ECLI:NL:RBGEL:2019:1995

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 mei 2019
Publicatiedatum
8 mei 2019
Zaaknummer
AWB - 18 _ 5334 ev
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingaanslagen en aftrek specifieke zorgkosten voor de jaren 2012 tot en met 2015

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 8 mei 2019 uitspraak gedaan over de belastingaanslagen van eiser voor de jaren 2012 tot en met 2015. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de verminderingsbeschikkingen van de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor deze jaren, waarbij hij specifieke zorgkosten wilde aftrekken. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser aannemelijk heeft gemaakt dat zijn werkelijke autokosten per kilometer hoger zijn dan het door de Belastingdienst gehanteerde tarief van € 0,19. De rechtbank heeft de belastingaanslagen voor de jaren 2012 tot en met 2015 verlaagd naar respectievelijk € 32.190, € 34.634, € 33.151 en € 32.739, en de uitspraken op bezwaar vernietigd. Eiser heeft ook proceskosten vergoed gekregen, evenals het griffierecht. De rechtbank heeft overwogen dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd voor bepaalde zorgkosten, zoals uitgaven voor hulpmiddelen en extra gezinshulp, en dat hij niet aan de bewijslast heeft voldaan voor de hogere aftrek van kleding en beddengoed. De rechtbank heeft de kosten voor vervoer naar zorgverleners vastgesteld op basis van de door eiser overgelegde verklaringen en gegevens. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RechtbanK gelderland
Team belastingrecht
zaaknummers: AWB 18/5334, 18/5335, 18/5336, 18/5337
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 mei 2019 in de zaken tussen

[X] , wonende te [Z] , eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Arnhem, verweerder.

De bestreden uitspraken op bezwaar

De uitspraken van verweerder van 5 september 2018 op de bezwaren van eiser tegen de verminderingsbeschikkingen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) 2012 tot en met 2015.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 april 2019.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn adviseur [gemachtigde] . Namens verweerder is verschenen [gemachtigde] .

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vermindert de belastingaanslag 2012 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning € 32.190;
- vermindert de belastingaanslag 2013 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning € 34.634;
- vermindert de belastingaanslag 2014 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning € 33.151;
- vermindert de belastingaanslag 2015 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning € 32.739
- vermindert de beschikkingen belastingrente dienovereenkomstig;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 804;
- gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 46 vergoedt.

Overwegingen

1. Ter zitting heeft eiser verklaard dat zijn beroep alleen nog ziet op de aftrek van specifieke zorgkosten voor de jaren 2012 tot en met 2015. De beroepsgronden met betrekking tot het resultaat uit overige werkzaamheden voor de jaren 2013 en 2014 laat eiser varen.
2. Eiser heeft in zijn aangiftes IB/PVV 2012 tot en met 2015 de volgende bedragen als uitgaven voor specifieke zorgkosten opgegeven en verweerder heeft de volgende bedragen toegekend:
zorgkosten
2012
2013
2014
2015
aangifte
toegekend
aangifte
toegekend
aangifte
toegekend
aangifte
toegekend
medicijnen
350
28
340
28
38
28
25
28
hulpmiddelen
100
85
woningaanpassingen
160
overige aanpassingen
35
vervoer
260
162
720
150
743
173
27
kleding/beddengoed
750
310
775
310
755
310
775
310
genees- en heelkundige hulp
550
450
60
gezinshulp
443
465
1309
993
totaal
2648
500
2835
548
2845
511
1793
365
verhoging
840
200
196
1146
205
718
146
drempel
-556
-556
-580
-580
-535
-535
-540
-540
aftrekbare zorgkosten
2932
144
2255
164
3456
181
1971
-29
3. Een belastingplichtige mag de op hem drukkende uitgaven voor specifieke zorgkosten als persoonsgebonden aftrek in mindering brengen op zijn inkomen (artikel 6.1, aanhef en eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, onderdeel d, van de Wet IB). Als specifieke zorgkosten zijn aftrekbaar – voor zover hier van belang – de uitgaven die wegens ziekte of invaliditeit zijn gedaan voor genees- en heelkundige hulp, vervoer, farmaceutische hulpmiddelen verstrekt op voorschrift van een arts, andere hulpmiddelen, extra gezinshulp en extra kleding en beddengoed (artikel 6.17, eerste lid, sub a, b, c, d, e en g, van de Wet IB 2001). Niet aftrekbaar zijn – voor zover hier van belang – uitgaven die ten laste komen van of vallen onder het eigen risico van de zorgverzekering (artikel 6.18, eerste lid, van de Wet IB). Op eiser rust de bewijslast aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor aftrek is voldaan.
Hulpmiddelen (2012)
4. Uitgaven gedaan voor andere hulpmiddelen zijn aftrekbaar, voor zover deze hulpmiddelen van een zodanige aard zijn dat zij hoofdzakelijk door zieke of invalide personen worden gebruikt (artikel 6.17, eerste lid, onderdeel d, van de Wet IB 2001). Eiser heeft een bedrag van € 149 aangemerkt als uitgaven voor hulpmiddelen, te weten voor een rollator, een douchestoel, een loopstok en een grijphulpstuk. Van deze uitgaven heeft eiser geen facturen en betaalbewijzen overgelegd. Eiser heeft daarom niet aan aannemelijk gemaakt dat hij uitgaven heeft gedaan voor hulpmiddelen. Eiser voert aan dat de bonnen door verkleuring niet meer leesbaar zijn. Dit komt echter voor zijn eigen rekening en risico, omdat op eiser de bewijslast rust om aannemelijk te maken dat uitgaven door hem zijn gedaan. Verweerder heeft daarom terecht deze uitgaven niet meegenomen.
Vervoer (2012)
5. Eiser voert aan dat voor het vervoer naar het ziekenhuis is gerekend met € 0,40 per kilometer. De heer [A] is 22 keer mee geweest naar [Q] en heeft daarvoor per keer € 20 gekregen. Ter onderbouwing hiervan heeft eiser een verklaring van de heer [A] overgelegd. Ook zijn dochter is regelmatig mee geweest naar de fysiotherapeut en de dokter.
6. Gelet op hetgeen eiser ter zitting heeft verklaard over zijn mobiliteit in 2012, acht de rechtbank aannemelijk dat eiser destijds niet zelf kon rijden en is meegereden met de heer [A] en zijn dochter. Uit de afsprakenkaarten en het overzicht van de zorgverzekeraar volgt dat eiser 18 keer het ziekenhuis heeft bezocht, 12 keer de fysiotherapeut en 11 keer de huisarts. Uit de verklaring van de heer [A] volgt dat hij per rit aan het ziekenhuis € 20 euro heeft ontvangen. De rechtbank acht hiermee de vervoerskosten naar het ziekenhuis aannemelijk gemaakt, te weten € 20 x 18 = € 360. De gemaakte kosten voor het vervoer naar de fysiotherapeut en de huisarts heeft eiser niet onderbouwd en dus niet aannemelijk gemaakt.
Vervoer (2013, 2014 en 2015)
7. Eiser beschikte in die jaren over een auto, Renault Scenic, en stelt dat de werkelijke autokosten ongeveer € 0,34 per kilometer zijn. Verweerder stelt dat eiser dit onvoldoende heeft onderbouwd en gaat uit van lagere prijs per kilometer.
8. De rechtbank stelt voorop dat de werkelijke kostprijs per kilometer zo goed mogelijk moet worden benaderd en dat het op de weg van eiser ligt de door hem gestelde kilometerprijs aannemelijk te maken. Daarbij is de rechtbank van oordeel dat de werkelijke kostprijs per kilometer voor alle jaren gelijk dient te zijn. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser aannemelijk gemaakt dat de werkelijke kostprijs € 0,30 per kilometer bedraagt. De rechtbank is van de volgende uitgangspunten uitgegaan.
9. Eiser heeft aannemelijk gemaakt dat aantal gereden kilometers per jaar 11.711 is. Op de bon van de reparatie van 4 oktober 2013 staat een km-stand van 189.734. Op de bon van 16 december 2014 staat een km-stand van 201.533. Dat betekent dat in ruim een jaar eiser 11.799 km heeft gereden. Een gemiddelde van 11.711 per jaar acht de rechtbank daarom aannemelijk. Verweerder is bij zijn berekening van de werkelijk kostprijs uitgegaan van een te hoog aantal gereden kilometers per jaar, te weten 18.780. De gemiddelde prijs per liter benzine is € 1,70 en de auto rijdt op 1 liter benzine gemiddeld 12 km. De brandstofkosten komen dan uit op ongeveer € 1.659 per jaar. Ter zitting heeft eiser verklaard dat de afschrijving van de auto € 1.900 bedraagt. Dit heeft verweerder onvoldoende betwist. Eiser had de auto van 19 februari 2013 tot en met 24 april 2018 op zijn naam staan. Dat is een gemiddelde afschrijving per jaar van € 366. Verder heeft eiser op grond van de gedingstukken de verzekeringskosten van € 345 per jaar, de motorrijtuigenbelasting van € 600 per jaar, de kosten voor onderhoud van € 500 per jaar en de kosten voor apk van € 25 per jaar aannemelijk gemaakt. De totale drukkende vervoerskosten bedragen € 3.494.
10. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat een werkelijke kostprijs van € 0,30 per kilometer zeker niet te hoog is, nu uit het overzicht van de ANWB volgt dat kosten per kilometer € 0,47 bedragen voor een Renault Scenic.
11. Eiser heeft aannemelijk gemaakt dat hij in 2013, 2014 en 2015 respectievelijk 693, 2.010 en 253 kilometer heeft gereden voor bezoek aan artsen en andere zorgverleners. Over het aantal kilometers in 2014 en 2015 bestaat geen geschil. Eiser stelt dat in 2013 meer kilometers zijn gereden, maar heeft dit niet onderbouwd.
12. De kosten voor vervoer stelt de rechtbank voor de jaren 2013, 2014 en 2015 vast op respectievelijk € 208, € 603 en € 76.
Extra kleding en beddengoed (2012, 2013, 2014 en 2015)
13. Verweerder heeft aan eiser een aftrek van € 310 wegens kosten voor kleding en beddengoed toegekend. Deze aftrek kan worden verhoogd tot € 775 indien blijkt dat de hiermee verband houdende uitgaven hoger dan € 620 zijn (artikel 38 van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001).
14. Eiser heeft niet voldaan aan de op hem rustende bewijslast dat sprake is van zodanige uitgaven aan extra kleding en beddengoed ter zake van ziekte, dat hij in aanmerking komt voor de hogere aftrek van € 775. Eiser heeft geen facturen en betaalbewijzen overgelegd. Verder kan uit het gas- en stroomverbruik niet worden herleid dat het verbruik hoger is dan bij een vergelijkbare niet-zieke persoon.
Genees- en heelkundige hulp (2013)
15. Eiser wil in aanmerking komen voor de aftrek van € 195 aan eigen bijdrage voor 13 behandelingen bij de Rugpoli. Verweerder heeft aan de hand van het overzicht van de zorgverzekeraar € 60 aan kosten in aanmerking genomen. Uit het overzicht van de zorgverzekeraar volgt dat eiser 4 keer € 15 zelf heeft moeten betalen. Eiser heeft niet met stukken aannemelijk gemaakt dat hij meer kosten heeft gemaakt en dat die op hem drukken.
Extra gezinshulp (2012, 2013, 2014 en 2015)
16. Op grond van artikel 6.17, vijfde lid, van de Wet IB 2001 komen kosten van extra gezinshulp slechts voor aftrek in aanmerking voor zover zij blijken uit gedagtekende facturen met vermelding van naam en adres van de gezinshulp. Deze facturen ontbreken. Eiser heeft verklaringen van de hulp overgelegd, waarin staat vermeld welke dagen hulp is verleend en hoeveel uur en het bedrag dat daarvoor is ontvangen. Naar het oordeel van de rechtbank is dit niet voldoende bewijs, omdat deze niet zijn gedagtekend en niet aannemelijk is geworden dat de uitgaven zijn gedaan in verband met ziekte of invaliditeit. Uit de toelichting bij de aanslag heeft eiser niet het vertrouwen kunnen ontlenen dat de verstrekte overzichten toereikend zijn. In de toelichting staat immers expliciet vermeld dat er sprake moet zijn van rekeningen en betaalbewijzen.
Conclusie
17. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen onder 6 tot en met 12 dient de totale aftrek specifieke zorgkosten voor 2012 tot en met 2015 als volgt te worden herrekend:
zorgkosten
2012
2013
2014
2015
medicijnen
28
28
28
28
hulpmiddelen
woningaanpassingen
overige aanpassingen
vervoer
360
208
603
76
kleding/beddengoed
310
310
310
310
genees- en heelkundige hulp
60
gezinshulp
totaal
698
606
941
414
verhoging 40%
280
243
377
166
drempel
-556
-580
-535
-540
aftrekbare zorgkosten
422
269
783
40
18. Gelet op het vorenstaande dient het belastbaar inkomen uit werk en woning van eiser voor de jaren 2012 tot en met 2015 nader vastgesteld te worden op respectievelijk € 32.190, € 34.634, € 33.151 en € 32.739.
19. Gelet op wat hiervoor is overwogen zijn de beroepen gegrond verklaard.
20. De beroepen wordt geacht mede betrekking te hebben op de belastingrente. Aangezien eiser geen zelfstandige beroepsgronden tegen de beschikkingen belastingrente heeft aangevoerd, is de in rekening gebrachte belastingrente verminderd overeenkomstig de vermindering van de belastingaanslag.
21. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van vier samenhangende zaken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Het bedrag daarvoor komt uit op € 768 (1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512 en een wegingsfactor 1,5). Voor de bezwaarfase is geen vergoeding toegekend omdat hierom niet is verzocht (artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht). Voorts dient verweerder de gevraagde reiskosten à € 36 te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.J. Engel, rechter, in aanwezigheid van mr. N.J.H. Klomp, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.