In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 21 maart 2019 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een café-eigenaar tegen de intrekking van zijn drank- en horecawetvergunning door de burgemeester van Nijmegen. De burgemeester had op 25 februari 2019 besloten de vergunning in te trekken en het café met ingang van 18 maart 2019 te sluiten, omdat er incidenten waren geweest die de openbare orde en veiligheid in gevaar zouden brengen. De verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 15 maart 2019 heeft de burgemeester toegezegd de sluiting van het café op te schorten tot de uitspraak van de voorzieningenrechter. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de burgemeester beoordelingsruimte heeft bij het intrekken van de vergunning, maar dat deze beslissing wel gemotiveerd moet worden. De rechter heeft vastgesteld dat de burgemeester voldoende redenen had om te vrezen dat het in stand houden van de vergunning gevaar zou opleveren voor de openbare orde, onder andere door een steekpartij in het café en de verkoop van lachgasballonnen.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de intrekking van de vergunning niet in strijd is met artikel 1 van het Protocol bij het EVRM, omdat de inmenging in het eigendomsrecht gerechtvaardigd is door het algemeen belang. De rechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, wat betekent dat het café niet voor publiek geopend mag zijn. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.