In deze zaak vorderde de curator van Brutra Logistiek B.V. (hierna: Brutra Logistiek) dat de Ontvanger der Rijksbelastingen (hierna: de Ontvanger) onrechtmatig had gehandeld en schadeplichtig was jegens Brutra Logistiek. Brutra Logistiek was op 10 april 2018 failliet verklaard, en de curator stelde dat de Ontvanger in strijd had gehandeld met de maatschappelijke zorgvuldigheid en de beginselen van behoorlijk bestuur. De rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, heeft op 28 februari 2019 uitspraak gedaan in deze zaak, zaaknummer NL18.6768.
De rechtbank overwoog dat de curator niet had aangetoond dat de vaststellingsovereenkomst van 13 november 2013, waarin partijen finale kwijting verleenden, was vernietigd of ontbonden. De rechtbank concludeerde dat de Ontvanger niet onrechtmatig had gehandeld door de betalingsregeling in te trekken, aangezien Brutra Logistiek zich niet aan de afspraken had gehouden. De Ontvanger had bovendien zorgvuldig gehandeld door een registeraccountant in te schakelen voor het onderzoek naar de voorwaarden voor kwijtschelding van de belastingschuld.
De rechtbank oordeelde dat de curator niet had aangetoond dat de Ontvanger onrechtmatig had gehandeld en dat de vorderingen van de curator moesten worden afgewezen. De proceskosten werden toegewezen aan de Ontvanger, die in totaal € 1.712,00 aan kosten vergoed kreeg. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.