ECLI:NL:RBGEL:2019:230

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 januari 2019
Publicatiedatum
23 januari 2019
Zaaknummer
05/881898-16 ontn
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingszaak betreffende wederrechtelijk verkregen voordeel uit diefstallen van defensiegoederen

In deze ontnemingszaak heeft de militaire kamer van de Rechtbank Gelderland op 14 januari 2019 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie. De veroordeelde is schuldig bevonden aan meermalen gepleegde diefstallen in de periode van 1 oktober 2013 tot en met 17 november 2016. De officier van justitie heeft de militaire kamer verzocht om het bedrag vast te stellen waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, dat voorlopig is vastgesteld op € 9.948,95. Tijdens de openbare terechtzitting op 14 januari 2019 was de veroordeelde aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. N.A. Koole. De officier van justitie, mr. A.C.J. Nettenbreijers, heeft de vordering toegelicht en gepersisteerd bij de ontnemingsvordering. De verdediging heeft geen verweer gevoerd.

De militaire kamer heeft kennisgenomen van de verklaring van de verdachte en het rapport over de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit rapport, opgesteld door een wachtmeester van de Koninklijke Marechaussee, concludeert dat de veroordeelde voordeel heeft genoten uit de verkoop van defensiegoederen. De militaire kamer heeft vastgesteld dat er in de periode van 17 november 2011 tot en met 16 november 2016 118 transacties hebben plaatsgevonden op de bankrekening van de veroordeelde, die te herleiden zijn naar deze verkopen. Na aftrek van verzendkosten heeft de militaire kamer het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 9.948,95.

De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de veroordeelde de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/881898-16
Datum zitting : 14 januari 2019
Datum uitspraak: 14 januari 2019
Tegenspraak
Uitspraak van de meervoudige militaire kamer
in de ontnemingszaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[veroordeelde](hierna te noemen: veroordeelde),
geboren op : [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats] ,
adres : [adres] ,
plaats : [woonplaats] ,
raadsman: mr. N.A. Koole, advocaat te Middelburg.

1.De inhoud van de vordering

De officier van justitie vordert dat de militaire kamer, conform artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, welk voordeel voorlopig wordt geschat op € 9.948,95.

2.De procedure

Ter openbare terechtzitting van 14 januari 2019 heeft de officier van justitie de ontnemingsvordering aanhangig gemaakt.

3.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 14 januari 2019 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is veroordeelde verschenen. Veroordeelde is bijgestaan door mr. N.A. Koole, advocaat te Middelburg.
De officier van justitie, mr. A.C.J. Nettenbreijers, heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij de vordering.
De verdediging heeft geen verweer gevoerd.

4.De beoordeling van de vordering

Bij de beoordeling van de onderhavige vordering heeft de militaire kamer kennis genomen van het op 14 januari 2019 tegen veroordeelde gewezen vonnis, waarbij hij is veroordeeld ter zake van diefstallen, meermalen gepleegd, in de periode van 1 oktober 2013 tot en met 17 november 2016.
De militaire kamer heeft voorts kennis genomen van het in de wettelijke vorm door [verbalisant] , wachtmeester der eerste klasse der Koninklijke Marechaussee en werkzaam bij de brigade Scheldestromen afdeling recherche, opgemaakte proces-verbaal, PL27YS/16-032479, onderzoek [naam] , gesloten op 15 mei 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden. Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 januari 2019;
- het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict, nummer 1710021636, onderzoek [naam] , opgesteld door [verbalisant] , wachtmester der eerste klasse der Koninklijke Marechaussee, brigade Scheldestroom afdeling recherche, opgemaakt d.d. 9 oktober 2017 te Hoogerheide, ongenummerd.
Op basis van de wettige bewijsmiddelen acht de militaire kamer aannemelijk dat veroordeelde voordeel heeft genoten uit de verkoop van de defensiegoederen. De militaire kamer volgt de berekening van het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict (hierna: rapport) en wel als volgt.
Opbrengst
Op de bankrekening van veroordeelde, [nummer] , hebben in de periode van 17 november 2011 tot en met 16 november 2016 118 transacties plaatsgevonden die te herleiden zijn naar de verkoop van defensiegoederen. Veroordeelde heeft in totaal een geldbedrag van € 10.359,00 ontvangen.
Kosten
Veroordeelde heeft in zijn verhoor verklaard dat verzending van de goederen naar de afnemer € 6,95 kostte, hetgeen een kostenpost oplevert van 118 x € 6,95 = € 820,10.
Aangezien veroordeelde eveneens heeft verklaard dat verzendkosten soms door de koper werden betaald, worden de verzendkosten ten laste van de veroordeelde gehalveerd. In totaal gaat de militaire kamer dan ook uit van € 820,10 : 2 = € 410,05 aan verzendkosten.
De militaire kamer stelt aldus vast dat het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op (€ 10.359,00 – € 410,05) = € 9.948,95, welk bedrag veroordeelde ook dient te betalen.

5.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op artikel 36e, lid 1 en lid 2, van het Wetboek van Strafrecht.

6.De beslissing

Stelt vast het bedrag waarop het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op een bedrag van
€ 9.948,95 (zegge:
negenduizendnegenhonderdachtenveertig euro en vijfennegentig eurocent).
Legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 9.948,95 (zegge:
negenduizendnegenhonderdenachtenveertig euro en vijfennegentig eurocent).
Aldus gegeven door mr. P.C. Quak (voorzitter), mr. G.W.B. Heijmans, rechters, en kapitein ter zee logistieke dienst mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. S. de Rooij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 januari 2019.