ECLI:NL:RBGEL:2019:1906

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 maart 2019
Publicatiedatum
2 mei 2019
Zaaknummer
7538319/AZ VERZ 19-12
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een agentuurovereenkomst met vergoeding op basis van artikel 7:440 BW

In deze zaak heeft de kantonrechter te Zutphen op 29 maart 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen Crown Interstyle Furniture Collection B.V. en Teugra B.V. over de ontbinding van een agentuurovereenkomst. Crown, de verzoekende partij, heeft verzocht de agentuurovereenkomst met Teugra te ontbinden wegens een dringende reden en een verandering in omstandigheden. Crown stelde dat Teugra een tweede agent wilde aanstellen in haar rayon, wat volgens Crown een dringende reden voor ontbinding vormde. Daarnaast voerde Crown aan dat de samenwerking verstoord was door klachten over de producten van Teugra en het niet meer ontvangen van orderbevestigingen en provisieoverzichten.

Teugra, de verwerende partij, betwistte de claims van Crown en stelde dat de overeenkomst al met wederzijds goedvinden was beëindigd. De kantonrechter oordeelde dat er geen sprake was van een beëindiging met wederzijds goedvinden en dat de agentuurovereenkomst nog steeds van kracht was. De rechter concludeerde dat er wel degelijk sprake was van een verandering in de omstandigheden die de ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigde. De kantonrechter ontbond de agentuurovereenkomst per 1 mei 2019 en kende Crown een vergoeding toe van € 8.000,00, waarbij Teugra werd veroordeeld in de kosten van de procedure.

De beslissing van de kantonrechter benadrukt het belang van duidelijke communicatie tussen partijen en de noodzaak om tijdig te reageren op veranderingen in de samenwerking. De uitspraak biedt inzicht in de toepassing van artikel 7:440 BW en de voorwaarden waaronder een agentuurovereenkomst kan worden ontbonden.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
Zaakgegevens: 7538319 \ AZ VERZ 19-12
Grosse aan: mr. van Santen
Afschrift aan: mr. Dubach
Verzonden d.d.:
Beschikking d.d. 29 maart 2019 van de kantonrechter
in de zaak van
de besloten vennootschap Crown Interstyle Furniture Collection B.V.,
gevestigd te Wezep,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. T.J.K. van Santen
tegen
de besloten vennootschap Teugra B.V.,
gevestigd te Oss,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. D.B. Dubach.
Partijen worden hierna Crown en Teugra genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van de kantonrechter te Apeldoorn waarin de zaak is verwezen naar de kantonrechter te Zutphen;
- het verweerschrift;
- de mondelinge behandeling van 25 februari 2019.

2.De feiten

2.1.
Teugra is een fabrikant en leverancier van meubelen.
2.2.
In 2011 hebben partijen mondeling een agentuurovereenkomst gesloten. Overeengekomen werd dat Crown als handelsagent zou bemiddelen bij de totstandkoming van overeenkomsten tussen detaillisten in de provincies Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel en Gelderland (ten noorden van de A12) en Teugra als principaal.
2.3.
Crown ontving over de gerealiseerde verkopen 7% provisie.
2.4.
Op 7 mei 2018 heeft Teugra per e-mail het volgende aan Crown geschreven:

Gezien de verkoopresultaten uit jouw rayon sinds jaren niet groeien, maar afnemen en er niet of nauwelijks nieuwe klanten komen via jou, ben ik voornemens te gaan zoeken naar een persoon om erbij te zetten in jouw rayon.
Dit om de omzet daar te gaan laten toenemen, aangezien ik ervan overtuigd ben dat er veel meer potentieel zit in jouw rayon dan er nu uitkomt.
(…)
Bestaande klanten zullen vwb onze huidige collectie onder jouw blijven vallen.
Nieuwe klanten door de nieuwe collega aangebracht en nieuwe collectie bij jouw klanten zullen onder de nieuwe persoon gaan vallen.
(…)

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
Crown verzoekt de kantonrechter:
Primair:
- de agentuurovereenkomst met Teugra te ontbinden wegens een dringende reden per 1 maart 2019, althans zo spoedig mogelijk nadien;
Subsidiair:
- de agentuurovereenkomst met Teugra te ontbinden wegens verandering in omstandigheden per 1 maart 2019 althans zo spoedig mogelijk nadien;
- voor recht zal verklaren dat de verandering in de omstandigheden aan Teugra kunnen worden toegerekend;
Primair en subsidiair:
- een vergoeding toe te kennen aan Crown ter hoogte van € 11.157,98;
- Teugra te veroordelen in de kosten van het geding.
3.2.
Crown onderbouwt het verzoek, kort samengevat, als volgt.
Crown had in haar verkoopgebied exclusiviteit. Het aanstellen van een tweede agent in haar rayon, levert een dringende reden op.
Subsidiair heeft Crown aangevoerd dat sprake is van een verandering in de omstandigheden. Er kwamen klachten over de producten van Teugra, de levertijden werden langer en Teugra heeft geen orderbevestigingen en provisieoverzichten meer aan Crown verstuurd. Hierdoor is de verstandhouding tussen partijen verstoord geraakt en is samenwerking tussen partijen niet langer mogelijk.
In beide gevallen is Teugra op grond van het bepaalde in artikel 7:440 BW, een vergoeding aan Crown verschuldigd. Crown heeft verzocht een vergoeding toe te kennen die gelijk is aan één jaar provisie.
3.3.
Teugra voert gemotiveerd verweer. Teugra heeft ten eerste aangevoerd dat sprake is van een beëindiging van de agentuurovereenkomst met wederzijds goedvinden.
Voorts heeft Teugra aangevoerd dat zij de overeenkomst heeft opgezegd in haar e-mail van 6 juli 2018.
Voor het geval het voorgaande niet komt vast te staan, heeft Teugra betwist dat sprake is van een dringende reden of van verandering in de omstandigheden. Voor het geval toch mocht komen vast te staan dat sprake is van een verandering in de omstandigheden, komt deze verandering geheel of gedeeltelijk voor rekening van Crown. Voor toekenning van een vergoeding aan Crown is dan ook geen plaats.
Op grond van het voorgaande heeft Teugra geconcludeerd tot afwijzing van de verzoeken van Crown, met veroordeling van Crown in de kosten van de procedure.

4.De beoordeling

4.1.
Teugra heeft ten eerste aangevoerd dat de overeenkomst niet kan worden ontbonden omdat de agentuurovereenkomst al met wederzijds goedvinden is beëindigd. Uit de correspondentie tussen partijen van 4 juli 2018 tot en met 12 juli 2018, valt volgens Teugra geen andere conclusie te trekken dan dat partijen de agentuurovereenkomst gezamenlijk hebben beëindigd.
4.2.
De kantonrechter overweegt hierover als volgt. Van beëindiging van een overeenkomst met wederzijds goedvinden kan - kort gezegd - eerst sprake zijn indien er een op rechtsgevolg gerichte wil van beide partijen is, die zich door een verklaring heeft geopenbaard.
Crown heeft in haar e-mail van 4 juli 2018 geschreven dat zij de rechter zal gaan vragen de agentuurovereenkomst te ontbinden op grond van het bepaalde in artikel 7:440 BW. Crown heeft daarbij ook gewezen op de mogelijkheid dat de kantonrechter een vergoeding aan Crown kan toekennen. Teugra heeft daarop aan Crown geschreven dat zij kan instemmen met het verzoek tot ontbinding van de agentuurovereenkomst, waarop Crown vervolgens weer heeft geschreven dat het verzoek tot ontbinding van de agentuurovereenkomst niet aan Teugra gericht was en de instemming van Teugra om die reden geen gevolgen heeft. Hieruit volgt naar het oordeel van de kantonrechter dan ook niet dat de wil van Crown was gericht op het doen van een aanbod tot het direct beëindigen van de agentuurovereenkomst, dat door aanvaarding door Teugra zou leiden tot een beëindiging van de overeenkomst met wederzijds goedvinden.
4.3.
Teugra heeft voorts aangevoerd dat zij de overeenkomst reeds heeft opgezegd in haar e-mail van 6 juli 2018, zodat de overeenkomst reeds is geëindigd en niet meer kan worden ontbonden. Teugra onderbouwt haar stelling door te wijzen op het feit dat Crown haar instemming met de mededeling van Crown dat zij ontbinding van de agentuurovereenkomst zou gaan vragen bij de rechter, de overeenkomst heeft opgezegd.
Dat Crown deze instemming heeft opgevat als een opzegging van de overeenkomst, betekent naar het oordeel van de kantonrechter niet dat hiervan sprake is. Bovendien heeft Crown gewezen op het feit dat Teugra Crown in orderbevestigingen aan klanten, in ‘de cc heeft gezet’, hetgeen er op duidt dat Teugra zelf ook nog uitging van het bestaan van de agentuurovereenkomst. Dat, zoals door Teugra is betoogd, het ‘in de cc zetten’ slechts is gedaan om administratieve reden, kan zonder nader toelichting - die ontbreekt - niet worden gevolgd in combinatie met het standpunt dat de overeenkomst is opgezegd. Het zal er dan ook voor gehouden worden dat de overeenkomst niet door Teugra is opgezegd.
4.4.
Het voorgaande leidt ertoe dat de agentuurovereenkomst tot op heden niet is geëindigd zodat thans zal moeten worden beoordeeld of er redenen zijn de agentuurovereenkomst te ontbinden.
4.4.1.
Crown heeft ten eerste aangevoerd dat er sprake is van een dringende reden voor ontbinding. Deze dringende reden bestaat eruit dat Teugra een nieuwe agent wilde aanstellen in het aan hem toegewezen gebied.
Hoewel de kantonrechter onderschrijft dat het aanstellen van een tweede agent onder omstandigheden een dringende reden voor de handelsagent kan meebrengen, is daarvan in dit geval geen sprake. Teugra heeft immers slechts - als gevolg van de volgens Teugra slechte verkoopresultaten in het rayon van Crown - haar voornemen uitgesproken om te gaan zoeken naar een extra persoon naast Crown. Hiermee heeft Teugra nog niet de daad bij het woord gevoegd en slechts haar voornemen uitgesproken om te gaan zoeken.
Voor zover Crown zich op het standpunt heeft gesteld dat Teugra vanaf september 2018 haar voornemen heeft uitgevoerd en daadwerkelijk een vertegenwoordiger in dienst heeft genomen (wat voor Crown een dringende reden was geweest de overeenkomst onmiddellijk te willen beëindigen) dan had het op de weg van Crown gelegen om hiervan onverwijld mededeling te doen aan Teugra. Niet gesteld of gebleken is dat Crown dat heeft gedaan. Crown heeft haar verzoekschrift vervolgens eerst in januari 2019 ingediend. Naar het oordeel van de kantonrechter is hiermee niet vast komen te staan dat er sprake is van een omstandigheid die van zodanige aard is dat van de handelsagent niet kan worden gevergd de overeenkomst, zelfs tijdelijk, in stand te laten.
4.4.2.
Crown heeft voorts aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat sprake is van een verandering in de omstandigheden, welke van dien aard is dat de billijkheid eist dat aan de overeenkomst dadelijk of na korte tijd een einde wordt gemaakt. Crown voert daartoe het volgende aan. Vanaf 2016 heeft Teugra een andere houding aangenomen richting haar klanten, liepen de levertijden op en heeft Teugra aangegeven dat zij een tweede agent in het rayon van Crown wilde aanstellen. Bovendien houdt Teugra zich in het laatste half jaar van 2018 niet meer aan de verplichtingen die zij heeft als principaal, omdat er geen orderbevestigingen en provisieoverzichten meer aan Crown worden verstuurd en de provisie niet meer wordt betaald. Teugra heeft hierover aangevoerd dat deze omstandigheden geen grond vormen voor ontbinding van de overeenkomst. Daarvoor moet er volgens Teugra veel meer aan de hand zijn.
4.4.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter is sprake van een verandering in de omstandigheden die van dien aard is dat de billijkheid eist dat de overeenkomst wordt ontbonden. Teugra heeft ten aanzien van de door Crown aangevoerde omstandigheden aangevoerd dat deze inherent zijn aan de bedrijfsvoering van Teugra. Teugra ziet daarbij kennelijk over het hoofd dat ook veranderingen in de bedrijfsvoering van een principaal voor de handelsagent gevolgen kan hebben. Als het aantal klachten over de levertijden of de kwaliteit van de geleverde zaken toeneemt, kan dat met zich brengen dat de handelsagent minder gemakkelijk overeenkomsten kan sluiten en daarmee dus minder gemakkelijk provisie kan genereren. In zoverre kan daarmee sprake zijn van een verandering in de omstandigheden.
Teugra heeft het bestaan van de klachten en de oplopende levertijden niet betwist. Zij heeft aangevoerd de klachten te hebben opgelost en als verklaring voor de oplopende levertijden aangevoerd dat de oorzaak hiervan was gelegen in het feit dat het juist goed ging met de verkoop van de producten van Teugra. Daarmee zal de kantonrechter het ervoor houden dat de door Crown gestelde omstandigheden aanwezig waren. De aanwezigheid van deze omstandigheden kan voor Crown een reden zijn de overeenkomst te willen ontbinden. Bovendien heeft Teugra ter zitting erkend dat zij vanaf september 2018 een accountmanager in dienst heeft. Hoewel Teugra heeft aangevoerd dat deze accountmanager in heel Nederland werkt ter ondersteuning van de handelsagenten en slechts koffie gaat drinken bij de klanten in het rayon van Crown, is hierdoor naar het oordeel van de kantonrechter sprake van een verandering in de omstandigheden. De kantonrechter zal de agentuurovereenkomst tussen partijen dan ook ontbinden op grond van het bepaalde in artikel 7:440 lid 1 aanhef en onder b. BW. Het einde van de overeenkomst zal worden bepaald op 1 mei 2019.
4.5.
Ten aanzien van de door Crown verzochte vergoeding wordt het volgende overwogen. Oorspronkelijk lag het in de rede voor de vergoeding aan te knopen bij de billijke vergoeding die bij een ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter kan worden toegekend op basis van het bepaalde in artikel 7:685 BW. Sinds de invoering van de Wwz op 1 juli 2015 is artikel 7:685 BW vervallen en is die aanknoping dan ook niet meer aan de orde. De kantonrechter zal thans ten aanzien van het toekennen van een vergoeding aanknopen bij de vraag in welke partij in welke mate heeft bijgedragen aan de omstandigheden die tot ontbinding van de overeenkomst hebben geleid.
Daarbij acht de kantonrechter de omstandigheid van het aanstellen van een accountmanager in (onder meer) het rayon van Crown een belangrijke omstandigheid die heeft bijgedragen aan de ontbinding. De kantonrechter acht op grond van de duur van de overeenkomst en de door Crown gerealiseerde gemiddelde provisie in de afgelopen periode een vergoeding van
€ 8.000,00 billijk.
4.6.
Crown heeft ten slotte nog een verklaring voor recht verzocht inhoudende dat de verandering in de omstandigheden aan Teugra kunnen worden toegerekend. Crown heeft bij dit verzoek geen afzonderlijk belang, zodat het verzoek zal worden afgewezen.
4.7.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal Teugra worden veroordeeld in de kosten van de procedure.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de agentuurovereenkomst en bepaalt het tijdstip waarop de agentuurovereenkomst eindigt op 1 mei 2019;
5.2.
kent aan Crown een ten laste van Teugra komende vergoeding toe van
€ 8.000,00;
5.3.
veroordeelt Teugra in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Crown vastgesteld op:
€ 121,00 aan griffierecht
€ 720,00 aan salaris gemachtigde;
5.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. M.C.J. Heessels en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2019.
mt