ECLI:NL:RBGEL:2018:687

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 februari 2018
Publicatiedatum
15 februari 2018
Zaaknummer
6577190 VV EXPL 18-5
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het gebruiksrecht van de woning na verbreking van de samenwoning met kinderen

In deze zaak vorderde de vrouw het gebruiksrecht van de woning na de verbreking van de samenwoning met de man. De vrouw en de man hebben samen twee kinderen en na de verbreking van de relatie heeft de vrouw met de kinderen tijdelijk bij haar ouders gewoond. De vrouw stelde dat het in het belang van de kinderen was om weer in de woning te kunnen wonen, terwijl de man de woning niet wilde verlaten omdat hij anders zijn baan zou verliezen en geen andere woonruimte kon betalen. De rechtbank heeft de vordering van de vrouw afgewezen, omdat de belangen van de man zwaarder wogen. De man had een groot belang bij het behoud van zijn woning in verband met zijn werk, terwijl de vrouw en de kinderen bij de ouders van de vrouw konden inwonen. De rechtbank benadrukte dat het van belang was dat er snel een oplossing moest komen voor de kinderen, maar dat de huidige situatie voor de man ook niet houdbaar was. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

Rechtbank GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Apeldoorn
Zaakgegevens: 6577190 VV EXPL 18-5
Afschrift aan: partijen
Verzonden d.d.:
vonnis d.d. 14 februari 2018 in kort geding
in de zaak van
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
toevoeging: 2F09069
gemachtigde: mr. M.L.J. Wekking,
tegen
[gedaagde] ,wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna ‘de vrouw’ en ‘de man’ genoemd.

1.Het procesverloop

Het proces is begonnen met de kort geding dagvaarding van 19 januari 2018.
Tijdens de zitting van 31 januari 2018 is de zaak besproken. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van deze zitting.

2.De feiten

2.1.
De man en de vrouw hebben als partners samengewoond. Uit hun relatie zijn twee kinderen geboren, [naam kind 1] , die nu 12 jaar is en [naam kind 2] van nu 9 jaar.
2.2.
Partijen hebben samengewoond in een huis aan de [adres] te [plaatsnaam] . Het huis is eigendom van de man. Hij betaalt voor het huis de hypotheeklasten. De vrouw heeft met de kinderen het huis verlaten in september 2017. Zij wonen nu tijdelijk bij de ouders van de vrouw in huis.
2.3.
Partijen hebben de samenleving geregeld in een samenlevingsovereenkomst. Hierin is onder andere afgesproken dat de overeenkomst kan eindigen door opzegging. De vrouw heeft bij brief van 4 december 2017 de samenlevingsovereenkomst opgezegd.
In de overeenkomst is ook afgesproken: “
(…) Ingeval de overeenkomst eindigt anders dan door overlijden van één van de partijen, heeft ieder van de partijen het recht zich tot de kantonrechter te wenden met het verzoek uit te spreken dat hij of zij – met uitsluiting van de andere partij – nog zes maanden mag blijven wonen in de laatstelijk door beiden bewoonde woning. De kantonrechter zal daarbij afwegen de belangen die partijen hebben om in de woning te blijven en de mogelijkheid een andere woning te vinden. (…)”.
2.4.
G. Nieuwehuis, werkend bij Jeugdbescherming Gelderland, heeft op 22 december 2017 een email gestuurd aan de vrouw, die bestemd is voor de advocaat van de vrouw. Ze schrijft daarin: “
(…) Sedert eind september verblijven [eiseres] en haar twee kinderen bij de ouders van mevrouw. Vanwege de duur van dit verblijf en de spanningen die dit onderling oplevert, ontstaan er ernstige escalaties en ontstaan er ruzies waarbij verkeerde dingen tegen elkaar gezegd worden. Hierdoor worden de kinderen nog meer belast dan ze al zijn, nu hun ouders niet langer bij elkaar zijn. Daarnaast is er sprake van persoonlijke problematiek van de kinderen (beiden hebben een stoornis binnen het autostisch spectrum) (…) Om te voorkomen dat de escalaties zo hoog oplopen dat het verblijf van mevrouw niet langer mogelijk is, is het zeer wenselijk dat er op korte termijn een tussenoplossing komt. (…)”.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De vrouw vindt dat het in het belang is van haar en de kinderen om zo snel mogelijk een eigen woonruimte te hebben. Omdat het niet lukt om snel voor een huurwoning in aanmerking te komen, maakt zij gebruik van de afspraak in de samenlevingsovereenkomst en vordert ze een voorziening. De vrouw vordert dat zij de komende zes maanden met de kinderen in het huis mag wonen, terwijl de man daar dan niet mag wonen. Ze vordert dat de man twee weken de tijd krijgt om vrijwillig het huis te verlaten. Als hij dat niet doet zou hij, zo vordert de vrouw, een dwangsom van € 500,00 per dag moeten betalen. Ook vordert ze dat vastgesteld wordt dat ze voor het gebruik van het huis geen vergoeding aan de man hoeft te betalen.
3.2.
De man is het met deze vorderingen niet eens. Hij kan nergens heen. Hij heeft geen andere tijdelijke woonruimte, terwijl de vrouw bij haar ouders kan wonen. Ook heeft hij geen geld om naast de hypotheek voor het huis iets anders te betalen. En als hij niet meer in [plaatsnaam] zou wonen zal hij zijn baan als postbesteller verliezen. De werkgever eist dat hij beschikt over een afsluitbare schuur voor de scooter en een grote ruimte om post te sorteren.

4.De beoordeling

4.1.
De eerste vraag, die ook op de zitting is gesteld, is de vraag of deze kwestie door de kantonrechter beslist mag worden. Volgens de wet mag de kantonrechter (onder andere) beslissen in zaken die gaan over minder dan € 25.000,-. Nu vordert de vrouw geen geld, dus is het de vraag welk belang deze zaak heeft als het om geld zou gaan. Bij de zitting heeft de man verteld dat hij ongeveer € 600,- per maand aan de hypotheek kwijt is en daarnaast nog de andere vaste lasten moet betalen. Hoewel het lastig is een bedrag te koppelen aan het mogen wonen in een huis, geven dit soort bedragen wel een indruk van een waarde. De vordering gaat over een periode van zes maanden. Het is dan voldoende aannemelijk dat deze procedure over minder dan € 25.000,- gaat, zodat de kantonrechter deze kwestie mag beoordelen.
4.2.
In een kort gedingprocedure wordt gevraagd om een (spoed)maatregel te treffen die niet kan wachten op de beslissing in een gewone rechtszaak. De wet gaat ervan uit dat er na de kort geding procedure ook een gewone rechtszaak zal komen. In de praktijk gebeurt dat niet altijd, maar voor de beslissing is dit wel belangrijk. Het gaat om een tijdelijke maatregel, die vooruit loopt op een definitieve beslissing. Omdat een kort geding snel beslist moet worden is er geen mogelijkheid om getuigen te horen of ander onderzoek te (laten) doen.
4.3. In de samenlevingsovereenkomst hebben partijen afgesproken dat de kantonrechter mag beslissen wie er na de samenwoning nog zes maanden in het huis mag blijven wonen. Ze hebben toen ook afgesproken dat de kantonrechter moet letten op alle belangen van partijen om in de woning te blijven. De vrouw noemt geen eigen belang om in het huis te blijven (of eigenlijk terug te keren). Haar belang is het belang van de kinderen.
4.4.
Het is duidelijk dat (de vrouw en) de kinderen op korte termijn ergens anders moeten kunnen wonen dan bij de ouders van de vrouw. Vooral de brief van de Jeugdbescherming geeft aan dat het voor de kinderen niet goed is als de situatie lang zo blijft. De vrouw zou het liefst een huurwoning toegewezen krijgen, maar daarvoor is een urgentieverklaring nodig. Die kan ze nu niet krijgen, omdat er geen ouderschapsplan ligt. Een ouderschapsplan wordt gevraagd om goed te kunnen beoordelen voor hoeveel mensen ze woonruimte nodig heeft. Volgens de vrouw is er nog geen ouderschapsplan omdat de man niet meewerkt. Dat is iets waar in dit kort geding geen oordeel over wordt gevraagd en waar dus geen beslissing over wordt gegeven.
De urgentieverklaring wordt ook niet gegeven als er nog een kans is dat ze weer in het huis dat ze verlaten heeft kan gaan wonen. Daarom vraagt de vrouw daar nu een beslissing over.
4.5.
Op de zitting heeft de man gezegd dat de kinderen best bij hem in het huis mogen komen wonen, maar dat is geen echte oplossing. De man kan niet voor hen zorgen als hij werkt. Dat geeft hij ook zelf toe. En bovendien heeft de vrouw verklaard dat de zoon niet bij de man wil logeren. Ook moet er nu al iemand van Jeugdbescherming aanwezig zijn om de dochter op te vangen als ze uit school komt en de man werkt. Het is dus geen werkbaar plan om de kinderen op dit moment bij de man te laten wonen. Als de kinderen weer in het huis gaan wonen zal dat met de vrouw moeten zijn en niet met de man.
Het belang van de vrouw om in het huis te kunnen gaan wonen is dus groot, omdat het voor de kinderen van groot belang is.
4.6.
Maar de man heeft ook een groot belang om in het huis te kunnen blijven wonen. Dat hangt samen met zijn werk. De man werkt 12 dagen per vier weken in de beveiliging. Daarnaast werkt hij 15 uur per week als postbesteller. Voor de baan als postbesteller moet hij van zijn werkgever een ruimte hebben die op slot kan om zijn scooter te parkeren. En omdat hij de post zelf moet sorteren, moet hij ook ongeveer 30 m2 sorteerruimte hebben. Verder is zijn werkgebied afgestemd op de woonplaats.
De vrouw heeft dit niet tegengesproken. De man zegt dat hij, als hij het werk als postbesteller kwijt raakt, niet genoeg inkomsten heeft om alle vaste lasten voor het huis en zijn gewone dagelijkse kosten te betalen.
4.7.
In de samenlevingsovereenkomst is ook opgenomen dat de kantonrechter rekening moet houden met de mogelijkheden die de man en de vrouw hebben om ergens anders te gaan wonen. Het is duidelijk dat de vrouw bij haar ouders kan wonen, maar dat het daar niet goed gaat en dat er voor de kinderen zo snel mogelijk een eind aan moet komen.
Voor de man is, zoals het er nu naar uitziet, geen andere plek beschikbaar. Misschien zou hij in de caravan kunnen gaan wonen, maar die is te klein om post te sorteren, dus dan zal hij met zijn werk in de problemen komen. Bovendien moet hij dan een standplaats betalen en zal hij stookkosten hebben, die in de winter hoog kunnen zijn. Als hij ook de vaste lasten van het huis moet blijven betalen heeft hij daar geen geld voor.
4.8.
Zoals het er nu voorstaat hebben de kinderen (en dus de vrouw) erg veel belang bij het huis. Maar de man ook. En voor iedereen is het belangrijk dat de man zijn werk kan houden. De vrouw heeft zelf een inkomen van ongeveer € 1.000,- per vier weken. Als de vrouw in het huis zou gaan wonen, kan zij de vaste lasten daarvoor niet betalen. Dat moet de man blijven doen. Dat vordert de vrouw ook. Maar als de man ook moet gaan betalen voor een standplaats en stookkosten van de caravan en zijn baan als postbesteller kwijt raakt, dan zal hij zeer waarschijnlijk de vaste lasten van het huis niet meer kunnen betalen. Ook de vrouw en de kinderen zullen dan op den duur niet in het huis kunnen blijven wonen. Dat is een resultaat waar niemand belang bij heeft.
4.9.
Als alle belangen worden afgewogen, moet op dit moment het belang van de man zwaarder wegen dan het belang van de vrouw. Maar eigenlijk moet voor beide partijen het belang van de kinderen het zwaarst wegen en moeten zij er samen voor zorgen dat de kinderen zo snel mogelijk in een geschikt huis kunnen wonen. Als dat niet het huis van de man is, dan moet het een huurhuis zijn waarvoor de vrouw een urgentieverklaring nodig heeft. Dan moeten zij samen ervoor zorgen dat zo snel mogelijk een urgentieverklaring afgegeven kan worden. Natuurlijk is overleg met een ex-partner moeilijk. Tijdens de zitting is gebleken dat de man wel informatie wilde geven aan de advocaat van de vrouw over zijn inkomen. Daar konden ook concrete afspraken over gemaakt worden. Het is voor de kinderen heel belangrijk dat er snel een ouderschapsplan gemaakt wordt en dat partijen ook daarover afspraken gaan maken. Daar gaat deze procedure niet over, maar het is er wel het gevolg van, want dat kan helpen bij het krijgen van een geschikt huis voor de kinderen.
4.10.
De kosten van deze procedure moet iedere partij zelf dragen, omdat zij ex-partners zijn.

5.De beslissingDe kantonrechter, rechtdoende,

5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
compenseert de proceskosten zo, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Engelbert-Clarenbeek en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 februari 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.