2.2.Van den Doel heeft in zijn rapport ter beantwoording van de aan hem door de rechtbank voorgelegde vragen onder andere het volgende geschreven:
1.ls het klinische beeld van mee de huisarts zich op 5 juli 2010 geconfronteerd zag naar uw oordeel kenmerkend of suggestief voor migraine, voor een TIA, een CVA of een andere diagnose?
Het beeld is niet suggestief voor een TIA, het past niet bij migraine. Er zou sprake kunnen zijn van een CVA, echter, zoals verwoord in de beschouwing, andere diagnoses zijn ook mogelijk.
2. Wat pleit er voor en wat pleit er tegen voornoemde diagnose?
Dit is door mij verwoord in de beschouwing.
3. Welke interventies of onderzoeken waren er nodig geweest om nader onderscheid te maken tussen voornoemde diagnoses?
Beeldvorming door middel van CT-scan en/of MRI, onderzoek van het bloed, onderzoek van de halsvaten, onderzoek van het hart. Dit kan in het algemeen binnen enkele dagen worden verwerkelijkt.
4.Op welke termijn zouden die interventies en of onderzoeken kunnen zijn verricht?
Dit hangt af van de Organisatie binnen een ziekenhuis en het oordeel van de behandelend neuroloog (en eventueel cardioloog).
5. Voor zover de huisarts op 5 juli 2010 geconcludeerd zou hebben tot een TIA, waaruit had haar beleid dan moeten bestaan?
De dosering Ascal had kunnen worden verhoogd en betrokkene zou zijn doorverwezen naar de TIA polikliniek. Daarvoor bestond destijds in Zevenaar blijkbaar een toegangstijd van enkele dagen.
6. Voor zover het in te stellen beleid zag op aanpassing van de antistolling die betrokkene reeds gebruikte, op welke termijn zou dit een voldoende of optimaal effect gesorteerd hebben?
Dit is niet met zekerheid aan te geven, maar een periode van minstens enkele dagen moet worden aangenomen, en naar alle waarschijnlijkheid langer. Ook moet worden bedacht dat iedere behandeling na TIA en herseninfarct na de acute fase bestaat uit risicoreductie en het risico derhalve nooit nul is.
7. Voor zover de huisarts besloten zou hebben tot overleg met een dienstdoende neuroloog op 5 juli 2010 op basis van de op dat moment ter beschikking staande gegevens, wat zouden daarvan gegeven het klinische beeld de vermoedelijke conclusies zijn geweest met betrekking tot het verder te volgen beleid?
Dit heb ik geschetst in mijn beschouwing. Ook dit is niet met zekerheid te zeggen. Uit het beleid van 8 juli 2010 kan worden afgeleid dat er dan niet direct een behandeling zou zijn ingesteld, anders dan aanpassing van de dosering van de Ascal.
8. Op welke termijn zou betrokkene, uitgaande van de professionele standaard zoals die gold in 2010, in het geval van een verwijzing door een neuroloog zijn gezien?
Dit varieerde blijkbaar in deze periode nog per ziekenhuis. In de meeste ziekenhuizen in Nederland zou betrokkene binnen 24 uur door een neuroloog zijn gezien.
9. Als de huisarts tijdens het consult van 5 juli 2010 zou hebben gehandeld op de wijze waarop een redelijk handelend redelijk bekwaam huisarts in de gegeven omstandigheden zou hebben gehandeld, zoals omschreven in het medisch expertiserapport van door partijen ingeschakelde deskundigen [naam 2], huisarts in ruste, zou er dan een CVA hebben plaatsgevonden?
Zoals in mijn beschouwing betoogd: dan zou het herseninfarct van 8 juli 2010 niet zijn voorkomen.