Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 14 november 2018
- de akte van de curator van 19 december 2018
- de akte houdende uitlating van [gedaagde in conventie / eiser in reconventie] van 19 december 2018
- de akte van de curator van 9 januari 2019
- de antwoord akte van [gedaagde in conventie / eiser in reconventie] van 9 januari 2019
- de pleidooien en de voorafgaand daaraan en ter gelegenheid daarvan overgelegde stukken
- de akte houdende uitlating tevens overlegging productie van [gedaagde in conventie / eiser in reconventie] van 3 april 2019
- de akte van de curator van 17 april 2019.
2.De verdere beoordeling
financiering kalveren” en dat in hetzelfde mutatie overzicht in de daaropvolgende regel een vergelijkbaar bedrag werd overgeboekt naar Vikariën. De rechtbank heeft daaraan de gevolgtrekking verbonden dat aannemelijk is dat [gedaagde in conventie / eiser in reconventie] deze bedragen in het kader van de uitvoering van de overeenkomst met [naam 1 en 2] beschikbaar heeft gesteld voor de aankoop van kalveren.
financiering kalveren”. [gedaagde in conventie / eiser in reconventie] heeft bovendien bij dezelfde akte, als productie B, enkele pagina’s overgelegd uit een processtuk dat door [naam 1 en 2] in een gerechtelijke procedure met [gedaagde in conventie / eiser in reconventie] is ingebracht. [naam 1 en 2] stelt in dat processtuk onder meer:
tot medio 2015” de aanschaf werd gefinancierd van kalveren die werden ondergebracht in twee stallen, waaronder de stal van [naam 1] . De kalveren waarvan in deze zaak de eigendom ter discussie staat zijn kalveren die in 2015 in de stal zijn geplaatst bij [naam 1] (en die op 24 mei 2015 zijn verkocht). [gedaagde in conventie / eiser in reconventie] heeft er op gewezen, en door de curator is dat ook niet betwist, dat de lijst van oornummers van deze kalveren een aanmelddatum noemt van 1 februari 2015 en dat dat het moment is dat deze kalveren bij [naam 1] op stal zijn gezet. Gesteld noch gebleken is dat er in 2015 nog andere kalveren op stal zijn geplaatst bij [naam 1] of dat er in de eerste helft van 2015 nog een andere mestronde door hem is gedraaid. Uit deze stelling volgt derhalve dat de aanschaf van de kalveren waarover het in deze procedure gaat, is gefinancierd met het geld dat door [gedaagde in conventie / eiser in reconventie] op basis van de overeenkomst van 19 november 2013 daarvoor aan [naam 1 en 2] ter beschikking is gesteld. Op grond van die overeenkomst zouden de door [handelsnaam eiseres] (lees: Vikariën) in te kopen kalveren voor 50% eigendom zijn van [gedaagde in conventie / eiser in reconventie] . Voorts blijkt uit deze processuele stellingen van [naam 1 en 2] dat Vikariën aan [gedaagde in conventie / eiser in reconventie] op 28 mei 2015, derhalve kort na de verkoop van de bij [naam 1] op stal staande kalveren, een “voorschot-betaling” heeft gedaan van
zijn aandeel” in de resultaten van de mestrondes in Vikariën heeft gelaten. Ook daarin ligt besloten dat het kennelijk ging om (in dit geval) het aan [naam 1 en 2] toebehorend aandeel. Dat wijst er op dat Vikariën niet als eigenaar werd beschouwd van dat aandeel en dus ook niet van het aandeel van [gedaagde in conventie / eiser in reconventie] .
in extreem uiterste gevallen” het recht de kalveren levend te verdelen en op te halen. Dit recht had Vikariën, in het licht van het naderende faillissement, moeten respecteren. Als eigenaar van 50% van de kalveren had [gedaagde in conventie / eiser in reconventie] in dat geval, indien het faillissement van Vikariën was ingetreden, een vordering ex artikel 25 Fw die hij niet ter verificatie hoefde in te dienen.