Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
Rechtbank Gelderland
In deze zaak, die zich afspeelt in het civiele recht, betreft het een geschil tussen [eiser] en [gedaagden] over de verdeling van een onverdeeld woonhuis. Partijen zijn sinds 1994 gezamenlijk eigenaar van het woonhuis, maar de verstandhouding is ernstig verstoord geraakt, wat heeft geleid tot juridische procedures over de feitelijke en juridische verdeling van het pand. In een eerder vonnis van de Rechtbank Arnhem werd [eiser] veroordeeld om mee te werken aan de verkoop van haar aandeel aan [gedaagden], maar dit vonnis werd later door het Gerechtshof Arnhem vernietigd. Het hof oordeelde dat er geen geldige eigendomsoverdracht had plaatsgevonden en dat het woonhuis nog steeds gemeenschappelijk eigendom was.
In de onderhavige procedure vordert [eiser] betaling van de overwaarde van haar aandeel in het woonhuis, terwijl [gedaagden] zich beroepen op verrekening van hun vorderingen op [eiser]. De rechtbank oordeelt dat de vordering van [eiser] tot betaling van de overwaarde in beginsel toewijsbaar is, maar dat er nog een levering van het aandeel van [eiser] aan [gedaagden] moet plaatsvinden. De rechtbank bepaalt dat [gedaagden] aan [eiser] een bedrag van € 38.268,23 moeten betalen, en dat [eiser] moet meewerken aan de levering van haar aandeel. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.