ECLI:NL:RBGEL:2019:1934

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 april 2019
Publicatiedatum
6 mei 2019
Zaaknummer
18.19831
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.F.R. van Heemstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding koopovereenkomst pony tussen Nederlandse en Ierse rechtspersoon met toepassing van Iers recht

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 19 april 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen MillHill B.V., een Nederlandse besloten vennootschap, en Hawthorn Bloodstock Limited, een Ierse vennootschap. De rechtbank heeft in een verstekvonnis de koopovereenkomst ontbonden die betrekking had op een pony, waarbij de koper een Nederlandse rechtspersoon was en de verkoper een Ierse rechtspersoon. De rechtbank oordeelde dat Iers recht van toepassing was op de overeenkomst, op basis van artikel 4 lid 1 sub a van de Rome I-verordening, die bepaalt dat de verkoop van roerende zaken wordt beheerst door het recht van het land waar de verkoper zijn gewone verblijfplaats heeft.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de levering van de pony in Nederland had plaatsgevonden, maar dit was onvoldoende om af te wijken van de hoofdregel van de Rome I-verordening. De vordering van de eiseres ten aanzien van de bestuurders van de Ierse verkoper werd afgewezen, omdat niet was aangetoond dat zij als medeverkopers konden worden aangemerkt. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de eiseres onvoldoende bewijs had geleverd voor de gevraagde vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, waardoor dit deel van de vordering werd afgewezen.

De rechtbank heeft de vordering van de eiseres tegen de Ierse verkoper toegewezen, waarbij de verkoper werd veroordeeld tot betaling van € 95.000,00, vermeerderd met wettelijke rente, en de kosten voor stalling, training en verzorging van de pony. De proceskosten aan de zijde van de eiseres werden begroot op € 3.429,00. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

VOORBLAD
Rechtbank Gelderland
Zaaknummer: NL18.19831
MillHill B.V. tegen Hawthorn Bloodstock Limited e.a.
Vonnis van 19 april 2019
vonnis
_________________________________________________________________ _
RECHTBANK GELDERLAND
Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer: NL18.19831
Vonnis van 19 april 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MILLHILL B.V.,
gevestigd te Oosterbeek, gemeente Renkum,
eiseres,
advocaat mr. S.A. Wensing te Coevorden,
tegen

1.de vennootschap naar Iers recht HAWTHORN BLOODSTOCK LIMITED,gevestigd te Co Kildare (Ierland),2. [verweerder sub 2] ,wonende te [woonplaats] (Ierland),3. [verweerder sub 3] ,wonende te [woonplaats] (Ierland),verweerders,niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de procesinleiding
- het tegen verweerders verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Verweerders zijn gevestigd en woonachtig in Ierland. Artikel 7 EEX-Verordening (Verordening EU) nr. 12/2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken) bepaalt dat (alternatief) bevoegd is de rechter van de plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd.
2.2.
Eiseres heeft gesteld dat, nu de levering in Nederland heeft plaatsgevonden, Nederlands recht van toepassing is, dit met toepassing van artikel 4 lid 3 Rome I (Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst). Dat de levering in Nederland heeft plaatsgevonden, is echter onvoldoende om van de hoofdregel van artikel 4 lid 1 sub a Rome I dat bepaalt dat de overeenkomst voor de verkoop van roerende zaken wordt beheerst door het recht van het land waar de verkoper zijn gewone verblijfplaats heeft, in dit geval Ierland.
2.3.
De rechtbank Gelderland, locatie Arnhem is aldus bevoegd om van het geschil kennis te nemen, waarop Iers recht van toepassing is.
2.4.
Betekening heeft plaatsgevonden met inachtneming van artikel 56 Rv en in overeenstemming met de Herziene EG-betekeningsverordening van 13 november 2007 (1393/ 2007).
2.5.
Eiseres maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Eiseres heeft onvoldoende concreet en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Dit deel van de vordering wordt daarom afgewezen.
2.6.
Het gevorderde komt de rechtbank voor zover het gericht is tegen verweerder sub 1. niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal jegens die verweerder als volgt worden toegewezen.
2.7.
De vorderingen gericht jegens de verweerders sub 2 en 3 komen de rechtbank ongegrond voor, nu uit de door eiseres gestelde feiten en overgelegde producties niet kan worden afgeleid dat de verweerders sub 2 en 3 als medeverkopers moeten worden aangemerkt en anderszins geen gronden zijn aangevoerd op grond waarvan zij (al dan niet hoofdelijk) medeaansprakelijk zijn. De vorderingen jegens verweerders sub 2 en 3 zullen derhalve worden afgewezen.
2.8.
Verweerders zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eiseres worden begroot op:
- betekening oproeping € 405,00
- griffierecht 1.950,00
- salaris advocaat
1.074,00(1,0 punt × tarief € 1.074,00)
Totaal € 3.429,00

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
ontbindt de tussen eiseres en verweerder sub 1 gesloten koopovereenkomst betreffende de pony genaamd “ [naam pony] ”,
3.2.
veroordeelt verweerder sub 1 om aan eiseres te betalen een bedrag van € 95.000,00 (vijfennegentigduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 11 augustus 2018 tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt verweerder sub 1 om aan eiseres te betalen de kosten ten behoeve van de stalling, training en verzorging van de pony tot aan de dag dat de pony weer aan verweerders wordt overgedragen, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 11 augustus 2018 tot de dag van volledige betaling,
3.4.
veroordeelt verweerder sub 1 om aan eiseres te betalen de kosten voor medisch onderzoek en urgente behandeling, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 11 augustus 2018 tot de dag van volledige betaling,
3.5.
veroordeelt verweerder sub 1 in de proceskosten, aan de zijde van eiseres tot op heden begroot op € 3.429,00,
3.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.F.R. van Heemstra en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2019.