ECLI:NL:RBGEL:2019:1714

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 april 2019
Publicatiedatum
19 april 2019
Zaaknummer
05/720363-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet door het vervoeren van cocaïne

Op 16 april 2019 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 26-jarige man uit Albanië en een 42-jarige man uit Litouwen. Beide verdachten zijn veroordeeld tot dertig maanden gevangenisstraf voor het medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De Albanees werd beschuldigd van het afleveren van ongeveer zes kilogram cocaïne aan de Litouwer, die de drugs in zijn vrachtwagen had verstopt met de bedoeling deze naar Groot-Brittannië te vervoeren. De rechtbank oordeelde dat de Albanees op 7 oktober 2018 de pakketten in ontvangst nam op een parkeerplaats langs de A15 en dat hij wist dat hij betrokken was bij een illegale drugshandel. De rechtbank vond de verklaring van de verdachte dat hij dacht dat het om tabak ging, niet geloofwaardig. De rechtbank concludeerde dat de verdachte de aanmerkelijke kans had aanvaard dat hij harddrugs vervoerde en dat er sprake was van nauwe samenwerking met de Litouwer. De rechtbank legde beide verdachten een gevangenisstraf van dertig maanden op, met aftrek van de tijd die zij al in voorlopige hechtenis hadden doorgebracht. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachten, maar vond de ernst van het feit en de rol van de verdachten in de drugshandel zwaarwegend genoeg voor een forse straf.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/720363-18
Datum uitspraak : 16 april 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1976 te [geboorteplaats] (Litouwen),
thans gedetineerd [detentieplaats].
Raadsman: mr. O.N.J. Maatje, advocaat te Zaltbommel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 8 januari 2019 en 2 april 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 6 oktober 2018 tot en met 7 oktober 2018 te Ochten, gemeente Neder-Betuwe en/of te Kesteren, gemeente Neder-Betuwe, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 6000 (zesduizend) gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 7 oktober 2018 wordt in een vrachtwagen die geparkeerd staat op een parkeerplaats langs de A15 bij Kesteren, een pakket aangetroffen. [2] Op 11 oktober 2018 worden in dezelfde vrachtwagen nog vijf pakketten gevonden. [3] Er is vastgesteld dat de pakketten cocaïne bevatten, in totaal ongeveer zes kilogram. [4]
Verdachte was de chauffeur van de vrachtwagen. Hij heeft de pakketjes op één moment ontvangen van een hem onbekende man en zou deze pakketjes naar Engeland brengen. [5]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het vervoeren, aanwezig hebben en buiten Nederland brengen van zes kilo cocaïne.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte niet wist wat de inhoud van de pakketten was. Vanwege het ontbreken van opzet moet verdachte worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft ’s avonds laat op een parkeerplaats langs de snelweg enkele pakketten in ontvangst genomen. Er was afgesproken dat hij deze pakketten naar Engeland zou brengen.
Op 6 oktober 2018 heeft verdachte per sms een bericht gestuurd naar iemand van wie hij niet weet wie het is. In dat bericht heeft verdachte gezegd wanneer hij op welke plek was en heeft hij het kenteken van zijn vrachtwagen doorgegeven. Verdachte zou in Engeland betaald krijgen. [6]
Verdachte heeft verder verklaard dat hij het bericht kreeg dat hij de pakketten moest verstoppen. [7] Het pakket dat op 7 oktober 2018 is gevonden, is aangetroffen onder het bed in de cabine, tussen een lade en de achterwand van de cabine. [8] Van de andere pakketten zijn er drie gevonden onder de bijrijdersstoel en twee onder de chauffeursstoel. [9] De pakketten waren gewikkeld in doorzichtig plastic en zilverkleurig folie. [10]
De rechtbank overweegt dat uit de door verdachte vermelde omstandigheden volgt dat verdachte is benaderd door een persoon of personen die kennelijk niet zelf wilden rijden met de lading en deze persoon of personen verdachte ook in het ongewisse wilde(n) laten over de eigen identiteit en over wat verdachte zou gaan vervoeren. Verdachte kreeg immers geen antwoord op het bericht waarin hij vroeg wat er in de pakketten zat. [11]
Verdachte heeft verklaard dat hij zelf wel dacht dat er iets illegaals in de pakketten zat, omdat ze zo waren ingepakt. [12] Dit wordt bevestigd door de opmerking van verdachte toen het eerste pakketje in zijn vrachtwagen werd gevonden, namelijk ‘Now I have a problem’. [13]
De pakketten wogen per stuk ongeveer 1 kilo en waren ieder ongeveer 25x12x4 cm groot. [14] Gelet op deze combinatie van omvang en gewicht vindt de rechtbank de verklaring van verdachte ter zitting, dat hij dacht dat er tabak in de pakketten zat, niet geloofwaardig.
De rechtbank overweegt dat de wijze waarop verdachte de pakketjes ontving en in de cabine verstopte en de wijze waarop hij werd aangestuurd een gebruikelijke manier van opereren is bij de uitvoer van drugs over de weg. Ook de wijze van verpakken past hierbij. Op grond van alle bovenstaande feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte (ten minste) de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij harddrugs uit Nederland vervoerde. Hierbij betrekt de rechtbank dat op grond van artikel 1, vijfde lid, van de Opiumwet onder ‘buiten het grondgebied van Nederland brengen’ ook moet worden begrepen het ten vervoer naar het buitenland aannemen van drugs.
Naar het oordeel van de rechtbank kan ook het medeplegen wettig en overtuigend worden bewezen. Verdachte zou de drugs in opdracht van een ander of anderen gaan uitvoeren en werd aangestuurd. Dat de identiteit van deze persoon of personen niet bekend is, maakt dat niet anders. De nauwe en bewuste samenwerking ziet naar het oordeel van de rechtbank ook op het vervoer van de drugs. Verdachte parkeerde immers op een parkeerplaats langs de snelweg en wist dat er een pakketje bij hem zou worden afgeleverd. Hij heeft aan zijn contactpersoon informatie verstrekt over zijn vrachtwagen en heeft doorgegeven op welke parkeerplaats hij stond.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij in
of omstreeksde periode van 6 oktober 2018 tot en met 7 oktober 2018
te Ochten, gemeente Neder-Betuwe en/ofte Kesteren, gemeente Neder-Betuwe,
in ieder geval in Nederland,tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,opzettelijk
binnen en/ofbuiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht
en/of heeft afgeleverd en/of verstrekten
/ofvervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,ongeveer 6000 (zesduizend) gram,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijndecocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van veertig maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van de tijd die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat verdachte een gezin en werk heeft in Litouwen, dat zijn echtgenote een zeer bescheiden inkomen heeft en de financiering van de woning en studie van zijn dochter een probleem wordt als aan verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd van langere duur dan de reeds ondergane voorlopige hechtenis. Bovendien is verdachte een first offender en is er geen mogelijkheid voor interventie door de reclassering.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie volgt dat verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld. De reclassering heeft geen advies over verdachte uitgebracht.
Verdachte heeft pakketjes harddrugs aangenomen en in zijn vrachtwagen verstopt, met de bedoeling om die drugs naar Engeland te brengen. Verdachte zou de drugs feitelijk buiten Nederland gaan brengen. Zijn rol was dan ook onmisbaar binnen het grote geheel. Dat rechtvaardigt een forse gevangenisstraf. De rechtbank komt wel tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist. Daarbij is van belang dat hoewel sprake lijkt te zijn van een behoorlijk georganiseerd verband, de rechtbank niet de indruk heeft dat verdachte bij het onderhavige feit een leidende of initiërende rol heeft gehad. Hij lijkt te zijn aangestuurd door een ander of anderen, met als gevolg dat verdachte en niet diegene(n) die verdachte heeft/hebben aangestuurd het risico droeg om in het bezit van de harddrugs te worden aangetroffen. Alles afwegende komt de rechtbank tot oplegging van een gevangenisstraf van dertig maanden, met aftrek van de tijd die verdachte al in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Voor een voorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank geen aanleiding.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van
30 (dertig) maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.A.M. van Hoof (voorzitter), mr. J.J.H. van Laethem en
mr. G.J.H. Boerhof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Korevaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 april 2019.
Mr. Van Laethem en mr. Korevaar zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [naam 1], brigadier en senior tactisch rechercheur van de Dienst Regionale Recherche Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossier onderzoek [naam 2] (ONRAD18040) gesloten op 13 februari 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen (AH010), p. 10073-10074.
3.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 10267-10268.
4.Proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, p. 10097-10099; Rapport NFI, p. 10102; Rapporten NFI, p. 2213-2217, bijlagen bij het stand van zaken proces-verbaal van 11 december 2018.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 10344 en p. 10357-10359.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 10359-10360.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 10349.
8.Proces-verbaal van bevindingen (AH010), p. 10073-10074.
9.Proces-verbaal van doorzoeking (AH059), p. 10267-10268.
10.Relaas proces-verbaal, p. 10016 en 10017, en Proces-verbaal van bevindingen (AH010), p. 10074.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 10359.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 10359.
13.Proces-verbaal van bevindingen (AH010), p. 10073-10074.
14.Relaas proces-verbaal, p. 10016 en 10017, en Proces-verbaal van bevindingen (AH010), p. 10074.