft die partijen expliciet zijn overeengekomen, maar ook de gevolgen die uit de aard van de overeenkomst, de wet, gewoonte of redelijkheid en billijkheid voortvloeien. Voor de vraag of de overeenkomst de mogelijkheid van opzegging kent, is dus niet alleen van belang wat in de overeenkomst zelf opgeschreven is, maar ook de aard van de overeenkomst en hetgeen de bedoeling van partijen is geweest bij het aangaan daarvan.
Die bedoeling volgt, zoals partijen ook erkennen, uit de leveringsakte. In de leveringsakte is een derdenbeding als bedoeld in artikel 6:253 BW ten gunste van Het Zonnetje opgenomen. [gedaagde partij] heeft dit beding aanvaard en daarmee is voor Het Zonnetje het recht ontstaan van [gedaagde partij] te verlangen dat een overeenkomst met haar wordt aangegaan. [gedaagde partij] heeft dat ook gedaan. [gedaagde partij] merkt terecht op dat de leveringsakte niet verplicht ook precies déze overeenkomst te sluiten die partijen gesloten hebben, maar dat neemt niet weg dat partijen daar wel voor gekozen hebben. In de overeenkomst is geen bepaling opgenomen die voorziet in een opzegging.
4.3.
Gelet op deze aard van de overeenkomst, waarbij het gaat om het regelen van de verhouding tussen parkexploitant en bewoner/eigenaar en de over en weer bestaande verplichtingen nader vast te leggen, betreft het een overeenkomst die bedoeld is te blijven bestaan zolang de onderliggende verhouding van exploitant en eigenaar/bewoner bestaat. Daarmee is de overeenkomst in beginsel gedurende die periode niet opzegbaar. Dat staat overigens op zich niet in de weg aan wijzigingen van de overeenkomst. De overeenkomst van partijen is een duurovereenkomst, een doorlopende contractuele relatie voor onbepaalde tijd. De inhoud van een duurovereenkomst kan in de loop der tijd enigszins wijzigen, door de manier waarop partijen in de loop van de tijd invulling geven aan de verplichtingen die over en weer bestaan. Partijen onderkennen dat dit het geval is geweest met betrekking tot de diensten die door Het Zonnetje worden geleverd.
De duurovereenkomst zal wel opzegbaar zijn indien bijvoorbeeld één van partijen de genoemde hoedanigheid verliest of indien er zwaarwegende belangen zouden zijn die maken dat voortduren van de overeenkomst niet langer van één van partijen kan worden gevergd. Dat dergelijke omstandigheden aan de orde zijn, is niet (onderbouwd) gesteld. Het gegeven dat in de leveringsakte ook is voorzien in de mogelijkheid dat Het Zonnetje er voor kan kiezen de overeenkomst niet met [gedaagde partij] maar met de Vereniging aan te gaan, is geen grond voor het aannemen van opzegbaarheid door [gedaagde partij] nu dit een bevoegdheid van Het Zonnetje betreft en overigens ook zou leiden tot een overeenkomst waar [gedaagde partij] aan gebonden is en blijft zolang hij lid is van de Vereniging.
4.4.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de overeenkomst niet eenzijdig door [gedaagde partij] opgezegd kon worden. Anders dan [gedaagde partij] meent, kan artikel 7:408 BW in dit geval niet onverminderd worden gehanteerd. De aard van de overeenkomst brengt immers mee, dat nu juist niet te allen tijde opgezegd kan worden, zodat de uitzondering van artikel 7:400 lid 2 BW aan de orde is.
4.5.
Het Zonnetje kan dan ook aanspraak maken op de vergoedingen die uit de overeenkomst volgen. In de overeenkomst is opgenomen dat een maandelijkse bijdrage van
ƒ 98,35 (plus omzetbelasting) verschuldigd is, welk bedrag aan jaarlijkse indexering onderhevig is. Zoals ook in het tussen partijen gewezen vonnis van deze rechtbank van
23 september 2015 is overwogen, is [gedaagde partij] de servicekosten conform de overeenkomst verschuldigd gebleven.
4.6.
Naast deze servicekosten brengt Het Zonnetje ook kosten in rekening voor de slagboom en kosten verontreinigingsheffing. Tussen partijen is over de kosten van de slagboom reeds beslist in het eerdergenoemde vonnis. [gedaagde partij] stelt echter dat nadien de situatie gewijzigd is, doordat hij geen lid meer is van de Vereniging en daarom niet meer gebonden kan zijn aan het besluit van de Vereniging omtrent de kosten van de slagboom en dus het beroep op het gezag van gewijsde van het vonnis ten aanzien van dit onderdeel faalt. [gedaagde partij] heeft deze stelling echter onvoldoende onderbouwd. Hij heeft volstaan met het overleggen van een opzeggingsbrief aan de Vereniging, zonder kenbaar te maken of die opzegging ook is aanvaard. In het licht van de in de leveringsakte opgenomen verplichting voor [gedaagde partij] om lid te worden en te blijven van de Vereniging is de enkele brief onvoldoende om aan te nemen dat de opzegging ook heeft geleid tot het einde van het lidmaatschap. Daarmee komt aan het vonnis van 23 september 2015 ook op dit onderdeel gezag van gewijsde toe.
4.7.
Ten aanzien van de verontreinigingsheffing stelt [gedaagde partij] dat hij voor deze kosten zelf rechtstreeks wordt aangeslagen. De permanente bewoners van het park, waaronder [gedaagde partij] , worden zelfstandig aangeslagen en vallen niet onder de aan het park in rekening gebrachte kosten, aldus [gedaagde partij] Het Zonnetje betwist dit en stelt dat de eigen aanslag van [gedaagde partij] alleen ziet op de watersysteemheffing en zuiveringsheffing, maar niet op de verontreinigingsheffing die bij Het Zonnetje in rekening gebracht wordt en waarvoor de kosten worden doorbelast. Het Zonnetje heeft haar stellingen voldoende met stukken onderbouwd. [gedaagde partij] heeft daarentegen niet onderbouwd dat hij ook voor de verontreinigingsheffing zelf wordt aangeslagen, nu de door hem overgelegde stukken niet op die heffing zien.
Nu uit de overeenkomst van partijen volgt dat Het Zonnetje de ten behoeve van [gedaagde partij] bij haar door de (semi)overheid in rekening gebrachte heffingen bij [gedaagde partij] in rekening mag brengen, kan ook dit onderdeel van de vordering worden toegewezen.
4.8.
Uit het voorgaande volgt, dat de vordering van Het Zonnetje, zoals gewijzigd, in hoofdsom toegewezen kan worden. Ook de meegevorderde wettelijke rente is toewijsbaar. [gedaagde partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, die tot op heden aan de zijde van Het Zonnetje worden vastgesteld op € 86,60 explootkosten, € 470,00 vast recht en € 200,00 salaris van de gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde partij] hoofdelijk tot betaling van € 645,29, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 23 november 2017 tot de dag van algehele voldoening,
5.2.
veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten, die tot op heden aan de zijde van Het Zonnetje worden vastgesteld op € 86,60 explootkosten, € 470,00 vast recht en € 200,00 salaris van de gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover indien niet binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot betaling is overgegaan,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Engelbert-Clarenbeek en in het openbaar uitgesproken op
13 juni 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.