ECLI:NL:RBGEL:2019:2353

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 mei 2019
Publicatiedatum
28 mei 2019
Zaaknummer
05/840881-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging en terbeschikkingstelling van een man wegens stalking en mishandeling

Op 28 mei 2019 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 34-jarige man uit Wageningen, die zich schuldig had gemaakt aan belaging (stalking) en mishandeling. De rechtbank heeft de man ontslagen van alle rechtsvervolging en hem ter beschikking gesteld met voorwaarden. De man had zich schuldig gemaakt aan het stelselmatig benaderen van het slachtoffer via sociale media en had haar op haar werkadres bedreigd en mishandeld. Tijdens de zittingen op 5 maart en 14 mei 2019 werd duidelijk dat de verdachte leed aan schizofrenie, wat leidde tot de conclusie dat hij ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van de feiten. De rechtbank heeft de rapportages van deskundigen overgenomen en geoordeeld dat de verdachte niet strafbaar was, maar dat er wel een maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd moest worden. De rechtbank heeft ook een ongeclausuleerd contactverbod met het slachtoffer opgelegd, gezien het hoge recidiverisico. Daarnaast heeft de benadeelde partij, het slachtoffer, een schadevergoeding van € 533,42 toegewezen gekregen, waarvan € 33,42 voor materiële schade en € 500,- voor immateriële schade. De rechtbank heeft de beslissing gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/840881-18
Datum uitspraak : 28 mei 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1985 te [geboorteplaats 1] ,
wonende te [adres] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te Vught PPC te Vught,
raadsvrouw: mr. M.J.R. Roethof, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 maart 2019 en 14 mei 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 april 2018 tot en
met 21 november 2018
te Arnhem, althans in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van een ander, te weten van [slachtoffer] , door:
- die [slachtoffer] meermalen via Facebook en/of andere Social Media te benaderen en/of veertig, althans meerdere berichten met intimiderende en/of bedreigende en/of beledigende en/of provocerende teksten te sturen, en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal op haar werkadres, te weten [naam 7] op/aan de [straatnaam] te Arnhem, op te zoeken en/of haar (vervolgens) meermalen, althans eenmaal (woordelijk) te bedreigen en/of te beledigen en/of te intimideren en/of te provoceren en/of haar (aldaar) te (achter)volgen en/of tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen,
met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden
en/of vrees aan te jagen.
2.
Hij op of omstreeks 10 september 2018 te Arnhem [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] tegen het (onder)lichaam te
schoppen en/of te trappen (ten gevolge die [slachtoffer] op de (harde0 (onder)grond is
gevallen).
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 17-18 (feit 1 en 2);
- het proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie p. 40-41 (feit 1);
- het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer] , p. 20-35 (feit 2);
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 maart 2019 (feiten 1 en 2).
De rechtbank overweegt hierbij dat, gegeven de feiten en omstandigheden die in voormelde bewijsmiddelen zijn vervat, niet wordt getwijfeld aan de verklaring van aangeefster dat verdachte haar ook, eenmaal, woordelijk heeft bedreigd (feit 1 tweede gedachtestreepje).

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
een of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 30 april 2018 tot en
met 21 november 2018
te Arnhem,
althans in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van een ander, te weten van [slachtoffer] , door:
- die [slachtoffer]
meermalenvia Facebook
en/of andere Social Mediate benaderen en
/ofveertig,
althans meerdereberichten met intimiderende en/of bedreigende en/of beledigende en/of provocerende teksten te sturen, en
/of
- die [slachtoffer]
meermalen, althans eenmaalop haar werkadres, te weten [naam 7]
op/aan de [straatnaam] te Arnhem, op te zoeken en
/ofhaar
(vervolgens
) meermalen, althans eenmaal (woordelijk
)te bedreigen en
/of te beledigen en/of te intimideren en/of te provoceren en/ofhaar
(aldaar
)te
(achter
)volgen en
/oftegen het lichaam te schoppen
en/of te trappen,
met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te doen,
niet te doen, te dulden
en
/ofvrees aan te jagen.
2.
hij op
of omstreeks10 september 2018 te Arnhem [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] tegen het
(onder)lichaam te
schoppen
en/of te trappen (ten gevolge die [slachtoffer] op de
(harde
(onder
)grond is
gevallen
).
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Belaging
Ten aanzien van feit 2:
Mishandeling

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De officier van justitie en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat verdachte ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht ten aanzien van alle aan hem tenlastegelegde feiten en dat verdachte daarom moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
GZ-psycholoog drs. [naam 2] en psychiater [naam 3] hebben rapportages over de persoon van verdachte opgesteld (d.d. respectievelijk 4 februari 2019 en 6 februari 2019). De rechtbank heeft hiervan kennis genomen.
De psycholoog en psychiater hebben vastgesteld dat bij verdachte sprake is van schizofrenie met betrekkingsideeën, wanen, hallucinaties en impulsdoorbraken. Daarnaast zijn er aanwijzingen voor het bestaan van een gebrekkige ontwikkeling, namelijk een achteruitgang in het algemeen sociaal en persoonlijk functioneren van verdachte. Deze stoornissen zijn bij verdachte structureel aanwezig, waarbij de wanen en hallucinaties zijn waarnemen, denken en handelen ten tijde van het ten laste gelegde bepaalden. Door beide rapporteurs wordt dan ook geadviseerd om verdachte voor deze feiten als ontoerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank verenigt zich met de conclusies van de deskundigen en maakt die tot de hare. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het hiervoor bewezenverklaarde niet aan verdachte kan worden toegerekend.
Verdachte is gelet op het bovenstaande niet strafbaar en dient ontslagen te worden van alle rechtsvervolging.

7.Overwegingen ten aanzien van de maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de ontoerekeningsvatbaarheid van verdachte, geen straf aan hem kan worden opgelegd. De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd met de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. In aanvulling op het maatregelrapport heeft de officier van justitie verzocht om een ongeclausuleerd contactverbod met het slachtoffer op te nemen. Voorts heeft de officier van justitie de rechtbank verzocht te bevelen dat de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zullen worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangegeven zich te kunnen vinden in de eis van de officier van justitie.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 28 maart 2019;
- een multidisciplinair Pro Justitia rapport van drs. [naam 2] , GZ-psycholoog, gedateerd 4 februari 2019 en van [naam 3] , psychiater, gedateerd 6 februari 2019;
- een maatregelrapport van [naam 4] , gedateerd 15 april 2019.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een tweetal strafbare feiten, te weten stalking en mishandeling. Door zo te handelen heeft verdachte een inbreuk gemaakt op zowel de persoonlijke levenssfeer als de lichamelijk integriteit van het slachtoffer. Dat het handelen van verdachte een grote impact op het slachtoffer heeft gehad, bleek ook uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring.
In dit geval kunnen de feiten echter niet aan verdachte worden toegerekend omdat hij ten tijde van het plegen van de feiten onder invloed van een stoornis verkeerde. Om die reden kan aan verdachte geen straf worden opgelegd. De rechtbank kan wel bepalen dat er een maatregel zal worden opgelegd.
Uit bovenvermelde Pro Justitia rapportages volgt dat het recidiverisico als hoog moet worden ingeschat. Hieraan liggen de psychotische overschrijdingen ten grondslag die het gevolg zijn van de pertinente schizofrene stoornis van verdachte. Daarnaast zijn er nauwelijks beschermende factoren aanwezig, is er slechts sprake van zeer beperkte en ontoereikende sociaal-maatschappelijke steun en heeft verdachte onvoldoende houvast om zich te kunnen handhaven in de samenleving. Om het recidiverisico te verlagen is een stevig juridisch kader nodig om verdachte in de (psychiatrische) zorg te krijgen, langdurig te kunnen behandelen en te resocialiseren. Wanneer dit niet gebeurt is de verwachting dat verdachte snel in gedragsmatige, sociale en psychotische zin achteruit gaat, waarbij een acuut verhoogd risico op gewelddadig gedrag wordt bereikt. Beide deskundigen hebben om die reden geadviseerd een maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen.
Bij rapport van 15 april 2019 heeft de reclassering ( [naam 4] ) zich geconformeerd aan het advies van de Pro Justitia rapporteurs.
De rechtbank stelt vast dat het onder 1 bewezen verklaarde, te weten belaging, een feit als bedoeld in artikel 37a, eerste lid onder 1 Sr is waarvoor terbeschikkingstelling mogelijk is.
De rechtbank is voorts van oordeel dat het onverantwoord is om verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. De kans op herhaling van een geweld gerelateerd feit is te groot. Hierbij is van belang dat een behandeltraject in een ambulant kader onvoldoende waarborgen zal bieden in het geval van verdachte. Uit de uitgebrachte rapporten leidt de rechtbank af dat het noodzakelijk is dat ter voorkoming van recidive door verdachte een behandeling binnen een strak forensisch kader nodig is, welke behandeling zonder meer de periode van een jaar te boven zal gaan. Bovendien blijkt uit zijn justitiële documentatie dat hij in het verleden – voor eveneens een belaging – al in een psychiatrisch ziekenhuis is geplaatst en is dit niet afdoende gebleken.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het advies overnemen en verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met de voorwaarden zoals opgenomen in het reclasseringsrapport opleggen, aan welke voorwaarden verdachte heeft verklaard zich te zullen houden. In dit geval betreft het ook een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
In navolging van de officier van justitie zal de rechtbank het contactverbod ongeclausuleerd oplegger ter bescherming van mw. [slachtoffer]
Omdat de kans op herhaling van een misdrijf met schade voor personen groot is, ziet de rechtbank aanleiding te bevelen dat de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] , met bijstand van mr. [naam 5] , heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder de feiten 1 en 2 bewezenverklaarde. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.533,42. Naast het gevorderde bedrag is verzocht om toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich voor wat betreft de gevorderde materiële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en heeft verzocht om de gevorderde immateriële schade te matigen.
Beoordeling door de rechtbank
Materiële schade
De benadeelde partij vordert € 33,42 aan materiële schade, bestaande uit reiskosten en telefoonkosten. Deze kostenposten zijn door de verdediging niet betwist. Nu deze schadeposten naar het oordeel van de rechtbank voldoende zijn onderbouwd en zij de rechtbank redelijk voorkomen, is de rechtbank van oordeel dat deze ook kunnen worden toegewezen. De rechtbank zal een vergoeding van € 33,42 toewijzen.
Immateriële schade
De benadeelde partij vordert € 1.500,- aan immateriële schade. De rechtbank acht het op zichzelf aannemelijk dat de benadeelde door het handelen van verdachte, meer in het bijzonder het stalken, te kampen heeft gehad met gevoelens van angst en stress. Naar het oordeel van de rechtbank kan echter, anders dan waar het gaat om de bewezenverklaarde mishandeling, niet zonder meer worden gezegd dat de benadeelde door de stalking in haar persoon is aangetast. Daarvoor is immers nodig dat sprake is van geestelijk letsel dan wel een zeer ernstige inbreuk op de integriteit van de persoon. Het ontstaan van dergelijke schade is door de benadeelde wel gesteld, maar niet met relevante – medische – gegevens onderbouwd.
De rechtbank zal gelet op het voorgaande de immateriële schadevergoeding naar billijkheid bepalen en toewijzen tot een bedrag van € 500,-. Daarbij is rekening gehouden met de aard en de ernst van de mishandeling en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren, nu de gestelde (psychische) schade ten gevolgde van het stalken niet met relevante – medische – stukken is onderbouwd.
Conclusie
Op grond van het voorgaande, de gebezigde bewijsmiddelen en wat verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de mishandeling, tot een bedrag van in totaal € 533,42 aan nu toewijsbare schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 10 september 2018.
De rechtbank ziet aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 285b en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte
niet strafbaar;

ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
 gelast dat verdachte
ter beschikkingwordt
gestelden stelt voor de duur van de terbeschikkingstelling de volgende
voorwaarden betreffende het gedrag van veroordeelde:
- hij zal zich onthouden van het plegen van strafbare feiten;
- hij zal zijn medewerking verlenen aan het door de reclassering te houden toezicht. Deze medewerking houdt in dat:
- hij zich zal melden op afspraken bij de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig acht;
- hij zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- hij zal zich houden aan de voorschriften en aanwijzingen van de reclassering, die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om veroordeelde te bewegen tot het naleven van de voorwaarden;
- hij zal de reclassering helpen aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is ter opsporing van ongeoorloofde aanwezigheid;
- hij zal zijn medewerking verlenen aan huisbezoeken;
- hij zal de reclassering inzicht geven over de voortgang van begeleiding of behandeling door andere instellingen/hulpverleners;
- hij zal niet verhuizen of zijn adres veranderen zonder toestemming van de reclassering;
- hij zal zijn medewerking verlenen aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met hem, als dat van belang is voor het toezicht;
- hij zal zijn medewerking verlenen aan een time-out in een forensische klinische setting of
andere instelling als de reclassering dat nodig acht. Deze time-out duurt maximaal 7 weken,
met de mogelijkheid tot een verlenging met maximaal 7 weken;
- hij zal niet naar het buitenland of naar de Nederlandse Antillen gaan zonder toestemming
van het Openbaar Ministerie;
- hij zal zich laten opnemen in Forensische Psychiatrie [naam 6] te [plaats] , waarbij hij
zich zal houden aan de huisregels en de aanwijzingen die hem in het kader van de
behandeling door of namens de zorginstelling worden gegeven, ook als dat inhoudt de
inname van door behandelaren voorgeschreven medicatie;
- hij zal zijn medewerking verlenen om zich, na de klinische behandeling, ambulant te laten
behandelen/begeleiden bij nog nader te bepalen zorginstelling, zolang dit door de
reclassering en/of behandelaars nodig wordt bevonden. Daarbij zal hij zich houden aan de
huisregels, het dagprogramma en de aanwijzingen die hem in het kader van de behandeling
door of namens de zorginstelling/-verlener worden gegeven, ook als dat inhoudt de inname
van door behandelaren voorgeschreven medicatie;
- hij zal zich onthouden van drugs- en alcoholgebruik en verplicht zich ten behoeve van de
naleving hiervan mee te werken aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest), op
momenten en tijdstippen te bepalen door de reclassering;
- hij zal op geen enkele wijze - direct of indirect - contact opnemen, zoeken of hebben met
[slachtoffer] , geboren [geboortedatum] , te [geboorteplaats 2] ;
- hij zal zijn medewerking verlenen aan de aanmelding en aanvraag voor bewindvoering of
Mentorschap.
Geeft [naam 4] opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
 beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden
dadelijk uitvoerbaaris;

heft ophet bevel tot
voorlopige hechtenis.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] :
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 2 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van
€ 533,42 (vijfhonderddrieëndertig euro en tweeënveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag
te betalen € 533,42 (vijfhonderddrieëndertig euro en tweeënveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 10 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.A.M. van Hoof (voorzitter), mr. L.C.P. Goossens en mr. G.J.H. Boerhof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.H.M. van Keulen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 mei 2019.
mr. K.A.M. van Hoof is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018534823, gesloten op 29 november 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.