Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de omgevingsvergunning;
- draagt verweerder op om opnieuw op de aanvraag te beslissen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers voor een bedrag van
- bepaalt dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht van € 170 aan hen vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.A. Nijmeijer, voorzitter, mr. J.J.W.P. van Gastel
en mr. M.J.M. Verhoeven, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Dijkman, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 7 mei 2019
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
Op het hoger beroep tegen deze uitspraak is de Crisis- en herstelwet van toepassing.
Op grond van artikel 1.6a van de Crisis- en herstelwet kunnen na genoemde zes weken geen gronden meer worden aangevoerd.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
(...)
3°. in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat;
1. In bij wet of algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën gevallen wordt een omgevingsvergunning niet verleend dan nadat een daarbij aangewezen bestuursorgaan heeft verklaard dat het daartegen geen bedenkingen heeft. Bij een maatregel als bedoeld in de eerste volzin worden slechts categorieën gevallen aangewezen waarin voor het verrichten van de betrokken activiteit een afzonderlijke toestemming van het aangewezen bestuursorgaan wenselijk is gezien de bijzondere deskundigheid die dat orgaan ten aanzien van die activiteit bezit of de verantwoordelijkheid die dat orgaan draagt voor het beleid dat betrekking heeft op de betrokken categorie activiteiten. Bij die maatregel kan worden bepaald dat het aangewezen bestuursorgaan categorieën gevallen kan aanwijzen waarin de verklaring niet is vereist.
1. Voor zover een aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet, wordt de omgevingsvergunning, waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de wet wordt afgeweken van het bestemmingsplan of de beheersverordening, niet verleend dan nadat de gemeenteraad van de gemeente waar het project geheel of in hoofdzaak zal worden of wordt uitgevoerd, heeft verklaard dat hij daartegen geen bedenkingen heeft, tenzij artikel 3.2, aanhef en onder b, van dit besluit of artikel 3.36 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is.
2 De verklaring kan slechts worden geweigerd in het belang van een goede ruimtelijke ordening.
3 De gemeenteraad kan categorieën gevallen aanwijzen waarin een verklaring niet is vereist.
Bijlage Besluit milieueffectrapportage
Beleidsnotitie Ruimtelijke Ordening en Duurzame Energieopwekking in Berkelland
Beleidsuitgangspunt 3: Bij nieuwe duurzame energieprojecten moet lokale participatie in de situaties van Grootschalige zonneakkers >2,5 hectare, windturbines 25-80 m en >80 m ashoogte en collectieve biomassavergisters minimaal aan de volgende randvoorwaarden voldoen: 1. Brede participatie: iedereen die het project aangaat, in het bijzonder omwonenden, wordt optimaal geïnformeerd en betrokken bij de ontwikkeling en exploitatie van het project. Betrokkenheid impliceert de mogelijkheid om invloed uit te oefenen op de keuzes bij de projectontwikkeling. 2. Inkomsten en effecten van een project zijn voor alle betrokkenen zo optimaal mogelijk. Om dit waar te maken moet er ook goed inzicht zijn over de geldstromen aan al de bij 1. genoemde betrokkenen 3. Streven naar deelname van het regionale bedrijfsleven tegen marktconforme condities. 4. Lokale bewoners en bedrijven worden de mogelijkheid geboden om financieel te participeren in het project en hierdoor (mede)zeggenschap te verwerven over de opwekinstallatie.
Beleidsuitgangspunt 7: De NWEA gedragscode voor acceptatie en participatie wordt voor zover mogelijk ook van toepassing verklaard voor grootschalige zonneparken vanaf 2,5 ha en voor collectieve biomassavergisters (grootschalig voor verschillende veehouders, inclusief transport van mest over de weg).