Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 2 augustus 2017
- het proces-verbaal van comparitie van 30 oktober 2017
- de akte na comparitie van [gedaagde]
- de antwoordakte na comparitie van [eiser].
2.De feiten
Tenslotte overweegt de rechtbank dat het voordeel van de kortere reisafstand naar [plaats] minder zwaar weegt, nu de minderjarige [dochter], wanneer zij door haar vader wordt gebracht en opgehaald, dagelijks contact heeft met beide ouders en dat de beide ouders op die wijze de zorg voor [dochter] kunnen delen. Dit laatste acht de rechtbank in het bijzonder in het belang van [dochter].”
Gelet op het voorgaande kunnen de stellingen van de vader dat de dagelijkse ritten financieel en qua tijdsbesteding beslag op hem leggen, dat hij niet weet hoe lang hij dit kan volhouden en dat hij het in het belang van [dochter] acht dat zij zoveel mogelijk per taxi van en naar school dan wel therapie (die plaatsvindt op school) wordt vervoerd, niet worden gevolgd. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de vader is gehouden zijn toezeggingen na te komen. De niet nader onderbouwde stelling van de vader dat hij aanspraak kan maken op een vergoeding van (reis)kosten bij zijn eigen zorgverzekeraar indien [dochter] bij hem staat ingeschreven op de zorgpolis, is overigens gelet op de gemotiveerde betwisting door de moeder, onvoldoende aannemelijk geworden.”
3.Het geschil
primair
althans, indien vervoer per taxi door de verzekeraar geweigerd wordt, al haar medewerking te verlenen en alle benodigde handelingen te verrichten aan het met onmiddellijke ingang bij de zorgverzekeraar declareren c.q. aanvragen en laten vergoeden van de kosten van vervoer van [dochter] per eigen auto van haar huis naar school voor de dagen dat zij revalidatietherapie op school heeft, en voorts de daaruit te ontvangen vergoedingen steeds binnen veertien dagen na ontvangst ervan aan [eiser] door te betalen;
4.De beoordeling
“Ik begrijp uit uw mail dat er al vergoeding wordt gegeven vanuit de gemeente [naam gemeente] voor het brengen en halen naar en van school. Er zijn geen reiskosten aan de therapie verbonden, daar [dochter] de behandeling op de zelfde locatie krijgt. Er is dan geen recht op zittend ziekenvervoer. (…)” Na afwijzing van dit verzoek heeft [gedaagde] om heroverweging verzocht. Bij brief van 28 november 2017 heeft haar zorgverzekeraar hierop als volgt gereageerd:
“Op basis van de informatie die u ons gegeven hebt, heeft uw dochter geen recht op vergoeding van het zittend ziekenvervoer. Het vervoer van huis naar school en terug van school naar huis wordt vergoed door de gemeente. Er is bij uw dochter geen sprake van verzorging in een verpleegkundig kinderdagverblijf of kinderzorghuis (intensieve kindzorg).”[gedaagde] heeft hieruit geconcludeerd dat geen vergoeding mogelijk is en dat de vorderingen moeten worden afgewezen.
Vervoer naar Klimmendaal
Bestaat er aanspraak op leerlingenvervoer?” Omdat vaststaat dat [eiser] een vergoeding voor het vervoer van en naar school van de gemeente [naam gemeente] voor [dochter] ontvangt, kan hij geen aanspraak maken op een vergoeding zittend ziekenvervoer ten behoeve van [dochter] krachtens de zorgverzekering.
1.130,00(2,5 punten × tarief € 452,00)