ECLI:NL:RBGEL:2018:635

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 januari 2018
Publicatiedatum
13 februari 2018
Zaaknummer
C/05/331165/KG ZA 17-645
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • N.W. Huijgen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering ouders tegen school voor hervatting schoolgang minderjarig kind

In deze zaak hebben de ouders van een minderjarig kind, [naam dochter], een kort geding aangespannen tegen de stichting De Onderwijsspecialisten, die verantwoordelijk is voor de school van hun dochter. De ouders vorderen dat de school hun dochter in staat stelt haar schoolgang te hervatten, na een schorsing die volgde op een incident met een andere leerling. De ouders stellen dat de school haar zorgplicht schendt volgens artikel 19 van de Wet op de expertisecentra (WEC). De rechtbank heeft op 15 januari 2018 uitspraak gedaan in deze zaak.

De ouders hebben aangevoerd dat hun dochter, die lijdt aan PTSS, niet veilig naar school kan gaan zolang de andere leerling, [naam 1], daar ook aanwezig is. De ouders hebben een ingroeiplan opgesteld in samenwerking met de psycholoog van hun dochter, maar de school heeft dit plan niet geaccepteerd. De school heeft de andere leerling na een schorsing van een week weer toegelaten, wat de ouders als onterecht beschouwen. De ouders hebben verzocht om een onmiddellijke hervatting van de schoolgang van hun dochter onder de voorwaarden van het ingroeiplan.

De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de ouders niet in hun vorderingen kunnen worden ontvangen, omdat de andere leerling niet als partij in de procedure is betrokken. Hierdoor kan er geen belangenafweging plaatsvinden. De rechtbank heeft de vorderingen van de ouders afgewezen en hen in de proceskosten veroordeeld. De voorzieningenrechter heeft wel zijn bezorgdheid geuit over de situatie van [naam dochter] en het belang van haar terugkeer naar school benadrukt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/331165 / KG ZA 17-645
Vonnis in kort geding van 15 januari 2018
in de zaak van

1.[eiser sub 1],

en
2.
[eiser sub 2],
in hun hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordigers van hun minderjarige dochter, [naam dochter],
allen wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. J.S.C. Liebrand-Bos te Zwolle,
tegen
de stichting
STICHTING ORTHOPEDAGOGISCHE ONDERWIJSINSTELLINGEN ARNHEM EN OMSTREKEN, tevens handelende onder de naam De Onderwijsspecialisten,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Arnhem,
gedaagde,
gemachtigde mr. F.J.J.M. Janssen te Vught.
Eisers zullen hierna gezamenlijk als de ouders en afzonderlijk als [eiser sub 1] en [eiser sub 2] worden aangeduid en gedaagde als De Onderwijsspecialisten.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1A tot en met 33 van 29 december 2017
  • een brief met producties 34 en 35 van 3 januari 2018 namens de ouders
  • een brief met productie 28 van 4 januari 2018 namens de ouders
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 8 januari 2018
  • de pleitnota namens de ouders
  • de pleitnota namens De Onderwijsspecialisten.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser sub 1] en [eiser sub 2] zijn de ouders van hun minderjarige dochter [naam dochter], geboren op [geboorte datum dochter] (hierna: [naam dochter]). Zij zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [naam dochter].
2.2.
De Onderwijsspecialisten is het bevoegd gezag van diverse scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs in de regio’s Arnhem, Overbetuwe, Zuidwest-Veluwe, Liemers, Achterhoek en Stedendriehoek. Eén van deze scholen betreft het [naam school 2] te Apeldoorn. Het [naam school 2] is een school voor speciaal onderwijs voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben vanwege hun gedrag en sociaal emotionele ontwikkeling (cluster 4).
2.3.
[naam dochter] is sinds schooljaar 2016-2017 ingeschreven bij en zodoende een leerling van het [naam school 2]. Zij volgt de opleiding VMBO kader, Zorg en Welzijn oude stijl en zit in haar examenjaar. Daarvoor genoot [naam dochter] (onder meer) onderwijs op het [naam school 1] te Apeldoorn, alwaar zij als gevolg van extreem pestgedrag uiteindelijk is gediagnosticeerd met een Post Traumatisch Stress Syndroom (PTSS).
2.4.
Op 9 oktober 2017 is [naam dochter] op het schoolplein van het [naam school 2] aangevallen door een andere leerling van de school, [naam 1]. Deze aanval is afgeweerd c.q. afgewenteld door drie docenten. Op 10 oktober 2017 is [naam dochter] opnieuw door [naam 1] aangevallen, waarbij [naam 1] een fors deel van het haar van [naam dochter] heeft afgeknipt. [naam dochter] is na het incident weer naar school gegaan. [naam 1] is geschorst.
2.5.
Partijen hebben veelvuldig gesproken en gecorrespondeerd over de vraag hoe de schoolgang van [naam dochter] en [naam 1] verder moet verlopen, maar zij verschillen daarover van mening waardoor dat niet heeft geleid tot een oplossing.
2.6.
Op 14 november 2017 heeft [naam 1] haar schoolgang hervat. [naam dochter] is op die dag thuis gebleven van school.
2.7.
Op 14 november 2017 heeft zich een incident voorgedaan tussen [eiser sub 2] en een receptiemedewerker van de school. De volgende dag heeft ook tussen [naam dochter] en de directeur van de school een incident plaatsgevonden. Naar aanleiding van dat incident is [naam dochter] bij brief van 16 november 2017 geschorst. Ouders hebben aan de school kenbaar gemaakt dat zij het niet eens zijn met de schorsing en met de wijze waarop deze heeft plaatsgevonden.
2.8.
Na afloop van de schorsing heeft De Onderwijsspecialisten de ouders meermalen laten weten dat [naam dochter] weer welkom is op school. De ouders en De Onderwijsspecialisten hebben veelvuldig gesproken en gecommuniceerd over een zogenaamd ingroeiplan met als doel de schoolhervatting van [naam dochter] op een zo goed mogelijke manier te laten verlopen. De Onderwijsspecialisten hebben een ingroeiplan opgesteld, welke door de ouders met behulp van de behandeld psycholoog van [naam dochter] is aangevuld en aangepast. Gelet op de uiteenlopende wensen en opvattingen van de ouders en De Onderwijsspecialisten zijn zij niet gekomen tot een gezamenlijk ingroeiplan waarin beide partijen zich konden vinden. Een definitief door beide partijen ondertekend ingroeiplan is aldus niet tot stand gekomen. [naam dochter] gaat sinds 14 november 2017 niet meer naar school.
2.9.
Bij brief van 22 december 2017 hebben de ouders bij schrijven van hun advocaat bezwaar gemaakt tegen het besluit van 16 november 2017 om [naam dochter] te schorsen.

3.Het geschil

3.1.
De ouders vorderen bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, op de minuut en op alle dagen en uren:
I. De Onderwijsspecialisten te veroordelen om [naam dochter] met onmiddellijke ingang, dan wel op een door de voorzieningenrechter te bepalen tijdstip, in staat te stellen om haar schoolgang te hervatten overeenkomstig het door de ouders met de behandeld psycholoog van [naam dochter] opgestelde ingroeiplan (vgl. productie 27), dan wel op een door de voorzieningenrechter te bepalen wijze rekening houdend met de mentale gesteldheid en de belangen van [naam dochter], zulks op straffe van een direct opeisbare dwangsom van € 1.000,00 voor elke dag of gedeelte daarvan dat De Onderwijsspecialisten geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft aan de hiertoe strekkende veroordeling te voldoen,
II. De Onderwijsspecialisten in de kosten van dit geding te veroordelen, waaronder begrepen het verschuldigde griffierecht en het tot aan deze uitspraak begrote bedrag aan salaris gemachtigde, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis, en indien voldoening niet binnen deze termijn plaatsvindt te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de datum van het vonnis, althans van de veertiende dag na de datum van het vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening,
III. De Onderwijsspecialisten te veroordelen in de na de uitspraak vallende kosten (nakosten), voor wat betreft het salaris van de advocaat (nasalaris) forfaitair berekend op € 131,00 zonder betekening en verhoogd met € 68,00 in geval van betekening, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis, en indien voldoening niet binnen deze termijn plaatsvindt te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de datum van het vonnis, althans van de veertiende dag na de datum van het vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening.
3.2.
De Onderwijsspecialisten voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van de ouders, met veroordeling van de ouders in de kosten van de procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang van de vorderingen volgt uit de stellingen van de ouders en is voorts niet weersproken door De Onderwijsspecialisten.
4.2.
De vordering van de ouders strekt ertoe dat [naam dochter] in staat wordt gesteld haar schoolgang zo spoedig mogelijk te hervatten onder de door hen gestelde voorwaarden. Zij leggen, samengevat weergegeven, aan hun vordering ten grondslag dat De Onderwijsspecialisten in meerdere opzichten niet voldoet aan de op haar rustende wettelijke zorgplicht om [naam dochter] op een passende, adequate en reële wijze haar schoolgang te laten hervatten en om zorg te dragen voor de sociale, psychische en fysieke veiligheid van [naam dochter].
4.3.
Voorop wordt gesteld dat De Onderwijsspecialisten, als bevoegd gezag van onder andere het [naam school 2], een zorgplicht heeft op grond van de Wet op de expertisecentra (hierna: WEC). Artikel 19 WEC bepaalt in dit verband dat het bevoegd gezag zorgdraagt voor de kwaliteit van het onderwijs op school. Onder zorg dragen voor de kwaliteit van het onderwijs wordt in elk geval verstaan het naleven van de bij of krachtens deze wet gegeven voorschriften en het uitvoeren van het stelsel van kwaliteitszorg, bedoeld in artikel 21, vierde lid. Het vierde lid van artikel 21 bepaalt dat de beschrijving van het stelsel van kwaliteitszorg in elk geval omvat het zorg dragen voor:
het bewaken dat de leerling een ononderbroken ontwikkelingsproces kan doorlopen en dat het onderwijs wordt afgestemd op de ontwikkelingsmogelijkheden van de leerlingen, bedoeld in artikel 11, eerste lid, mede met behulp van het leerling- en onderwijsvolgsysteem, bedoeld in artikel 11, zevende lid, en
het vaststellen welke maatregelen ter verbetering nodig zijn.
4.4.
Naar aanleiding van een incident op 10 oktober 2017 tussen [naam dochter] en [naam 1], waarbij [naam dochter] slachtoffer was, is [naam 1] op grond van artikel 40a WEC geschorst. Ruim na ommekomst van de in voormeld artikel genoemde maximale periode van schorsing van ten hoogste één week, heeft De Onderwijsspecialisten [naam 1] op 14 november 2017 weer toegelaten tot de school en haar in staat gesteld om haar schoolgang te hervatten. Naast het feit dat een schorsing op grond van het bepaalde in artikel 40a WEC niet langer dan één week mag duren, is niet gesteld of gebleken dat zich een nieuw incident heeft voorgedaan op basis waarvan een nieuwe, al dan niet gedeeltelijke, schorsing van [naam 1] geïndiceerd was.
4.5.
De ouders van [naam dochter] zijn het met de reeds ingezette schoolhervatting van [naam 1] niet eens, omdat dit volgens hen niet in het belang is van [naam dochter] en De Onderwijsspecialisten daarmee in strijd handelt met de op haar jegens [naam dochter] rustende zorgplicht op grond van de WEC. Onweersproken is dat [eiser sub 2] zich op 14 november 2017 op school agressief heeft gedragen naar een receptiemedewerker van de school. Niet betwist is dat ook [naam dochter] zich op 15 november 2017 intimiderend, zelfbepalend en grensoverschrijdend heeft gedragen onder meer jegens de directeur van de school, mevrouw [naam directeur], en om die reden met ingang van 16 november 2017 is geschorst, hetgeen aan [naam dochter] en de ouders ook kenbaar is gemaakt, onder meer bij brief van 16 november 2017. Anders dan de ouders betogen, moet worden vastgesteld dat [naam directeur], als directeur van de school, bevoegd was [naam dochter] te schorsen en dat die schorsing op een juiste wijze heeft plaatsgevonden. De ouders en [naam dochter] zijn bij voormelde brief geïnformeerd over welke feiten en omstandigheden ten grondslag liggen aan de schorsing en de school is op grond van het bepaalde in artikel 40a WEC niet verplicht om de ouders voorafgaand aan de schorsing te horen. [naam dochter] heeft ter zake haar gedrag en wijze van communicatie voorafgaand aan haar schorsing ondanks meermaals vragen geen verklaring willen geven. De schorsing is inmiddels weer opgeheven en onweersproken is dat De Onderwijsspecialisten aan de ouders diverse malen heeft laten weten dat [naam dochter] weer welkom is op school en dat zij haar schoolgang kan hervatten. De Onderwijsspecialisten heeft daarvoor conform de afspraak met de ouders een zogenaamd ingroeiplan opgesteld en aan de ouders en [naam dochter] doen toekomen.
4.6.
De ouders wensen ook dat [naam dochter] haar schoolgang zo spoedig mogelijk hervat, maar dan wel op de door hen gestelde voorwaarden zoals verwoord in het door hen met behulp van de behandeld psycholoog van [naam dochter] aangepaste ingroeiplan. Eén van die voorwaarden houdt in dat [naam dochter] voor een bepaalde periode vanwege haar te volgen praktijklessen op dinsdag en voor het inhalen van haar achterstand op maandagochtend naar school gaat en dat [naam 1] op dinsdag en maandagochtend thuis blijft. Dit om een confrontatie tussen [naam dochter] en [naam 1] op school te voorkomen.
4.7.
Vast staat dat de in het ingroeiplan van de ouders opgenomen voorwaarden er op neer komen dat De Onderwijsspecialisten niet kan voldoen aan de op haar jegens [naam 1] rustende leer- en zorgplicht. De WEC biedt evenwel geen grondslag voor een nieuwe, gedeeltelijke schorsing van [naam 1]. Niet betwist is daarnaast dat [naam 1] conform het bepaalde in de Leerplichtwet gehouden is om haar lessen te volgen en dat door De Onderwijsspecialisten naast de reeds uitgediende schorsing geen vrijstelling kan worden gegeven voor te volgen lessen. Nog afgezien daarvan is de voorzieningenrechter in het kader van dit kort geding niet in staat een belangenafweging te maken, nu [naam 1] noch haar wettelijke vertegenwoordigers procespartij zijn in de onderhavige procedure en hun standpunt niet bekend is. Dit leidt ertoe dat de vordering van de ouders moet worden afgewezen.
4.8.
De voorzieningenrechter hecht eraan op te merken dat het zeer te betreuren is dat de schoolgang van [naam dochter] thans nog altijd niet is hervat, temeer nu dat, gelet op de periode dat [naam dochter] inmiddels is verstoken van onderwijs en gezien het feit dat zij in haar examenjaar zit, alleszins noodzakelijk wordt geacht. De voorzieningenrechter gaat er dan ook vanuit dat de partijen op korte termijn met elkaar in gesprek gaan om te komen tot een constructieve samenwerking en een succesvolle terugkeer van [naam dochter] naar school.
4.9.
De ouders zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van De Onderwijsspecialisten worden begroot op:
- griffierecht € 626,00
- salaris gemachtigde
816,00
Totaal € 1.442,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt de ouders in de proceskosten, tot de uitspraak van dit vonnis aan de zijde van De Onderwijsspecialisten begroot op € 1.442,00, waarin begrepen € 816,00 aan salaris advocaat.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen en in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2018.