ECLI:NL:RBGEL:2019:232

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 januari 2019
Publicatiedatum
23 januari 2019
Zaaknummer
05/840950-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling door rakelings langs politieauto te rijden

Op 23 januari 2019 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 22 augustus 2017 in Ochten, waar de verdachte met hoge snelheid langs een politieauto reed terwijl een agent aan het uitstappen was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet met opzet handelde om de agent te doden, maar dat hij wel bewust de kans op zwaar lichamelijk letsel voor de agent heeft aanvaard. De verdachte werd vrijgesproken van de poging tot doodslag, maar veroordeeld voor poging tot zware mishandeling van de agent. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden op, met bijzondere voorwaarden, een werkstraf van 200 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twaalf maanden. De rechtbank benadrukte de ernst van het gedrag van de verdachte, die met hoge snelheid door woonwijken reed en bijna drie keer de toegestane snelheid overschreed. De verdachte had een geschiedenis van alcoholmisbruik en werd onder behandeling gesteld voor zijn verslavingsproblematiek. De rechtbank vond het belangrijk dat de verdachte de kans kreeg om zijn leven te beteren, maar vond ook dat zijn gevaarlijke rijgedrag niet onbestraft kon blijven.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/840950-17
Datum uitspraak : 23 januari 2019
Tegenspraak
verkort vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [woonplaats]
raadsman: mr. O.N.J. Maatje, advocaat te Zaltbommel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 januari 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 augustus 2017 te Ochten, gemeente Neder-Betuwe, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] (hoofdagent van politie eenheid Oost-Nederland) en/of [slachtoffer 2] (brigadier van politie eenheid Oost-Nederland) opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto met een hoge snelheid, althans met snel verhogende snelheid,
- is af- en/of ingereden op voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , terwijl die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] in hun dienstauto zaten en/of
- is af- en/of ingereden op die [slachtoffer 1] terwijl die [slachtoffer 1] aan de passagierszijde was uitgestapt en zich naast de dienstauto bevond, althans terwijl die [slachtoffer 1] aan de passagierszijde aan het uitstappen was,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 22 augustus 2017 te Ochten, gemeente Neder-Betuwe, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] (hoofdagent bij politie eenheid Oost-Nederland) en/of [slachtoffer 2] (brigadier bij politie eenheid Oost-Nederland) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto met een hoge snelheid, althans met snel verhogende snelheid, -
is af- en/of ingereden op voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , terwijl die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] in hun dienstauto zaten en/of
- is af- en/of ingereden op die [slachtoffer 1] terwijl die [slachtoffer 1] aan de passagierszijde was uitgestapt en zich naast de dienstauto bevond, althans terwijl die [slachtoffer 1] aan de passagierszijde aan het uitstappen was,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 22 augustus 2017 te Ochten, gemeente Neder-Betuwe, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 3] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet met een door hem,verdachte, bestuurde personenauto met een hoge snelheid, althans met snel verhogende snelheid, is af- en/of ingereden op voornoemde [slachtoffer 3] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 22 augustus 2017 te Ochten, gemeente Neder-Betuwe, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto met een hoge
snelheid, althans met snel verhogende snelheid, is af- en/of ingereden op voornoemde [slachtoffer 3] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Feit 1
Ten aanzien van het tweede gedachtestreepje, het inrijden op [slachtoffer 1] terwijl deze aan het uitstappen was, heeft de verdachte verklaard dat hij met een ruime bocht langs de auto is gereden en niet rakelings. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij niet heel hard reed. Hieromtrent overweegt de rechtbank dat aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] beiden hebben verklaard dat verdachte rakelings langs de auto is gereden en dat ook getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben verklaard dat [slachtoffer 1] maar net op tijd de deur dicht deed, omdat hij anders klem was komen te zitten tussen de deur en de politieauto. Ook volgt uit de verklaringen van aangevers en getuigen dat verdachte met hoge snelheid langs de politieauto is gereden. De rechtbank heeft daarom de overtuiging dat verdachte met hoge snelheid rakelings langs de politieauto is gereden terwijl [slachtoffer 1] uit probeerde te stappen.
Opzet
Vol opzet (te weten dat verdachte die bedoeling had) op de dood of zwaar lichamelijk letsel is bij deze gedraging van verdachte niet vast komen te staan. Voor voorwaardelijk opzet moet eerst komen vast te staan dat het handelen van verdachte een aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer 1] of zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] in het leven zou roepen. De rechtbank overweegt hierover dat als [slachtoffer 1] niet snel de autodeur dicht had gedaan, hij met zijn lichaam tussen de deur en de politieauto bekneld was komen te zitten doordat verdachte dan tegen de deur zou zijn aangereden. De rechtbank is van oordeel dat er in dat geval een aanmerkelijke kans was dat [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Deze aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel heeft verdachte bewust aanvaard door met hoge snelheid langs de politieauto te rijden. De rechtbank acht geen aanmerkelijke kans op de dood aanwezig.
De rechtbank zal verdachte van de gedraging onder het eerste gedachtestreepje vrijspreken. Niet is gebleken dat verdachte vol opzet had om met zijn auto in te rijden op de politieauto, terwijl de agenten in de politieauto zaten. Het dossier bevat onvoldoende informatie om vast te kunnen stellen dat er op dat moment een aanmerkelijke kans was dat verdachte de politieauto zou raken en de verbalisanten, in de auto, daardoor van het leven zouden worden beroofd of zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen.
Concluderend zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de poging tot doodslag en acht de rechtbank voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig voor de poging tot zware mishandeling ten aanzien van [slachtoffer 1] .
Feit 2
De rechtbank spreekt verdachte vrij van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde onder 2. Ook in dit geval blijkt niet dat verdachte opzet had om aangeefster van het leven te beroven of haar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Voor een bewezenverklaring zou dus voorwaardelijk opzet moeten worden vastgesteld en dus dat er een aanmerkelijke kans was op zwaar lichamelijk letsel of de dood. Uit het dossier volgt dat verdachte (vlak) langs aangeefster [slachtoffer 3] is gereden. Hij heeft haar niet geraakt en zij moest ook niet opzij springen om niet geraakt te worden. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat er geen aanmerkelijke kans bestond op de dood of zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 3] .

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde onder 1 heeft begaan, te weten dat:
1. subsidiair
hij op
of omstreeks22 augustus 2017 te Ochten, gemeente Neder-Betuwe, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] (hoofdagent bij politie eenheid Oost-Nederland)
en/of [slachtoffer 2] (brigadier bij politie eenheid Oost-Nederland)opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto met een hoge snelheid
, althans met snel verhogende snelheid,
- is af- en/of ingereden op voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , terwijl die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] in hun dienstauto zaten en/of
- is af
- en/of ingereden op die [slachtoffer 1]
terwijl die [slachtoffer 1] aan de passagierszijde was uitgestapt en zich naast de dienstauto bevond, althansterwijl die [slachtoffer 1] aan de passagierszijde aan het uitstappen was,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Die bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
Poging tot het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 5 maanden met een proeftijd van 3 jaren en oplegging van bijzondere voorwaarden. Verder heeft de officier van justitie om een ontzegging van de rijbevoegdheid van 12 maanden verzocht, en om een werkstraf van 240 uren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis en in verzekering heeft doorgebracht. Tot slot heeft de officier van justitie verzocht om de auto verbeurd te verklaren.
De verdediging heeft verzocht geen ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen. Verdachte bracht met zijn auto regelmatig klanten naar de [zaak] van zijn ouders en zou dit graag weer op willen pakken. Verder heeft de raadsman opgemerkt dat hij de werkstraf van 240 uren te hoog vindt.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 11 december 2018;
- een pro justitia rapportage door drs. [naam 1] , psycholoog, gedateerd 19 december 2017;
- een pro justitia rapportage door dr. [naam 2] , psychiater, gedateerd 12 april 2018, en
- een voorlichtingsrapportage van IrisZorg, gedateerd 11 mei 2018.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling van een politieagent. Nadat hij in de gaten kreeg dat de politie hem wilde aanhouden vanwege het rijden met een ongeldig rijbewijs, is hij voor de politie gevlucht. Hij is met hoge snelheden, bijna drie keer zo hoog als toegestaan, op klaarlichte dag door woonwijken gereden terwijl hij werd gevolgd door de politie. Toen de politie hem op een gegeven moment bijna klem had gereden en een van de agenten wilde uitstappen, is verdachte vlak langs de politieauto gereden terwijl de agent aan het uitstappen was. Als de agent niet snel de deur had dichtgedaan was hij klem komen te zitten tussen de auto en de deur omdat verdachte dan tegen die deur zou zijn aangereden. Vervolgens is verdachte over de stoep weggereden, vlak langs een jong meisje gereden en is hij verderop aangehouden. Dat er uiteindelijk geen gewonden zijn gevallen, is louter toeval geweest en niet aan verdachte te danken. Gelet op de vele mensen die verdachte met hoge snelheid is gepasseerd, is het een wonder dat het allemaal niet veel erger is afgelopen. De rechtbank heeft de indruk dat verdachte zich slechts bezig heeft gehouden met de vraag hoe hij zo snel mogelijk bij de agenten weg kon komen, en zich geen moment heeft bekommerd om het gevaar dat hij veroorzaakte. Ook neemt de rechtbank het verdachte kwalijk dat hij zich op deze manier heeft willen onttrekken aan zijn aanhouding.
Uit het psychologisch onderzoek volgt dat er bij verdachte onder meer sprake is van een ernstige stoornis in alcoholgebruik en een onderliggende ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis. Ook heeft verdachte beperkingen in zijn drift- en impulsleven en een beperkte remming in zijn gedrag. De psycholoog acht aanwijzingen aanwezig dat verdachte zich maar beperkt kon remmen ten tijde van het tenlastegelegde en heeft daarom geadviseerd het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen. De rechtbank is echter van oordeel dat het tenlastegelegde verdachte geheel kan worden toegerekend. De rechtbank acht het advies van de psycholoog omtrent de toerekeningsvatbaarheid onvoldoende onderbouwd en hecht waarde aan de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij bewust de keuze heeft gemaakt om voor de politie te vluchten.
Verdachte wordt momenteel in het kader van zijn schorsingsvoorwaarden begeleid en behandeld door IrisZorg voor zijn verslavingsproblematiek. Hoewel verdachte in eerste instantie niet goed aan deze behandeling heeft meegewerkt, lijkt er het afgelopen jaar een omslag bij hem te hebben plaatsgevonden. Volgens mevrouw [naam 3] , de begeleidster van verdachte bij IrisZorg die ter terechtzitting is gehoord, verloopt de behandeling op dit moment goed. Het afgelopen jaar is ook niet gebleken dat verdachte alcohol of drugs heeft gebruikt. Mevrouw [naam 3] adviseert om als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een alcohol- en drugsverbod en de mogelijkheid voor een kortdurende klinische opname op te leggen.
Alle omstandigheden bezien, acht de rechtbank het van belang dat de goede weg die verdachte is ingeslagen wordt voortgezet en er dus een voorwaardelijke straf wordt opgelegd met bijzondere voorwaarden die hem daarbij kunnen helpen. De rechtbank zal daarom een voorwaardelijke gevangenisstraf van 5 maanden opleggen met als bijzondere voorwaarden de voorwaarden zoals geadviseerd door mevrouw [naam 3] van IrisZorg, met uitzondering van de kortdurende klinische opname omdat de rechtbank hiertoe onvoldoende aanleiding ziet. Gezien het zeer gevaarlijke rijgedrag van verdachte acht de rechtbank een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van een jaar ook passend en geboden. Tot slot zal de rechtbank een werkstraf opleggen voor de duur van 200 uren.
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven auto, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met betrekking tot welke het bewezenverklaarde is begaan.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 400.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering volledig kan worden toegewezen en dat hier de wettelijke rente aan kan worden verbonden en de schadevergoedingsmaatregel kan worden opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt dat immateriële schade volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek in verschillende gevallen kan worden toegewezen. Bij strafbare feiten gaat het om de gevallen dat sprake is van lichamelijk letsel, aantasting in de eer of goede naam of van aantasting van de persoon op andere wijze. [slachtoffer 1] heeft door het bewezenverklaarde geen letsel opgelopen en is niet in de eer of goede naam aangetast. Buiten deze gevallen, is van een aantasting van de persoon volgens de Hoge Raad pas sprake ingeval van een aan de hand van objectieve maatstaven vast te stellen psychiatrisch ziektebeeld. Uit de toelichting die [slachtoffer 1] bij zijn vordering heeft gegeven volgt niet dat er bij hem sprake is van een psychiatrisch ziektebeeld. De rechtbank zal zijn vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 33, 33a, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179a van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 Spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte het overige tenlastegelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden;
 bepaalt, dat deze gevangenisstraf,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
3. zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich uiterlijk binnen 5 dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij IrisZorg op het adres Nieuwe Oeverstraat 65 te Arnhem (088-6061600) en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
5. zich zal onthouden van het gebruik van alcohol en drugs en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek, zolang de reclassering IrisZorg dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan IrisZorg tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
 een
werkstrafgedurende
200 (tweehonderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 (honderd) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de werkstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het
onder feit 1 bewezen verklaardede
bevoegdheid motorrijtuigente besturen voor de duur van
12 (twaalf) maanden;

verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven auto.

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijkin zijn vordering.
Dit verkort vonnis is gewezen door mr. F.J.H. Hovens (voorzitter), mr. H.P.M. Kester en mr. M.A. van Leeuwen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Ruizendaal-van der Veen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 januari 2019.