ECLI:NL:RBGEL:2018:763

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 februari 2018
Publicatiedatum
20 februari 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 3937
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herplaatsing van een hond en de bevoegdheid van de burgemeester

In deze zaak hebben de eigenaren van de hond Luna bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van Nunspeet om de hond te herplaatsen. De burgemeester had eerder besloten om de hond in beslag te nemen na meerdere bijtincidenten. Na het indienen van een bezwaar door de eigenaren, verklaarde de burgemeester dit bezwaar ongegrond. Hierop hebben de eigenaren beroep ingesteld bij de rechtbank Gelderland. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het besluit van de burgemeester vernietigd. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester niet bevoegd was om de hond zonder toestemming van de eigenaren te herplaatsen, omdat dit inbreuk maakt op hun eigendomsrecht. De rechtbank benadrukte dat de burgemeester alleen bevoegd is om in te grijpen in situaties waar de openbare orde in gevaar is, en dat de herplaatsing van de hond niet onder deze bevoegdheid valt. De rechtbank heeft de burgemeester veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de eigenaren en het griffierecht. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter G.W.B. Heijmans en is verzonden naar de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/3937

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen:

[eisers] en [eisers], te [woonplaats], eisers

(gemachtigde: mr. J. Biemond),
en

de burgemeester van de gemeente Nunspeet, verweerder.

Als derde-partijen hebben aan het geding deelgenomen:
[derde-partij] en [derde-partij], te [woonplaats]
en
[derde-partij], [derde-partij] en [derde-partij], te [woonplaats].

Procesverloop

Bij besluit van 6 februari 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder besloten de hond van eisers, genaamd Luna, te herplaatsen.
Bij besluit van 21 juni 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 december 2017, waar het beroep gelijktijdig is behandeld met de verzoeken om voorlopige voorziening met de zaaknummers AWB 17/6395 en AWB 17/6396. [eisers] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.H. Hinderks. Derde-partijen zijn ook verschenen. Na het sluiten van het onderzoek ter zitting is de gelijktijdige behandeling van het beroep met de verzoeken om voorlopige voorziening beëindigd.

Overwegingen

1. De rechtbank is van oordeel dat derde-partijen belanghebbenden zijn in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Verzoekers zijn woonachtig in de directe woonomgeving van de hond Luna en zijn slachtoffer geweest van bijtincidenten van Luna.
2. Eisers zijn de eigenaren van Luna, een Tibetaanse Mastiff. Luna is bij meerdere bijtincidenten betrokken geweest. Verweerder heeft op 27 oktober 2016 eisers gelast tot afgifte van Luna. Eisers hebben aan deze last voldaan. Op 6 februari 2017 heeft verweerder besloten om Luna niet aan eisers terug te geven en om Luna te herplaatsen. De bezwaren van eisers tegen het besluit tot herplaatsing van Luna heeft verweerder bij het bestreden besluit ongegrond verklaard. Ter uitvoering van een bij uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 maart 2017 (AWB 17/1169) getroffen voorlopige voorziening heeft verweerder bij het bestreden besluit tevens bepaald dat Luna op maandag 26 juni 2017 wordt teruggeven aan eisers. De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat verweerder het besluit tot herplaatsing in stand heeft gelaten, omdat hij na het vervallen van de voorlopige voorziening Luna opnieuw in beslag wilde nemen en tot herplaatsing over wilde gaan. Nadat bij uitspraak van de voorzieningenrechter van 9 november 2017 (AWB 17/5825) de getroffen voorlopige voorziening is opgeheven, heeft verweerder eisers ook gelast om Luna weer aan de gemeente Nunspeet af te geven. In deze procedure gaat het niet om het besluit tot (tijdelijke) teruggave van Luna en ook niet over het bevel tot afgifte. De rechtbank moet beoordelen of verweerder terecht heeft besloten om Luna te herplaatsen.
3. Eisers hebben daartegen onder meer aangevoerd dat verweerder niet bevoegd is om met gebruikmaking van de in artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet neergelegde ‘lichte’ bevelsbevoegd Luna te herplaatsen. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
Ter zitting is door verweerder verduidelijkt dat herplaatsing erop neerkomt dat Luna wordt ondergebracht bij een nieuwe eigenaar en dat eisers de definitieve beschikkingsmacht over Luna verliezen. Het is niet denkbeeldig dat bij het mislukken van de herplaatsing Luna zal worden geëuthanaseerd. Dit wordt immers in het risico-assessment van het assessmentteam van de Universiteit Utrecht, die aan het primaire besluit ten grondslag ligt, met zoveel woorden geadviseerd bij een mislukte herplaatsing.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 2 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3689, heeft artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet volgens de geschiedenis van de totstandkoming ervan betrekking op situaties waarin enerzijds geen overtreding van wettelijke voorschriften ter bewaring van de openbare orde plaatsvindt, terwijl anderzijds sprake is van een zodanige inbreuk op orde en rust dat niet meer van een aanvaardbaar niveau daarvan gesproken kan worden. Daartegen moet kunnen worden opgetreden. De bepaling dient er toe de burgemeester ook in dergelijke gevallen bevoegd te verklaren tot handelen. De burgemeester kan echter op basis van deze bepaling niet naar willekeur maatregelen ter bewaring van de openbare orde nemen. Er moet zich een verstoring van die orde of ernstige vrees daarvoor voordoen en de bevelen moeten noodzakelijk zijn voor de handhaving van de openbare orde. Voorts mogen de bevelen niet van wettelijke voorschriften afwijken en moeten ze proportioneel en subsidiair zijn (Kamerstukken I 1990/91, 19 403, nr. 64b, blz. 16-17).
De rechtbank is van oordeel dat de bevoegdheid van de burgemeester, in verband met de reikwijdte van de zogenoemde ‘lichte’ bevelsbevoegdheid van artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet, niet zo ver gaat dat de burgemeester na inbeslagname van een hond zonder toestemming van de eigenaar tot herplaatsing van een hond kan overgaan. Het besluit tot herplaatsing heeft tot gevolg dat eisers definitief de beschikkingsmacht over Luna verliezen. Het besluit maakt dus inbreuk op het eigendomsrecht van eisers. Met eisers is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet bevoegd is een dergelijke inbreuk te maken met toepassing van artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verweerder gelet op de eerdergenoemde uitspraak van de Afdeling van 2 december 2015 deze bevoegdheid wel kan aanwenden om een gevaarlijke hond in beslag te nemen. Met een dergelijke inbeslagname kan de vrees voor verstoring van de openbare orde worden tegengegaan. Niet valt in te zien dat het herplaatsen van Luna, zonder toestemming van eisers voldoet aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. Voor een dergelijke beslissing is naar het oordeel van de rechtbank een andere wettelijke grondslag vereist. Dat verweerder geen andere wettelijke bevoegdheid ter beschikking stond om Luna te herplaatsen kan daar niet aan afdoen.
4. Het beroep van eisers is gegrond. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien en het primaire besluit herroepen. Hetgeen voor het overige is aangevoerd hoeft geen bespreking.
5. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten in bezwaar en beroep. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.004 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 501 en een wegingsfactor 1, en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van
€ 501 en een wegingsfactor 1). Voorts hebben eisers aangegeven
€ 34,80 aan reis- en verblijfkosten te hebben. De rechtbank merkt op dat alleen reis- en verblijfkosten worden vergoed op basis van de kosten van het openbaar vervoer tweede klas. De rechtbank stelt deze kosten vast op € 21,58 (2 x € 10,79 (kosten enkele reis)). De verletkosten in verband met het bijwonen van de zitting komen in aanmerking voor vergoeding. Het door eisers gevraagde bedrag van € 108 acht de rechtbank acceptabel.
Voor vergoeding van de proceskosten van de derde-partijen bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers ten bedrage van € 2.133,58;
  • bepaalt dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht van € 168 aan hen vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, rechter, in tegenwoordigheid van W.C. Knoester, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.