Uitspraak
afschrift aan: gedaagde partijen
verzonden d.d.:
eisende partij,
gemachtigde: J. Hardeman (Schuman Incasso & Gerechtsdeurwaarders)
1.[gedaagde sub 1]
[gedaagde sub 2] ,
gedaagde partijen,
1.Het procesverloop
- de dagvaarding van 29 november 2017,
- de conclusies van antwoord, repliek en dupliek.
Hierna is vonnis bepaald.
2.De feiten
In de akte van levering van 6 juni 2002 is onder meer opgenomen:
“
Voormelde koopovereenkomst is, voor zover ten deze nog van belang, gesloten onder de volgende bedingen: (…)BEKENDE ERFDIENSTBAARHEDEN, KWALITATIEVE BEDINGEN EN/OF BIJZONDERE VERPLICHTINGEN(…)3. Koper verbindt zich, zich terstond als lid van de vereniging Vereniging [naam vereniging] (…) op te geven en daarvan lid te blijven gedurende de periode dat hij eigenaar is van het verkochte, (…)4. (…)5. Koper verplicht zich een overeenkomst aan te gaan met de exploitant van het vakantiebungalowpark waarvan het verkochte deel uitmaakt, of een door deze aan te wijzen derde (verder te noemen: de exploitant), met betrekking tot de door deze aan hem ten behoeve van het gebruik van de bungalow te verlenen diensten, welke diensten onder meer zullen omvatten het onderhoud van paden en plantsoenen, de afvoer van vuilnis, de terreinverlichting, het ter beschikking stellen van een goed functionerend net voor de ontvangst van televisieprogramma’s, het toezicht op het terrein, hulp bij storingen of ongevallen, het schoonhouden van dakgoten en het op verzoek één maal per jaar aftappen van water bij vorst.De Exploitant is bevoegd de hiervoor bedoelde overeenkomst niet aan te gaan met koper maar met gemelde vereniging. (…)6. (…)(…)13. Het sub 2 tot en met 14 bepaalde dient bij elke overdracht van het bij deze akte verkochte, (…) in de akte van overdracht/vestiging woordelijk te worden opgenomen, aan de verkrijger opgelegd en ten behoeve van belanghebbenden aangenomen. (…)”.
“
(…) de vennootschap verbindt zich tegenover de ondergetekende sub 2 ;
3.De vordering en het verweer
[gedaagde partij] hoofdelijk zal veroordelen tot betaling van € 645,29, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 23 november 2017 tot de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde partij] in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover indien niet binnen veertien dagen na de betekening van het vonnis tot betaling is overgegaan.
4.De beoordeling
Die bedoeling volgt, zoals partijen ook erkennen, uit de leveringsakte. In de leveringsakte is een derdenbeding als bedoeld in artikel 6:253 BW ten gunste van Het Zonnetje opgenomen. [gedaagde partij] heeft dit beding aanvaard en daarmee is voor Het Zonnetje het recht ontstaan van [gedaagde partij] te verlangen dat een overeenkomst met haar wordt aangegaan. [gedaagde partij] heeft dat ook gedaan. [gedaagde partij] merkt terecht op dat de leveringsakte niet verplicht ook precies déze overeenkomst te sluiten die partijen gesloten hebben, maar dat neemt niet weg dat partijen daar wel voor gekozen hebben. In de overeenkomst is geen bepaling opgenomen die voorziet in een opzegging.
De duurovereenkomst zal wel opzegbaar zijn indien bijvoorbeeld één van partijen de genoemde hoedanigheid verliest of indien er zwaarwegende belangen zouden zijn die maken dat voortduren van de overeenkomst niet langer van één van partijen kan worden gevergd. Dat dergelijke omstandigheden aan de orde zijn, is niet (onderbouwd) gesteld. Het gegeven dat in de leveringsakte ook is voorzien in de mogelijkheid dat Het Zonnetje er voor kan kiezen de overeenkomst niet met [gedaagde partij] maar met de Vereniging aan te gaan, is geen grond voor het aannemen van opzegbaarheid door [gedaagde partij] nu dit een bevoegdheid van Het Zonnetje betreft en overigens ook zou leiden tot een overeenkomst waar [gedaagde partij] aan gebonden is en blijft zolang hij lid is van de Vereniging.
ƒ 98,35 (plus omzetbelasting) verschuldigd is, welk bedrag aan jaarlijkse indexering onderhevig is. Zoals ook in het tussen partijen gewezen vonnis van deze rechtbank van
Nu uit de overeenkomst van partijen volgt dat Het Zonnetje de ten behoeve van [gedaagde partij] bij haar door de (semi)overheid in rekening gebrachte heffingen bij [gedaagde partij] in rekening mag brengen, kan ook dit onderdeel van de vordering worden toegewezen.
5.De beslissing
13 juni 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.