ECLI:NL:RBGEL:2018:885

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 februari 2018
Publicatiedatum
27 februari 2018
Zaaknummer
18-618
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • L. van Gijn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van een dwangsombesluit inzake de hond Luna en voorlopige voorziening

Op 27 februari 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een zaak waarin de burgemeester van Nunspeet een last onder dwangsom had opgelegd aan de eigenaren van de hond Luna. Deze last was opgelegd naar aanleiding van een eerdere beslissing waarbij de hond moest worden afgegeven. De eigenaren hebben een verzoek ingediend voor een voorlopige voorziening, omdat zij van mening waren dat de situatie niet meer zo urgent was als bij het eerste dwangsombesluit. De voorzieningenrechter heeft de belangen van de eigenaren zwaarder laten wegen, omdat de hond Luna al geruime tijd niet meer in Nunspeet was gesignaleerd. De rechter oordeelde dat de verstoring van de openbare orde, die eerder als dringend werd ervaren, nu niet meer zo prangend was. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en het dwangsombesluit geschorst, met terugwerkende kracht vanaf 1 februari 2018. Tevens is de burgemeester veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de verzoekers. De uitspraak benadrukt de belangenafweging tussen de verzoekers en de burgemeester, waarbij de rechter de veranderde omstandigheden in acht heeft genomen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/618

uitspraak van de voorzieningenrechter van 27 februari 2018

op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker,

[verzoeker], verzoekster,
tezamen: verzoekers, te [woonplaats],
(gemachtigde: mr. J. Biemond),
en

de burgemeester van de gemeente Nunspeet, verweerder.

Als derde-partijen hebben aan het geding deelgenomen:
[derde-partij]en
[derde-partij], te [woonplaats]
en
[derde-partij], [derde-partij] en [derde-partij], te [woonplaats].

Procesverloop

Bij besluit van 15 januari 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder een last onder dwangsom opgelegd.
Verzoekers hebben tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 februari 2018. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde A.H. Hinderks. Derde-partijen zijn verschenen.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. De voorzieningenrechter weegt de belangen van verzoekers die pleiten vóór het treffen van een voorlopige voorziening en de belangen van verweerder en de derde-partijen die pleiten tegen het treffen daarvan, als volgt.
3. De voorzieningenrechter verwijst allereerst naar de uitspraak tussen partijen gegeven op 28 december 2017, zaaknummers AWB 17/6395 en AWB 17/6396.
Over het feitelijk verloop wordt nog het volgende opgemerkt.
Op 17 november 2017 heeft verweerder aan verzoekers bevolen de hond Luna, die kennelijk thans ook wel anders wordt genoemd, af te geven uiterlijk 20 november 2017.
Aangezien verzoekers Luna niet hebben afgegeven heeft verweerder op 21 november 2017 een last onder dwangsom opgelegd (het eerste dwangsombesluit). Die last hield in dat verzoekers een dwangsom zouden verbeuren van € 250 voor elke dag dat verzoekers na
24 november 2017 in gebreke zouden zijn om gevolg te geven aan het bevel tot afgifte.
Luna is (nog altijd) niet afgegeven.
Verweerder heeft bij het thans bestreden primaire besluit wederom een dwangsombesluit genomen (het tweede) dat in verband staat met het bevel tot afgifte van de hond Luna.
Het tweede dwangsombesluit bevat de last dat verzoekers aan het bevel tot afgifte van
17 november 2017 voldoen door Luna uiterlijk 18 januari 2018 op een bepaalde plaats af te geven. Daarbij is de dwangsom verhoogd tot € 750 per dag met een maximum van € 15.000.
4. Aangezien het maximum van de dwangsommen in het eerste dwangsombesluit
€ 5.000 bedraagt, kan geconstateerd worden dat verweerder de situatie van het niet-naleven van het bevel tot afgifte vanaf 15 december 2017 (namelijk na ommekomst van 20 dagen na 24 november 2017) tot 19 januari 2018 wat betreft het handhaven met een dwangsom ongemoeid liet.
Die constatering acht de voorzieningenrechter voor de belangenafweging van belang.
5. De voorzieningenrechter kent thans aan de belangen van verzoekers meer gewicht toe, omdat de basis van het tweede dwangsombesluit, net als het eerste, is gelegen in het bevel tot afgifte van de hond (bevel van 17 november 2017). Het bevel als zodanig is in deze zaak niet meer in geding. De verzochte voorlopige voorziening kan zich daarover dan ook niet uitstrekken.
Het bevel tot afgifte is gebaseerd op artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet.
De uitoefening door de burgemeester van deze zogenoemde lichte bevelsbevoegdheid van artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet moet verband houden met de handhaving van de openbare orde bij verstoring daarvan en bij ernstige vrees voor het ontstaan van zodanige verstoring.
De voorzieningenrechter verwijst in dit verband weer naar de eerdere uitspraak van
28 december 2017.
6. De voorzieningenrechter is van oordeel, mede gelet op hetgeen hiervoor onder 4. is overwogen, dat bij het primaire besluit van 15 januari 2018 de verstoring van de openbare orde, dan wel de ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, niet meer zo prangend aanwezig was als bij het eerste dwangsombesluit van 21 november 2017.
De hond Luna is immers in de tussenliggende periode niet meer gesignaleerd in [woonplaats]. Verzoekers hebben zelfs gesteld dat zij Luna tot 12 februari 2018 elders in Nederland op een vakantiepark hebben (verborgen) gehouden en ook ter zitting hebben zij wederom niet willen aangeven waar Luna zich bevindt.
De omstandigheid dat Luna niet meer in [woonplaats] is gesignaleerd maakt dat de grondslag van de bevelsbevoegdheid van de burgemeester ten tijde van het nemen van het tweede dwangsombesluit, namelijk (ernstige vrees voor het ontstaan van) verstoring van de openbare orde, enigszins is verbleekt. Daardoor valt de belangenafweging door de voorzieningenrechter inzake het tweede dwangsombesluit thans uit in het nadeel van verweerder.
7. Luna wordt nog altijd als een gevaarlijke hond beschouwd. Daarnaast hebben verzoekers nog hun hoofdverblijf in [woonplaats] en hebben zij de beschikkingsmacht over de hond. Indien verzoekers Luna weer in huis in [woonplaats] zouden hebben, is begrijpelijk dat de derde partijen en andere omwonenden weer een gevoel van onrust krijgen. Dan kan er (weer) ernstige vrees voor het ontstaan van verstoring van de openbare orde zijn. Ter geruststelling van de derde partijen wordt er echter op gewezen dat de hond dan door verweerder kan worden opgepakt.
In de belangenafweging bestaat echter thans aanleiding, zoals hiervoor uiteengezet, het tweede dwangsombesluit te schorsen. Dat gebeurt vanaf het moment dat verzoekers een voorlopige voorziening hebben verzocht. Voor een verdergaande voorziening bestaat geen aanleiding.
8.
Omdat het primaire besluit wordt geschorst, moet verweerder aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht van € 170 vergoeden.
9.1
De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1002 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 501 en een wegingsfactor 1).
9.2
Er bestaat geen aanleiding verweerder te veroordelen in de door de derde-partijen gevorderde reiskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
schorst het besluit van 15 januari 2018 met ingang van 1 februari 2018;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers ten bedrage van € 1002;
gelast dat verweerder het door verzoekers betaalde griffierecht groot € 170 aan hen vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. van Gijn, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van W.C. Knoester, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 27 februari 2018.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.