ECLI:NL:RBGEL:2019:2362

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 mei 2019
Publicatiedatum
28 mei 2019
Zaaknummer
AWB - 19 _ 2345
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van omgevingsvergunning voor uitbreiding geitenstal; voorlopige voorziening handhaving tot 1 september 2019

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 28 mei 2019 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een omgevingsvergunning voor de uitbreiding van een geitenstal. De vergunning was verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasdriel op 20 december 2018. Verzoekers, die bezwaar hadden gemaakt tegen deze vergunning, vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter had eerder op 17 mei 2019 al een schorsing van de vergunning uitgesproken, met uitzondering van de werkzaamheden voor het storten van de fundering.

Tijdens de zitting op 24 mei 2019 zijn de verzoekers, bijgestaan door hun gemachtigde, verschenen, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door verschillende ambtenaren en de vergunninghouder ook aanwezig was. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er onduidelijkheden waren over de verleende omgevingsvergunning, met name over de milieu-neutrale uitbreiding en de brandveiligheidseisen. De verzoekers hebben betoogd dat de uitbreiding niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand en dat er onvoldoende eisen zijn gesteld aan de brandveiligheid.

De voorzieningenrechter heeft besloten de schorsing van de omgevingsvergunning te handhaven tot 1 september 2019, om ruimte te geven voor nader onderzoek naar de milieu-impact van de uitbreiding. Tevens heeft de voorzieningenrechter verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de verzoekers, die zijn vastgesteld op € 4.349,38, inclusief griffierecht en reiskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/2345

uitspraak van de voorzieningenrechter van

op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , [verzoeker] , [verzoeker] , te [woonplaats] , verzoekers

(gemachtigde: mr. V. Wösten),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasdrielte Kerkdriel, verweerder.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde-partij]te [woonplaats]
(gemachtigde: mr. P.P.A. Bodden).

Procesverloop

Bij besluit van 20 december 2018 heeft verweerder [derde-partij] (vergunninghouder) een omgevingsvergunning verleend voor het vergroten van de geitenstal op het adres [adres] in [woonplaats] .
Verzoekers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter bovendien verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij uitspraak van 17 mei 2019 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank het verzoek om voorlopige voorziening bij wijze van ordemaatregel toegewezen en het besluit van 20 december 2018 geschorst voor alle werkzaamheden, met uitzondering van de werkzaamheden ten behoeve van het storten van de fundering.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 mei 2019. Alle verzoekers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.G. de Vries, ing. H.N.G. van Dalen en ing. S. van Gennep. Ten behoeve van vergunninghouder is verschenen [derde-partij] , bijgestaan door de gemachtigde.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:87 van de Awb, voor zover hier van belang, kan de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening opheffen of wijzigen.
2. Bij besluit van 20 december 2018 heeft verweerder vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het vergroten van de geitenstal op het adres [adres] in [woonplaats] . Uit de brief van verweerder van 13 mei 2019 blijkt dat de commissie bezwaarschriften heeft vastgesteld dat aan de verleende omgevingsvergunning een aantal gebreken kleeft. Op dit moment wordt daarom onderzocht of de omgevingsvergunning in heroverweging al dan niet dient te worden herzien. Verweerder verwacht daarom niet op korte termijn op de ingediende bezwaren te kunnen beslissen. Vergunninghouder is reeds gestart met het realiseren van de vergunde uitbreiding. In de gegeven omstandigheden heeft de voorzieningenrechter aanleiding gezien een ordemaatregel op te leggen. Nu wordt beoordeeld of er aanleiding is de schorsing op te heffen.
3. De omgevingsvergunning is verleend voor de activiteiten bouwen (de a-grond), handelen in strijd met het bestemmingsplan (de c-grond) en milieu (de e-grond).
4. Verzoekers hebben voor zover nu van belang aangevoerd dat het bouwplan in strijd is met redelijke eisen van welstand, dat niet wordt voldaan aan de brandveiligheidseisen, dat er ten onrechte een vergunning is verleend voor het afwijken van de regels van het bestemmingsplan, en dat er geen sprake is van een milieu-neutrale uitbreiding van de geitenstal.
Redelijke eisen van welstand
5. Ter zitting hebben verzoekers betoogd dat de te realiseren stallen een dakhelling zullen hebben van circa 20 graden, terwijl de Welstandsnota een minimale dakhelling van 30 graden voorschrijft. De welstandscommissie heeft dit niet onderkend, aldus verzoekers.
Verweerder heeft ter zitting gesteld dat uit het advies van de welstandscommissie inderdaad niet blijkt waarom het bouwplan aan redelijke eisen van welstand voldoet, ondanks de afwijkende dakhelling. Daarom zal nader advies aan de welstandscommissie worden gevraagd.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat, hoewel het bestreden besluit op dit punt onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd, dit gebrek in het besluit op bezwaar hersteld kan worden. Daarom vormt dit betoog geen reden om de schorsing van het bestreden besluit te handhaven.
Brandveiligheid
6. Verzoekers hebben betoogd dat het bestreden besluit in strijd is met het Bouwbesluit, omdat onvoldoende eisen aan de brandveiligheid zijn gesteld.
Dit punt is onvoldoende onderbouwd en hierin is daarom geen reden gelegen de schorsing van het bestreden besluit te handhaven.
Afwijken bestemmingsplan
7. Ter zitting heeft verweerder gemeld dat [naam] bij brief van 22 mei 2019 heeft aangegeven dat geen bezwaar bestaat tegen het bouwplan indien aan bepaalde voorwaarde is voldaan. Daarbij is van belang dat [naam] zich gebaseerd heeft op de juiste bouwtekeningen. Ook hierin is daarom geen grond gelegen de schorsing van het bestreden besluit te handhaven.
Milieu-neutrale wijziging
8. Verzoekers hebben gemotiveerd betoogd dat de uitbreiding van de geitenstal niet op milieu-neutrale wijze kan worden uitgevoerd, waardoor verweerder ten onrechte de reguliere procedure heeft gevolgd. Dit betoog hebben verzoekers nader onderbouwd met een rapport van De Roever Omgevingsadvies van 21 mei 2019. Vergunninghouder heeft dit standpunt bestreden onder verwijzing naar de toelichting van [bedrijf] van 20 mei 2019, aan de voorzieningenrechter toegestuurd op 22 mei 2019.
De voorzieningenrechter stelt vast dat er onduidelijkheid bestaat over onder meer de ingediende tekeningen: onduidelijk is of de ingetekende deuren aan het einde van de stallen open kunnen en in hoeverre dit invloed heeft op de geur- en geluidsbelasting. Ook is onduidelijk of de stalwanden open of dicht zijn. Bovendien bestaat er onduidelijkheid over de zogenoemde conditionering van de stallen, zoals door [bedrijf] in de reactie van 22 mei 2019 is vermeld. Daarbij is ook van belang dat of sprake is van conditionering van de stallen niet blijkt uit de aanvraag. Ook bestaat er onduidelijkheid of al dan niet sprake zal zijn van meer transportbewegingen en in verband daarmee een toename van de geluidsbelasting.
9. Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat hij gezien deze onduidelijkheden en de uiteenlopende standpunten over de vraag of sprake is van een milieu-neutrale wijziging, aanleiding heeft gezien een deskundige advies te vragen over de verleende omgevingsvergunning. Deze deskundige zal met name onderzoek doen naar de wijze van ventileren van de stallen en de transportbewegingen en wat dit betekent voor de geur- en geluidsbelasting.
Handhaving schorsing
10. Gelet op dit door verweerder nader te verrichten onderzoek is aanleiding de reeds uitgesproken schorsing te handhaven.
Ter zitting is de vraag besproken hoe lang een eventuele schorsing zou moeten duren. Verweerder heeft inmiddels bij meerdere deskundigen een offerte opgevraagd. De voorzieningenrechter stelt zich dan het volgende tijdpad voor:
- één week voor de keuze van een deskundige;
- één week voor het bepalen van de opzet van het onderzoek door de deskundige;
- één week voor het opvragen van een reactie van partijen op de onderzoeksopzet;
- vier weken voor het uitvoeren van het onderzoek;
- twee weken voor reacties van partijen;
- drie weken voor besluitvorming op bezwaar door verweerder;
- één week voor onvoorziene uitloop.
11. Gelet op dit tijdpad acht de voorzieningenrechter het redelijk de schorsing tot 1 september 2019 te verlengen. Dit geeft partijen na de besluitvorming nog voldoende tijd om desgewenst rechtsmiddelen aan te wenden.
12. De voorzieningenrechter ziet hierin aanleiding te bepalen dat verweerder aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
13. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024. [1] De voorzieningenrechter acht het redelijk de verletkosten van mr. [verzoeker] tot een bedrag van € 164 te vergoeden, uitgaande van twee uren en een uurtarief van € 82.
De voorzieningenrechter zal verweerder voorts veroordelen in de door verzoekers gemaakte kosten voor het laten opmaken van een deskundigenrapport voor deze procedure, en wel tot een bedrag van € 3.046,18. Deze kosten zijn redelijkerwijs gemaakt en de kosten zelf zijn ook redelijk.
Tevens zal de voorzieningenrechter verweerder veroordelen in de door verzoekers ten behoeve van het bijwonen van de zitting gemaakte reiskosten van € 28,80 per persoon, met een totaal van € 115,20.
Dit leidt tot een totaal van € 4.349,38.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • handhaaft de schorsing van het besluit van 20 december 2019 tot 1 september 2019;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers ten bedrage van
€ 4.349,38;
- gelast dat verweerder het door verzoekers betaalde griffierecht groot € 174 aan hen vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H. van Breda, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.H.Y. Snoeren-Bos, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 1.