ECLI:NL:RBGEL:2019:1966

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 mei 2019
Publicatiedatum
7 mei 2019
Zaaknummer
6663555 \ CV EXPL 18-1585
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming op basis van huurovereenkomst en verweer tegen schijnhandeling

In deze zaak heeft de kantonrechter te Arnhem uitspraak gedaan in een geschil tussen [naam eiser] en E.R. Looijen q.q., curator in het faillissement van [naam eiser]. De procedure betreft een vordering van [naam eiser] tot het verkrijgen van een verklaring voor recht dat hij rechtmatig gebruik maakt van een onroerend goed op basis van een huurovereenkomst met [naam vader eiser]. De curator betwist de rechtsgeldigheid van deze overeenkomst en vordert in reconventie de ontruiming van het gehuurde. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurovereenkomst niet voldoende is onderbouwd door [naam eiser], die niet in staat is gebleken om zijn stellingen te bewijzen. De vordering van [naam eiser] wordt afgewezen, terwijl de vordering van de curator tot ontruiming wordt toegewezen. De termijn voor ontruiming is vastgesteld op veertien dagen na betekening van het vonnis. Tevens is [naam eiser] veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 6663555 \ CV EXPL 18-1585 \ 572
uitspraak van
vonnis
in de zaak van
[naam eiser]
wonende te [woonplaats eiser]
gemachtigde mr. J.M.R. Vlaar
tegen
E.R. Looijen q.q., in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van
[naam eiser]
[woonplaats curator]
gedaagde partij in conventie
eisende partij in reconventie
gemachtigde mr. J.J.P.T. van Summeren
Partijen worden hierna [naam eiser] en Looijen q.q. genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 8 augustus 2018 en de daarin genoemde processtukken
- de conclusie van repliek in conventie, tevens conclusie van antwoord in reconventie
- de conclusie van dupliek in conventie, (naar de kantonrechter begrijpt) tevens repliek in reconventie.
1.2.
Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld heeft [naam eiser] geen conclusie van dupliek in reconventie genomen.
2. De vordering en het verweer in conventie
2.1.
[naam eiser] vordert, na wijziging van eis, bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, een verklaring voor recht dat hij op basis van een tussen hem en [naam vader eiser] (hierna: [naam vader eiser] ) gesloten “Huur Gebruiksovereenkomst” van 1 januari 2006 (productie 1 bij dagvaarding) met recht en titel gebruik maakt van de schuur/paardenstal, parkeeraccommodatie, opslag en buitenbak (hierna: het gehuurde), gelegen nabij de woning aan de [adres onroerend goed] en gerechtigd is om deze zaken op grond van deze overeenkomst tot 31 december 2020 te gebruiken en Looijen q.q. tot die datum niet gerechtigd is om die zaken terug te vorderen, kosten rechtens.
2.2.
Aangezien Looijen q.q. (de rechtsgeldigheid van) voormelde overeenkomst betwist en voornemens is de onroerende zaak aan de [adres onroerend goed] te verkopen, heeft hij belang bij een verklaring voor recht, aldus [naam eiser] .
2.3.
Looijen q.q. voert gemotiveerd verweer. Hierop zal hierna worden ingegaan.

3.De vordering en het verweer in reconventie

3.1.
Looijen q.q. vordert bij vonnis, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, primair de veroordeling van [naam eiser] om hetgeen hij op grond van de huurovereenkomst dacht te huren te ontruimen, op straffe van een dwangsom en met machtiging aan hem om [naam eiser] zonodig tot die ontruiming te noodzaken, met veroordeling van [naam eiser] in de proceskosten. Subsidiair, voor zover in conventie wordt geoordeeld dat de huurovereenkomst rechtsgeldig tot stand is gekomen, vordert hij de ontbinding van de huurovereenkomst alsmede de ontruiming van het gehuurde, met veroordeling van [naam eiser] tot betaling van de huurtermijnen vanaf 1 december 2012 tot de dag waarop de huurovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd, te vermeerderen met rente en kosten.
3.2.
[naam eiser] voert gemotiveerd verweer. Hierop zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

4.De beoordeling van het geschil in conventie en in reconventie

4.1.
Omdat de vorderingen in conventie en in reconventie nauw met elkaar samenhangen, bespreekt de kantonrechter deze gezamenlijk.
4.2.
Tussen partijen staat vast dat de woning aan de [adres onroerend goed] met de daarbij behorende zaken (hierna: de woning) aan [naam vader eiser] in eigendom toebehoren.
4.3.
Op 27 november 2012 is [naam vader eiser] in staat van faillissement verklaard.
In het kader van vereffening van de faillissementsboedel wenst Looijen q.q. als curator van [naam vader eiser] de woning te verkopen.
4.4.
De eerste vraag die voorligt, is of [naam eiser] en [naam vader eiser] daadwerkelijk een huur- en bruikleenovereenkomst zijn aangegaan, zoals [naam eiser] stelt en Looijen q.q. betwist; volgens laatstgenoemde is sprake van een schijnhandeling. Dienaangaande wordt als volgt overwogen.
4.5.
De vraag of sprake is van een schijnhandeling is een uitlegkwestie. Bij het beantwoorden van deze vraag komt het aan op alle omstandigheden van het geval, waaronder ook de wijze waarop partijen uitvoering hebben gegeven aan hun rechtsverhouding. Het gaat om het vaststellen van de werkelijke bedoelingen van partijen.
Verder geldt dat, nu [naam eiser] zich beroept op het bestaan van voormelde overeenkomst, op hem stelplicht en bewijslast ter zake rusten. Uitgangspunt is immers dat degene die zich jegens de rechthebbende beroept op een recht om een goed te houden of te gebruiken, zoals een huurrecht, de stelplicht en bewijslast heeft met betrekking tot de feiten waaruit dat recht volgt (HR 30 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1185, NJ 2017/286).
4.6.
[naam eiser] heeft gesteld dat [naam vader eiser] en hij op 1 januari 2006 een “Huur Gebruiksovereenkomst” hebben gesloten (punt 5 dagvaarding), dat hij “de twee paarden” van [naam vader eiser] nog immer conform het bepaalde in deze overeenkomst verzorgt, dat hij de daarmee gepaard gaande kosten (voor hardvoer, hooi, stro, zaagsel, dokterskosten etc.) voor zijn rekening neemt en dat de curator op de hoogte is van het bestaan van de (oude en niet-gezonde) paarden, aangezien [naam vader eiser] hierover met hem heeft gesproken omstreeks december 2012 en het eerste kwartaal van 2013 (punt 39 dagvaarding). Enige concrete onderbouwing ontbreekt.
Looijen q.q. heeft daarop aangevoerd dat alle paarden die in Nederland worden gehouden sinds 1 januari 2016 voorzien moeten zijn van een paspoort (met daarin de naam van de eigenaar en de medische gegevens) en een chip. Verder heeft hij betwist dat er met hem is gesproken over de paarden en heeft hij opgemerkt dat pas op 23 juni 2016 – twee dagen nadat het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden had geoordeeld dat de overdracht van de onroerende zaak aan de [adres onroerend goed] nietig was – melding is gemaakt van de “huur Gebruiksovereenkomst”. Tot slot heeft hij erop gewezen dat de overeenkomst is opgemaakt in Calibri, een lettertype dat (pas) in januari 2007 beschikbaar is gekomen bij de lancering van Microsoft Office en dat de FIOD deze overeenkomst bij [naam eiser] noch bij [naam vader eiser] heeft aangetroffen.
Naar het oordeel van de kantonrechter had het vervolgens op de weg van [naam eiser] gelegen om zijn stellingen te voorzien van een deugdelijke onderbouwing. Dit heeft hij echter nagelaten. Over de totstandkoming en het opstellen van de overeenkomst heeft hij (enkel) gesteld dat “op advies van de accountant mondelinge afspraken alsnog later op papier zijn gesteld”, zonder daarbij op enigerlei wijze de gang van zaken met betrekking tot de in het geding zijnde overeenkomst te preciseren. Met betrekking tot de paspoorten heeft hij gesteld dat deze in beslag zijn genomen door de FIOD en niet zijn teruggegeven, maar een onderbouwing van deze inbeslagname (die door de curator gemotiveerd wordt betwist) is uitgebleven. Zoals de curator terecht opmerkt, heeft [naam eiser] nagelaten (informatie met betrekking tot) de chipnummers – die, naar mag worden aangenomen, op eenvoudige wijze zijn uit te lezen – over te leggen. Het door [naam eiser] overgelegde, beweerdelijk naar de curator verzonden, “memo” d.d. 24 april 2013 en de schriftelijke verklaringen van diverse paardenverzorgers (betrokken sinds respectievelijk begin 2014, medio 2014, 2012 en medio 2015) maken weliswaar melding van “de twee paarden” van [naam vader eiser] , maar kunnen niet worden aangemerkt als nadere onderbouwing van de beweerdelijk op 1 januari 2006 gesloten overeenkomst. Daarbij komt dat de curator de ontvangst van het memo (en het bestaan van twee aan [naam vader eiser] in eigendom toebehorende paarden) betwist.
4.7.
Nu, zoals hiervoor reeds is overwogen, [naam eiser] heeft nagelaten zijn stellingen nader te onderbouwen, is bewijslevering niet aan de orde. De door hem in conventie gevorderde verklaring voor recht zal worden afgewezen, nu de door [naam eiser] gestelde (inhoud van de) overeenkomst niet is komen vast te staan.
De in reconventie primair gevorderde veroordeling tot ontruiming zal worden toegewezen. De termijn van ontruiming wordt op veertien dagen na betekening van dit vonnis gesteld.
De gevorderde dwangsom op de ontruiming van het gehuurde wordt afgewezen. Met het onderhavige vonnis beschikt de curator immers over een titel om het gehuurde zelf, via de weg van de reële executie, gedwongen te laten ontruimen. Hij heeft niet, althans onvoldoende onderbouwd waarom hij daarnaast nog belang heeft bij een financiële prikkel voor [naam eiser] om tot ontruiming over te gaan. De mede gevorderde machtiging aan de curator om de ontruiming zo nodig zelf uit te doen voeren, wordt afgewezen. Op grond van de wet mag hij de ontruiming niet zelf ter hand nemen en is de gedwongen ontruiming voorbehouden aan de deurwaarder.
In de door [naam eiser] gestelde omstandigheden wordt geen aanleiding gezien om aan de veroordeling in reconventie de uitvoerbaarheid bij voorraad te onthouden.
4.8.
[naam eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten in conventie en in reconventie. De gevorderde nakosten zullen worden begroot op een bedrag van € 90,00 zijnde een half salarispunt van het toe te wijzen salaris van de gemachtigde, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis. De rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf veertien dagen na de datum van het vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
wijst het gevorderde af;
in reconventie
5.2.
veroordeelt [naam eiser] om hetgeen als door hem gehuurd is vermeld in de “Huur Gebruiksovereenkomst” binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten en met afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van de curator te stellen;
in conventie en in reconventie
5.3.
veroordeelt [naam eiser] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van de curator in conventie begroot op € 360,00 en in reconventie op € 180,00 aan salaris voor de gemachtigde, en € 90,00 aan kosten die na dit vonnis zullen ontstaan, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, alle kosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de datum van het vonnis;
5.4.
verklaart de veroordelingen onder 5.2. en 5.3. uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. E. Horsthuis en in het openbaar uitgesproken op