ECLI:NL:RBGEL:2019:158

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 januari 2019
Publicatiedatum
17 januari 2019
Zaaknummer
05/980626-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belastingfraude over de jaren 2005 tot en met 2013

Op 17 januari 2019 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van belastingfraude over de jaren 2005 tot en met 2013. De verdachte, geboren in 1947 en woonachtig in Apeldoorn, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.G. Pekkeriet. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van de terechtzittingen op 20 december 2018 en 17 januari 2019. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder het opzettelijk indienen van onjuiste en onvolledige aangiften voor de inkomstenbelasting, omzetbelasting en vennootschapsbelasting. De officier van justitie stelde dat er wettig en overtuigend bewijs was voor de beschuldigingen, terwijl de verdediging betoogde dat er geen sprake was van medeplegen en dat de verdachte niet schuldig was aan alle feiten.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de feiten zoals ten laste gelegd, met uitzondering van enkele onderdelen waar hij van werd vrijgesproken. De rechtbank vond het bewezen dat de verdachte opzettelijk onjuiste aangiften had gedaan, wat resulteerde in te weinig geheven belasting. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn en de omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij de naheffingen aan de Belastingdienst had voldaan. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, met een proeftijd van twee jaar.

De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de benadeling van de Staat door het handelen van de verdachte. De beslissing is gegrond op de artikelen 51, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Het vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op 17 januari 2019.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/980626-14
Datum uitspraak : 17 januari 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1947 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
raadsvrouw: mr. M.G. Pekkeriet, advocaat te Deventer.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 20 december 2018 en 17 januari 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2007 tot en met 01 mei 2011 in de gemeente Apeldoorn en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met [medeverdachte] en/of met een ander of anderen, althans alleen, telkens opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een aangifte voor de inkomstenbelasting ten name van hem, verdachte en/of [medeverdachte] over het jaar
2007 en/of
2008 en/of
2009 en/of
2010
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader telkens opzettelijk op de bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Apeldoorn en/of Heerlen en/of elders in Nederland ingediende aangiften inkomstenbelasting telkens een te laag belastbaar bedrag, althans telkens een te laag bedrag aan belasting opgegeven, terwijl dat feit telkens ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is
gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
2.
[naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] (als deel uitmakende van een fiscale eenheid voor de omzetbelasting), op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2005 tot en met 01 februari 2014 in gemeente Apeldoorn en/of elders in Nederland, telkens opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten aangiften voor de
omzetbelasting over de maanden:
a. januari 2005 tot en met december 2005, en/of
b. januari 2006 tot en met december 2006, en/of
c. januari 2007 tot en met december 2007, en/of
d. januari 2008 tot en met december 2008, en/of
e. januari 2009 tot en met december 2009, en/of
f. januari 2010 tot en met december 2010, en/of
g. januari 2011 tot en met december 2011, en/of
h. januari 2012 tot en met december 2012, en/of
i. januari 2013 tot en met december 2013, althans over één of meer maanden van 2005 en/of 2006 en/of 2007 en/of 2008 en/of 2009 en/of 2010 en/of 2011 en/of 2012 en/of 2013 onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft/hebben die [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] telkens opzettelijk op de bij de Inspecteur der
belastingen of de Belastingdienst te Apeldoorn en/of Heerlen en/of (elders) in Nederland ingediende aangiften omzetbelasting telkens een te laag belastbaar bedrag, althans telkens een te laag bedrag aan belasting opgegeven, terwijl dat feit telkens ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven, tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feiten verdachte opdracht
heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
3.
[naam 1] op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2007 tot en met 16 april 2013 in de gemeente Apeldoorn en/of elders in Nederland, telkens opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een aangifte voor de vennootschapsbelasting
over het jaar 2005 en/of
2006 en/of
2007 en/of
2008 en/of
2009 en/of
2010, onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft [naam 1] telkens opzettelijk op de bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Apeldoorn en/of Heerlen en/of (elders) in Nederland ingediende aangiften vennootschapsbelasting telkens een te laag belastbaar bedrag, althans telkens een te laag bedrag aan belasting opgegeven, terwijl dat feit telkens ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven, tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feit verdachte telkens opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte telkens feitelijke leiding heeft gegeven;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat er onder feit 1 geen sprake is geweest van medeplegen. Voor het overige heeft ze zich met betrekking tot alle feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering. Daarom wordt volstaan met een opgave van de
bewijsmiddelen.
Feit 1
Bewijsmiddelen:
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 december 2018;
- ambtsedige verklaring inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen [verdachte] ,
p. 942;
- aangifte inkomstenbelasting 2007, p. 944 t/m 948;
- aangifte inkomstenbelasting 2008, p. 949 t/m 954 en
- aangifte inkomstenbelasting 2009, p. 955 t/m 959.
Aangifte inkomstenbelasting 2010
Uit het dossier is gebleken dat de aangifte van verdachte over het jaar 2010 bij de Belastingdienst is binnengekomen op 29 september 2011. Nu in de tenlastelegging als einddatum van de pleegperiode 1 mei 2011 is opgenomen, valt het doen van deze aangifte niet binnen de ten laste gelegde periode. Verdachte zal daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Medeplegen
De rechtbank vindt niet bewezen dat verdachte het feit tezamen en in vereniging met zijn vrouw, [medeverdachte] , heeft gepleegd. Uit de bewijsmiddelen is niet gebleken dat de vrouw van verdachte wist dat verdachte niet alle inkomsten uit het bedrijf opgaf bij de Belastingdienst. Van een nauwe en bewuste samenwerking is daarom naar het oordeel van de rechtbank geen sprake geweest. Verdachte zal daarom ook van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Feit 2
Bewijsmiddelen:
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 december 2018;
- aanvulling op het aanvangsproces-verbaal, p. 166, 167 en
- ambtsedige verklaring omzetbelasting, p. 928 t/m 934.
Feit 3
Bewijsmiddelen:
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 december 2018;
- aanvulling op het aanvangsproces-verbaal, p. 166, 167;
- ambtsedige verklaring vennootschapsbelasting, p. 924 t/m 927;
- aangiftegegevens [naam 1] 2007, p. 855 t/m 869;
- aangiftegegevens [naam 1] 2008, p. 870 t/m 883;
- aangiftegegevens [naam 1] 2009, p. 884 t/m 900 en
- aangiftegegevens [naam 1] 2010, p. 901 t/m 911.
Aangifte vennootschapsbelasting 2005 en 2006
Het dossier bevat geen aangiftegegevens vennootschapsbelasting over de jaren 2005 en 2006. Verdachte zal daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder de feiten 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij
op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 1 januari 2007 tot en met 1 mei 2011 in de gemeente Apeldoorn en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met [medeverdachte] en/of met een ander of anderen, althans alleen, telkens opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een aangifte voor de inkomstenbelasting ten name van hem, verdachte
en/of [medeverdachte]over het jaar
2007 en
/of
2008 en
/of
2009
en/of
2010onjuist en
/ofonvolledig heeft gedaan, immers heeft/
hebbenverdachte
en/of zijn mededadertelkens opzettelijk op de bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Apeldoorn en/of Heerlen en/of elders in Nederland ingediende aangiften inkomstenbelasting
telkens een te laag belastbaar bedrag,
althans telkens een te laag bedrag aan belastingopgegeven, terwijl dat feit telkens ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
2.
[naam 1] en
/of[naam 2] en/of [naam 3]
(als deel uitmakende van een fiscale eenheid voor de omzetbelasting),
op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 1 januari 2005 tot en met 1 februari 2014 in gemeente Apeldoorn en/of elders in Nederland, telkens opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten aangiften voor de
omzetbelasting over de maanden:
a. januari 2005 tot en met december 2005, en
/of
b. januari 2006 tot en met december 2006, en
/of
c. januari 2007 tot en met december 2007, en/
of
d. januari 2008 tot en met december 2008, en
/of
e. januari 2009 tot en met december 2009, en
/of
f. januari 2010 tot en met december 2010, en
/of
g. januari 2011 tot en met december 2011, en
/of
h. januari 2012 tot en met december 2012, en
/of
i. januari 2013 tot en met december 2013,
althans over één of meer maanden van 2005 en/of 2006 en/of 2007 en/of 2008 en/of 2009 en/of 2010 en/of 2011 en/of 2012 en/of 2013onjuist en
/ofonvolledig heeft gedaan, immers
heeft/hebben die [naam 1] en
/of[naam 2] en/of [naam 3] telkens opzettelijk op de bij de Inspecteur der
belastingen of de Belastingdienst te Apeldoorn en/of Heerlen en/of (elders) in Nederland ingediende aangiften omzetbelasting telkens een te laag belastbaar bedrag,
althans telkens een te laag bedrag aan belastingopgegeven, terwijl dat feit telkens ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feiten verdachte opdracht
heeft gegeven, dan welaan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
3.
[naam 1]
op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 1 januari 2007 tot en met 16 april 2013 in de gemeente Apeldoorn en/of elders in Nederland, telkens opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een aangifte voor de vennootschapsbelasting
over het jaar
2005 en/of
2006 en/of
2007 en
/of
2008 en
/of
2009 en
/of
2010, onjuist en
/ofonvolledig heeft gedaan, immers heeft [naam 1] telkens opzettelijk op de bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Apeldoorn en/of Heerlen en/of (elders) in Nederland ingediende aangiften vennootschapsbelasting telkens een te laag belastbaar bedrag,
althans telkens een te laag bedrag aan belastingopgegeven, terwijl dat feit telkens ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feit verdachte telkens opdracht heeft gegeven, dan welaan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte telkens feitelijke leiding heeft gegeven.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist en onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd
Ten aanzien van de feiten 2 en 3:
feitelijk leidinggeven aan opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist en onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaar. De officier van justitie heeft in haar eis rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft naar voren gebracht dat bij de oplegging van de straf rekening moet worden gehouden met het feit dat verdachte de naheffingen aan de Belastingdienst geheel heeft voldaan. Ook dient rekening te worden gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte was directeur grootaandeelhouder van een [naam 4] . Verdachte heeft een deel van de omzet zonder haar medeweten op een bankrekening op naam van zijn dochter laten storten en niet op de bankrekening behorende bij [naam 1] , [naam 2] of [naam 3] Over de jaren 2005 tot en met 2013 ontving hij circa € 500.000,- op de bankrekening op naam van zijn dochter. Deze omzet heeft hij niet opgegeven bij de Belastingdienst. Verdachte heeft op deze manier gehandeld om, naar eigen zeggen, “zijn privéleven wat te veraangenamen”.
Verdachte heeft met zijn handelen de Staat benadeeld. Ook heeft hij zijn dochter blootgesteld aan grote financiële risico’s door gebruik te maken van haar bankrekening. Hij heeft enkel oog gehad voor zijn eigen financiële belangen. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
De rechtbank heeft bij de oplegging van de straf aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken. De oriëntatiepunten zijn bij fraudezaken gekoppeld aan de hoogte van het benadelingsbedrag. De officier van justitie heeft in haar eis aansluiting gezocht bij fraudezaken met een benadelingsbedrag tussen de € 250.000,- en € 500.000,-. Nu echter de rechtbank onder feit 1 en 3 minder bewezen heeft verklaard dan door de officier van justitie is geëist, bedraagt het benadelingsbedrag minder dan de ondergrens van € 250.000,-. De rechtbank heeft daarom aansluiting gezocht bij het oriëntatiepunt dat betrekking heeft op fraudezaken met een benadelingsbedrag tussen de € 125.000,- en € 250.000,-. Hierbij wordt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf tussen de negen en twaalf maanden genoemd.
Er is sprake van oude feiten waarvan de redelijke termijn op 3 juli 2014, de datum van de doorzoeking, is gaan lopen. Het uitgangspunt is dat in een strafzaak binnen twee jaar na het begin van de redelijke termijn een eindvonnis is uitgesproken. Dit betekent dat de redelijke termijn in deze zaak in aanzienlijke mate is overschreden.
Dit tijdsverloop maakt dat de rechtbank het niet meer passend vindt om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Daarbij betrekt de rechtbank ook het feit dat verdachte niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld en dat hij inmiddels de naheffingen aan de Belastingdienst heeft voldaan. Wel vindt de rechtbank een hogere voorwaardelijke gevangenisstraf, dan door de officier van justitie is geëist, passend en geboden. Hierbij heeft de rechtbank de financiële situatie van verdachte in overweging genomen en het feit dat, zoals verdachte ter terechtzitting heeft verklaard, de rekening-courant schuld aan zijn in 2013 opgerichte bedrijf [naam 5] inmiddels is opgelopen tot bijna € 200.000,-. Gelet op deze situatie wil de rechtbank, door het opleggen van een forse voorwaardelijke gevangenisstraf, het risico beperken dat verdachte weer een soortgelijk feit begaat. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf van 180 uur opleggen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 51, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van
4 (vier) maanden;
- bepaalt dat de gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd,tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van de voorwaarde dat verdachte zich niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de proeftijd twee jaren bedraagt;
 veroordeelt verdachte ook tot een
taakstrafgedurende
180 (honderdtachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 (negentig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M.J.I. Baauw (voorzitter), mr. D.S.M. Bak en mr. Y. Cenik, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Bruinsma-Visscher, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 januari 2019.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] , opsporingsambtenaar van de Belastingdienst/FIOD, kantoor Zwolle, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 53656 (onderzoek [verdachte] ), gesloten op 20 maart 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.