ECLI:NL:RBGEL:2019:246

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 januari 2019
Publicatiedatum
24 januari 2019
Zaaknummer
nl18.6966
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van een beleggingsverzekering en de verplichtingen van de verzekeraar

In deze zaak vorderde de eiser, [eisende partij], dat Achmea Pensioen- en Levensverzekeringen N.V. haar verbintenissen uit de verzekeringsovereenkomst zou nakomen door de beleggingsverzekering te verlengen tot 26 juli 2036 met handhaving van de 4% rendementsgarantie. De eiser had in 1990 een beleggingsverzekering afgesloten bij Levensverzekeringsmaatschappij Vie d’or, die later overging naar Twenteleven en uiteindelijk door Achmea werd overgenomen. De einddatum van de verzekering was 1 december 2017, en de eiser had verzocht om verlenging van de verzekering. Achmea weigerde deze verlenging, met als argument dat de voorwaarden van de verzekering geen recht op verlenging gaven en dat het Garantiefonds niet meer beschikbaar was.

De rechtbank Gelderland oordeelde dat de eiser op basis van de polisvoorwaarden en de persoonlijke toelichting daarop recht had op verlenging van de beleggingsverzekering onder handhaving van de bestaande rechten en plichten, inclusief de 4% rendementsgarantie. De rechtbank stelde vast dat Achmea tekort was geschoten in de nakoming van de verzekeringsovereenkomst door de verzoeken tot verlenging ten onrechte af te wijzen. De rechtbank wees de primaire vordering van de eiser tot nakoming van de verzekering af, omdat Achmea niet in staat was om haar verplichtingen alsnog na te komen. De subsidiaire vordering tot schadevergoeding werd toegewezen, en Achmea werd veroordeeld tot vergoeding van de door de eiser geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat.

De rechtbank veroordeelde Achmea ook in de proceskosten, die aan de zijde van de eiser tot op heden werden begroot op € 2.776,80. Dit vonnis werd uitgesproken op 4 januari 2019.

Uitspraak

vonnis

_________________________________________________________________ _

RECHTBANK GELDERLAND
Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer: NL18.6966
Vonnis van 25 januari 2019
in de zaak van
[eisende partij],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat A.M. van Schaick te Tilburg,
tegen
de naamloze vennootschap
ACHMEA PENSIOEN- EN LEVENSVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
verweerster,
advocaat P.M. Leerink te Deventer.
Partijen zullen hierna [eisende partij] en Achmea genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de procesinleiding met producties 1 tot en met 11
- het verweerschrift met producties 1 tot en met 4
- de akte wijziging van eis aan de zijde van [eisende partij] , met producties en 13
- de nadere productie aan de zijde van Achmea (productie 5)
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 23 november 2018, tevens inhoudende de comparitie-aantekeningen van de zijde van [eisende partij] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisende partij] heeft op 1 december 1990 een beleggingsverzekering afgesloten bij Levensverzekeringsmaatschappij Vie d’or (hierna: Vie d’or). Per 1 augustus 1994 is de verzekeringsportefeuille van Vie d’or overgegaan naar Levensverzekeringsmaatschappij Twenteleven N.V. (hierna: Twenteleven).
De levensverzekering van [eisende partij] bij Twenteleven, genaamd Twenteleven BeleggingsPlan, had polisnummer [000000/00] . De overeengekomen einddatum van deze verzekering was op 1 december 2017. In de polisvoorwaarden was geen mogelijkheid tot verlenging van de levensverzekering opgenomen.
2.2.
Achmea is de rechtsopvolger van Twenteleven.
2.3.
Bij brief van 5 september 2014 heeft [eisende partij] van Achmea een polisblad ontvangen met betrekking tot het Avéro Premie BeleggingsPlan met polisnummer [00000001] (hierna: de verzekering). De verzekering is een voortzetting van het in 2.1 bedoelde Twenteleven BeleggingsPlan. Op pagina 2 van de polis is onder meer opgenomen:
“(…)
Voortzetting Uw levensverzekering is per 1 augustus 1994 overgegaan van Levensverzekering
Maatschappij Vie d’Or naar Avéro Achmea (als opvolger van Twenteleven N.V.).
De destijds afgesproken bijzondere regeling over de fiscale behandeling blijft van kracht.
Overig U belegt (gedeeltelijk) in het Garantiefonds. Voor dit fonds geldt een garantie van 4% samengestelde interest gecorrigeerd met de beheerkosten en met de daadwerkelijke verrekende risicopremies. (…)”
2.4.
Op de verzekering zijn de algemene voorwaarden model ALG11A en de productvoorwaarden model MBP13 van toepassing. Laatstgenoemde voorwaarden luiden onder meer als volgt:
“(…)
De verzekering veranderen
Wilt u uw verzekering veranderen? Wat er mogelijk is, hangt onder andere af van:
-
het doel waarmee u de verzekering heeft afgesloten. (…)
-
het risico voor en na de verandering. Als het risico te hoog wordt, zijn voor zo’n verandering nieuwe medische gegevens nodig (…)
Wat mag u misschien?
(…)

De einddatum opschuiven (verlengen). (…)”
2.5.
De bijbehorende persoonlijke toelichting op de belangrijkste verschillen tussen Twenteleven BeleggingsPlan en Avéro Premie BeleggingsPlan luidt onder meer als volgt:
“(…)
Naam: [eisende partij]
Uw oude beleggingsverzekering Uw aangepaste beleggingsverzekering
ProductnaamTwenteleven BeleggingsPlan Avéro Premie BeleggingsPlan
Polisnummer[000000/00] [00000001]
Naam verzekerde[eisende partij]
Waarde van de€ 310.063,96 € 310.063,96
verzekering op
4 september 2014
Einddatum1 december 2017 1 december 2017
(…)
Aangepaste naam, nieuw polisnummer
Uw TwenteLeven BeleggingsPlan met polisnummer: [000000/00] is aangepast naar Avéro Premie BeleggingsPlan met polisnummer: [00000001] .
(…)
Einddatum verzekering
De einddatum van de beleggingsverzekering is de datum waarop uw verzekering de waarde beschikbaar stelt.Binnen de fiscale grenzen kunt u op de einddatum ook kiezen voor verlenging.
(…)”
2.6.
Bij brief van 10 oktober 2014 heeft [eisende partij] zich bij Achmea beklaagd over de eenzijdige wijziging van zijn polis met nummer [000000/00] naar de polis met nummer [00000001] . Volgens [eisende partij] bevat de nieuwe polis diverse onduidelijkheden en onjuistheden en moeten de voorwaarden van de oude polis van toepassing blijven, voor zover die gunstiger zijn dan de nieuwe polis, de algemene voorwaarden en de productvoorwaarden.
2.7.
Uitvoerige nadere correspondentie tussen partijen hierover heeft uiteindelijk geleid tot een brief van Achmea aan [eisende partij] van 18 februari 2016, waarin Achmea aan [eisende partij] schrijft, voor zover van belang:
“(…)
Wij hebben een aantal malen contact gehad over uw verzekering met polisnummer [00000001] . U heeft een klacht ingediend over de wijziging van uw verzekering. U wilt de garantie dat u er niet op achteruit gaat. Graag geef ik u in deze brief die garantie. Deze brief vervangt de brief van 24 november 2015.
Garantie
Vanwege de aanpassing van uw verzekering bent u bezorgd over de gewijzigde polis en voorwaarden van uw verzekering, waaronder uw garantie. U belegt in het garantiefonds. De wijziging van uw verzekering heeft niets veranderd aan uw rechten en onze plichten. Ook tussentijdse en / of gedeeltelijke opname uit het garantiefonds blijven mogelijk en vinden plaats tegen het garantierendement indien dit hoger is dan de onderliggende waarde. Dit in tegenstelling tot wat uw laatste polisblad vermeldt. Bij het aanpassen van uw verzekering hebben wij er voor gezorgd dat u er niet op achteruit gaat. Dit garanderen wij u. Ik raad u aan deze brief met de garantie die ik u hierin doe, te bewaren bij uw verzekeringspapieren. Als in de toekomst blijkt, dat er toch sprake is van een verslechtering op enig onderdeel, dan zullen wij op basis van deze brief tot correctie overgaan. Als zich daarbij interpretatieverschillen voordoen, betrekken we uw e-mailverkeer aan ons daarbij. De inhoud van deze brief overruled zo nodig de inhoud van de algemene polisvoorwaarden, de bijzondere polisvoorwaarden, de polis en/of polisbladen. De inhoud van deze brief blijft bij overdracht van Avéro Achmea aan een andere verzekeraar van kracht en zal worden overgenomen door deze andere verzekeraar.
Achmea mixfonds zeer defensief
(…)
De beleggingswaarde is € 326.111,74 per 21 april 2015. Uw garantiewaarde bedraagt € 310.777,45 per 21 april 2015. De garantie van 4% samengestelde interest gecorrigeerd met de daadwerkelijk verrekende beheerkosten blijft dus van toepassing ongeacht de ontwikkeling van de beleggingswaarde in het Achmea mixfonds zeer defensief.
(…)
Een verlenging kunt u op elk moment aanvragen via een schriftelijk verzoek met handtekening en een kopie van uw legitimatie uiterlijk voor einddatum van uw verzekering. Wij verlengen dan uw verzekering tot uiterlijk 80-jarige leeftijd.
(….)”
2.8.
Bij brief van 24 maart 2017 heeft [eisende partij] Achmea verzocht om verlenging van de verzekering.
2.9.
Bij e-mail van 31 mei 2017 heeft Achmea aan [eisende partij] onder meer meegedeeld dat hij bij verlenging van de verzekering zou moeten kiezen voor één van de Achmea mixfondsen en dat hij bij verlenging geen recht meer zou hebben op “de garantie van 4%”. [eisende partij] heeft hiertegen (vergeefs) bezwaar gemaakt.
2.10.
Bij brief van 14 september 2017 heeft de toenmalig advocaat van [eisende partij] namens [eisende partij] aan Achmea meegedeeld dat [eisende partij] de verzekering wilde verlengen met behoud van het huidige fonds, te weten het Achmea mixfonds zeer defensief met een garantie van 4% samengestelde interest.
2.11.
Bij e-mail van 26 september 2017 heeft Achmea hierop als volgt gereageerd:
“(…)
De Garantie geldt niet voor het Achmea mixfonds zeer defensief
Het garantiefonds volgt de koers, kosten en het rendement van het Achmea mixfonds zeer defensief. Het Achmea mixfonds zeer defensief is dus niet het Garantiefonds. Het Achmea mixfonds zeer defensief kent geen garantie. Het Garantiefonds is niet meer beschikbaar. Wij kunnen het Garantiefonds dan ook niet meer aanbieden bij een verlenging. Dit hebben we ook niet toegezegd. Het Achmea mixfonds zeer defensief is wel beschikbaar.
[eisende partij] kan de verzekering verlengen
Bij verlenging van uw verzekering moet [eisende partij] kiezen voor één van de Achmea mixfondsen. Bij een verlenging heeft [eisende partij] geen recht meer op de garantie van 4%. Wij moeten een verzoek tot verlenging van de verzekering ontvangen vóór 1 december 2017. Na deze datum is verlenging niet meer mogelijk.
(…)”
2.12.
In een jegens Achmea aanhangig gemaakte kortgedingprocedure heeft [eisende partij]
– kort samengevat – gevorderd dat de voorzieningenrechter Achmea primair zal bevelen om de tussen Achmea en [eisende partij] geldende afspraken te erkennen zoals verwoord in de brief van 18 februari 2016, meer specifiek de door Achmea toegezegde verlenging van de verzekering in de huidige vorm, inclusief de garantie van 4% samengestelde interest. Subsidiair vorderde [eisende partij] Achmea te bevelen de verzekering niet per 1 december 2017 te laten eindigen en/of uit te keren. [eisende partij] grondde zijn vorderingen op een volgens hem door Achmea gedane toezegging in haar brief van 18 februari 2016 (r.o. 2.7).
Bij vonnis van 17 november 2017 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland de vorderingen van [eisende partij] afgewezen. Kort gezegd omdat (uitleg van) de brief van 18 februari 2016, naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter, niet tot toewijzing van de vorderingen kon leiden.
2.13.
Bij brief van 24 november 2017 schrijft [eisende partij] aan Achmea, voor zover van belang:
“(…)
Eerder heb ik u aangegeven deze polis te willen verlengen tegen de vigerende voorwaarden c.a., inclusief bovengenoemde brief van uw directeur, tot mijn leeftijd 80 jaar, i.c. 26-07-2036, met handhaving van de huidige beleggingen inclusief de 4% garantie.
Ik heb kennis genomen van uw mededeling, dat u na verlenging voortzetting van de huidige belegging, het huidige garantiefonds, niet mogelijk wenst te maken.
(…)
Om deze verzekering in stand te houden dient deze per 1 december a.s. toch te worden verlengd. Helaas heeft u mij in mei en september jl. wel medegedeeld wat niet zou kunnen, maar niet welke keuzemogelijkheden er naar uw mening wel zijn. Daarom heb ik daartoe uw site geraadpleegd, alsook de onderliggende stukken.
(…)
Anderzijds verwacht ik dan van u, dat u per 1 december de volledige dan geldende garantiewaarde in zijn geheel omzet naar een andere belegging.
(…)
Ik verzoek u dan ook dringend mij aan te geven, welke keuze ik moet maken uit deze mixfondsen met mijn beleggings- c.q. risicoprofiel en kennisniveau; mijn beleggingsprofiel herkent u uit mijn beleggingshistorie in uw en mijn polis.
(…)
Indien en zo lang ik deze informatie niet van u heb ontvangen en heb kunnen beoordelen, verwacht ik dan tevens van u, dat u de volledige garantiewaarde van de polis per 1 december 2017 vooralsnog omzet in het Stallingsfonds c.q. Achmea Variabele Renterekening.
(…)
U gelieve er goede nota van te nemen, dat dezerzijds nadrukkelijk niet wordt gewenst, dat de verzekering wordt beëindigd! (…)”
2.14.
Bij e-mail van 1 december 2017 om 00:03 uur schrijft [eisende partij] aan Achmea, voor zover van belang:
“(…)
Helaas gaat u voorbij aan een veelheid van door mij genoemde overwegingen, waardoor het niet alleen mij, maar ook een adviseur, onmogelijk zal zijn een verantwoorde keuze te maken uit de door u thans “opengestelde” beleggingsopties. Dat constaterende en uiteraard met behoud van alle rechten, polis(sen), polisvoorwaarden en condities c.a. en de meergenoemde brief van uw directeur van 18 februari 2016,biedt u dé facto geen keus, anders dan het Avero Achmea Variabele Rentefonds.
Uw laatste zin “Ik zie uw fondskeuze graag per mail morgen donderdag 30 november tegemoet. Mocht ik geen fondskeuze ontvangen dan ga ik ervan uit dat u niet wilt verlengen.” roept vragen op en/of wekt mijnerzijds tenminste “bevreemding” op: immers, de fondskeuze had ik al stapsgewijs, doch volstrekt duidelijk opgenomen in mijn brief van 24 november kl. die u heeft ontvangen (zie ook ad. 2 hiervoor),naast de uitdrukkelijke wens om te verlengen. (…)”
2.15.
Bij brief van 14 december 2017 schrijft Achmea aan [eisende partij] , voor zover van belang:
“(…)
Om te kunnen verlengen moest er een Achmea mixfonds worden gekozen
Meerdere malen is u aangegeven dat wij geen verlenging zouden doorvoeren in het garantiefonds met bruto rendement van 4% (netto rendement van 3,25%). Daarbij gaven wij u aan, dat u om te kunnen verlengen moest kiezen uit de Achmea Mixfondsen.
(…)
U maakte geen definitieve keuze voor een Achmea mixfonds voor 1 december 2017
Per mail van december 2017 om 00:03 gaf u aan onderstreept:biedt u mij dé faco geen keus, anders dan het Avero Achmea Variabele Rentefonds. Hiermee maakt u geen onvoorwaardelijke keuze. U kunt niet anders vindt u dan dat fonds kiezen en daarmee houdt u de mogelijkheid open om op uw keuze terug te komen, dan wel ons aansprakelijk te houden voor uw keuze. Onder die voorwaarden zijn wij niet bereid tot verlenging over te gaan.
(…)
U constateert terecht dat wij op deze wijze niet willen verlengen en dat wij de verzekering tot uitkering hebben laten komen op 1 december 2017.(…)”
3. Het geschil
3.1.
[eisende partij] vordert, na vermeerdering van eis dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. Achmea veroordeelt om haar verbintenissen uit de verzekeringsovereenkomst met [eisende partij] , binnen veertien dagen na betekening van het vonnis, na te komen, in het bijzonder door deze te verlengen tot 26 juli 2036 met de 4% garantie;
II. Achmea veroordeelt om aan [eisende partij] , tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te vergoeden de door [eisende partij] geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 mei 2017, althans vanaf 1 december 2017 althans vanaf de dag van het verzuim tot de dag van algehele voldoening;
III. Achmea veroordeelt om aan [eisende partij] , tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te vergoeden de kosten van buitengerechtelijke rechtsbijstand, ter hoogte van twee punten van het toepasselijke liquidatietarief, althans ter hoogte van een door de rechtbank naar redelijkheid en billijkheid vast te stellen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
IV. Achmea veroordeelt in de kosten van deze procedure, vermeerderd met de nakosten á
€ 131 (zonder betekening) respectievelijk € 199 (met betekening) en met de wettelijke rente over de proces- en nakosten als Achmea deze niet binnen veertien dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis heeft betaald.
3.2.
[eisende partij] baseert zijn vordering op nakoming van de verzekeringsovereenkomst. [eisende partij] stelt dat hij op basis van de per september 2014 van toepassing geworden verzekeringsvoorwaarden, alsmede de persoonlijke toelichting daarop, recht heeft op een verlenging van de beleggingsverzekering onder handhaving van de bestaande rechten en plichten, te weten met een 4% rendementsgarantie. Achmea heeft het verzoek van [eisende partij] tot verlenging van de beleggingsverzekering volgens hem ten onrechte afgewezen, zodat Achmea tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de verzekeringsovereenkomst. Achmea is daarom aansprakelijk voor de schade die hij als gevolg daarvan lijdt, aldus [eisende partij] .
3.3.
Achmea voert verweer. Samengevat voert zij aan dat (de voorwaarden bij) de verzekering aan [eisende partij] geen recht geeft op verlenging van de beleggingsverzekering per 1 december 2017 onder dezelfde voorwaarden, met een gegarandeerd rendement van 4%. Het Garantiefonds waarin de beleggingen van [eisende partij] waren geplaatst is niet meer beschikbaar zodat het voor [eisende partij] onmogelijk is per 1 december 2017 te beleggen in hetzelfde Garantiefonds, aldus Achmea.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In geschil is of Achmea op grond van de polisvoorwaarden bij de verzekeringsovereenkomst, alsmede de persoonlijke toelichting daarop, gehouden was de beleggingsverzekering van [eisende partij] per 1 december 2017, onder handhaving van de bestaande rechten en plichten, te verlengen.
4.2.
Volgens [eisende partij] kennen de verzekeringsvoorwaarden van Achmea een mogelijkheid tot verlenging van de verzekering, van welke mogelijkheid hij gebruik heeft gemaakt. [eisende partij] wijst op de persoonlijke toelichting bij de polisvoorwaarden waarin is opgenomen
“De einddatum van de beleggingsverzekering is de datum waarop uw verzekering de waarde beschikbaar stelt. Binnen de fiscale grenzen kunt u op de einddatum ook kiezen voor verlenging”(r.o. 2.5). [eisende partij] verwijst voorts naar de verzekeringsvoorwaarden van Achmea waarin een toelichting wordt gegeven over de mogelijkheden om de verzekering te veranderen. Uit deze voorwaarden volgt volgens [eisende partij] dat wat mogelijk is kan afhangen van (i) het doel waarvoor de verzekering is afgesloten of (ii) gewijzigde medische risico’s. Deze beide aspecten spelen volgens [eisende partij] bij hem niet. Uit de voorwaarden volgt voorts wat altijd mag, wat misschien mag en wat niet mag. Onder wat misschien mag is vermeld:
“De einddatum opschuiven (verlengen)”. Volgens [eisende partij] is over de verlenging verder niets bepaald. “Verlengen” houdt dus, volgens hem, slechts in: het opschuiven van de einddatum. Als de verzekeringnemer om verlenging verzoekt, zal Achmea de verzekering onverkort moeten voortzetten, aldus [eisende partij] . Achmea heeft volgens [eisende partij] niet het recht (bedongen) om de verzekeringsvoorwaarden hierbij te veranderen. Dat de verlengingsmogelijkheid onder “wat mag u misschien” is vermeld, houdt volgens [eisende partij] enkel verband met mogelijke fiscale aspecten/grenzen zoals uit de persoonlijke toelichting volgt. Van fiscale aspecten/grenzen is in het onderhavige geval echter niet gebleken, zodat Achmea tot verlenging van de verzekering onder handhaving van de bestaande rechten en plichten had moeten overgaan, aldus [eisende partij] .
4.3.
Achmea voert aan dat in de per september 2014 van toepassing verklaarde nieuwe voorwaarden slechts een mogelijkheid staat tot het opschuiven (verlengen) van de einddatum van 1 december 2017 maar geen recht. Bovendien volgt volgens Achmea niet uit de voorwaarden, en dat is ook niet zo bedoeld, dat ook na 1 december 2017 nog belegd kon worden met een gegarandeerd rendement van 4%. Het enkele feit dat bij de omzetting naar Avéro een mogelijkheid tot verlenging is opgenomen, kan in redelijkheid niet worden aangemerkt als een toezegging dat daarmee ook de garantie van 4% zou blijven gelden, aldus Achmea. Het is bovendien volgens Achmea praktisch onmogelijk om met terugwerkende kracht per 1 december 2017 weer te gaan beleggen in het Garantiefonds of enig ander fonds. Achmea heeft aan [eisende partij] een aanbod gedaan om te verlengen, maar heeft daar duidelijke voorwaarden aan verbonden. Dit aanbod is door [eisende partij] niet aanvaard, zodat tussen Achmea en [eisende partij] geen nadere overeenkomst tot verlenging tot stand is gekomen. [eisende partij] heeft het kapitaal opgevraagd en laten uitkeren en dit niet meer belegd in een van de door Achmea aangeboden fondsen. Daarmee is de verzekeringsovereenkomst geëindigd en rusten er op Achmea geen verplichtingen meer om de verzekeringsovereenkomst na te komen, aldus Achmea.
4.4.
De rechtbank stelt vast dat partijen van mening verschillen over de vraag of [eisende partij] aan de verzekeringsvoorwaarden in samenhang met de persoonlijke toelichting daarop, het recht kan ontlenen op verlenging van de beleggingsverzekering onder handhaving van de bestaande rechten en plichten. Het gaat daarbij om de garantie van 4% samengestelde interest, gecorrigeerd met de daadwerkelijk verrekende beheerskosten van 0,75% (verder: de 4% rendementsgarantie). Daarmee is de uitleg van een beding in de polisvoorwaarden, tegen de achtergrond van de daarop gegeven toelichting, in geschil.
4.5.
Bij de uitleg van bedingen in een overeenkomst komt het aan op de betekenis die partijen over en weer redelijkerwijs daaraan mochten toekennen en op hetgeen ze te dien aanzien over en weer redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Wanneer het, zoals in dit geval, gaat over polisvoorwaarden waarover door partijen, voorafgaand aan het opstellen/de toezending daarvan, niet is onderhandeld, is de uitleg daarvan met name afhankelijk van objectieve factoren, zoals de bewoordingen waarin de desbetreffende bepaling is gesteld, gelezen in het licht van de polisvoorwaarden als geheel en van een eventuele bij de polisvoorwaarden behorende toelichting.
4.6.
De rechtbank oordeelt dat de tekst in de polisvoorwaarden onder het kopje ‘De verzekering veranderen’ (r.o. 2.4.) voor meer dan een uitleg vatbaar is. In de tekst is opgenomen dat het misschien mogelijk is om de verzekering te verlengen (de einddatum opschuiven). [eisende partij] leidt uit de tekst af dat verlenging slechts impliceert dat de einddatum wordt opgeschoven onder volstrekt gelijkblijvende condities. Volgens Achmea volgt duidelijk uit de tekst dat geen sprake is van een recht maar een mogelijkheid tot verlenging omdat de mogelijkheid tot verlenging is opgenomen onder het kopje ‘Wat mag u misschien?’. Volgens Achmea kan dat niet anders betekenen dan dat aan een verlenging voorwaarden verbonden, zijn waar wilsovereenstemming voor nodig is. De tekst van de polisvoorwaarden rechtvaardigt, naar het oordeel van de rechtbank, op zichzelf beide lezingen.
4.7.
Ondanks het feit dat sprake is van een zogenaamd kernbeding, is de afdeling over algemene voorwaarden van het Burgerlijk Wetboek (boek 6, titel 5, afdeling 3, BW) toch van toepassing, nu het een onduidelijk beding betreft (artikel 6:231, aanhef en onder a, BW). Op grond van artikel 6:238, tweede lid, BW prevaleert bij twijfel over de betekenis van een beding in de algemene voorwaarden van een consumentenovereenkomst, waaronder ook de onderhavige polisvoorwaarden moeten worden gerekend, de voor de consument gunstigste uitleg.
4.8.
In het licht van het voorgaande is er naar het oordeel van de rechtbank geen grond om uit te gaan van de uitleg van de polisvoorwaarden zoals Achmea voorstaat. Uitgangspunt bij een uitleg waarbij het zwaartepunt is verschoven naar de objectieve factoren, is dat de strekking van de verzekeringsvoorwaarden voor de verzekeringnemer duidelijk en kenbaar moet zijn. Daardoor neemt de tekst van de polisvoorwaarden niet een beslissende, maar wel een plaats van betekenis in. De rechtbank constateert dat in de polisvoorwaarden onder het kopje ‘de verzekering veranderen’ (r.o. 2.4.) (enkel) is opgenomen dat het misschien mogelijk is om de verzekering te verlengen. Dit op zichzelf geeft geen duidelijkheid over de vraag of hieraan voorwaarden zijn verbonden en zo ja, welke. In de persoonlijke toelichting op de polisvoorwaarden, die op de persoonlijke situatie van [eisende partij] is toegespitst, is aan verlengen wél een voorwaarde verbonden. Hierin is evenwel enkel opgenomen: “
Binnen de fiscale grenzen kunt u op de einddatum ook kiezen voor verlenging”(r.o. 2.5.).
Uit deze toelichting volgt niet dat naast eventuele fiscale grenzen, aanvullende voorwaarden gelden voor verlenging van de verzekeringsovereenkomst. Nu een voorwaarde is genoemd en daarbij niet is aangegeven dat het slechts één van de voorwaarden was, volgt tekstueel uit de toelichting op de polisvoorwaarden dat dit de enige voorwaarde is. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [eisende partij] uit de polisvoorwaarden in combinatie met de daarop voor hem gegeven persoonlijke toelichting - als consument - heeft mogen begrijpen dat de mogelijkheid de einddatum van de verzekering op te schuiven, en de verzekering daarmee op overigens gelijkblijvende voorwaarden te verlegen, enkel werd begrensd door fiscale grenzen, die hier niet aan de orde zijn. Achmea heeft nog aangevoerd dat de persoonlijke toelichting bij de polisvoorwaarden een niet uitputtende toelichting is. Dat volgt echter niet uit de toelichting.
Indien hiervan sprake was zou de tekst van de toelichting daarvan blijk moeten geven, bijvoorbeeld door op te nemen dat een mogelijkheid tot verlenging ‘onder andere’ - of woorden van gelijke strekking - mogelijk is binnen fiscale grenzen. Hiervan is echter niet gebleken.
4.9.
Achmea grondt een deel van haar verweer op de stelling dat [eisende partij] zich in/voorafgaand aan de brief van 18 februari 2016 (r.o. 2.7.) op het standpunt had moeten stellen dat hij de rendementsgarantie van 4% wilde behouden na verlenging van de verzekering. Volgens Achmea heeft [eisende partij] bij de overgang van de polis op Achmea op veel onderdelen van de nieuwe polis kritiek geleverd en zou het voor de hand hebben gelegen dat [eisende partij] ook kritiek zou leveren op de verlengingsmogelijkheid, juist omdat in de brief van 18 februari 2016 duidelijk stond dat het fonds waar [eisende partij] op dat moment in belegde, was gesloten. Van deze veronderstelling kon en mocht Achmea naar het oordeel van de rechtbank echter niet uitgaan. Het doet er niet toe hoe [eisende partij] zich bij de overgang van de polis naar Achmea heeft opgesteld. Bij gebreke van echte onderhandelingen, en zeker op het onderdeel van de verlenging, moet derhalve worden uitgegaan van de (toelichting) op de polisvoorwaarden.
4.10.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat [eisende partij] aan de verzekeringsvoorwaarden in samenhang met de persoonlijke toelichting daarop, het recht kan ontlenen op verlenging van de beleggingsverzekering per 1 december 2017 onder handhaving van de bestaande rechten en plichten met een 4% rendementsgarantie. Achmea heeft de verzoeken van [eisende partij] tot verlenging van de overeenkomst van 24 maart 2017 (r.o. 2.8.) en 14 september 2017 (r.o. 2.10.) derhalve ten onrechte afgewezen. Als gevolg hiervan is zij tekortgeschoten in de nakoming van de verzekeringsovereenkomst.
4.11.
Nu is geoordeeld dat Achmea te kort is geschoten in de nakoming van de verzekeringsovereenkomst, komt de rechtbank toe aan de beoordeling van de primaire vordering van [eisende partij] . Te weten de veroordeling van Achmea tot nakoming van de verzekeringsovereenkomst.
4.12.
Achmea heeft deze vordering van [eisende partij] gemotiveerd weersproken. Volgens Achmea is het voor haar nagenoeg onmogelijk om het vermogen van [eisende partij] , welk vermogen inmiddels aan [eisende partij] is uitgekeerd, terug te plaatsen in het Garantiefonds. Dit fonds is opgeheven. In de situatie van [eisende partij] zou een nieuwe polis aangemaakt moeten worden, terwijl Achmea inmiddels gebruik maakt van een zogenaamde ‘closed book administratie’. Het is technisch mogelijk om een polis toe te voegen in het systeem, maar Achmea zou dan in strijd handelen met de huidige regelgeving. Bij een beleggingsverzekering hoort bovendien altijd een verplichte overlijdensdekking, welke in het geval van [eisende partij] in ieder geval niet met terugwerkende kracht tot 1 december 2017 kan worden gerealiseerd. Het vermogen van [eisende partij] kan niet onder de condities bij de verzekering opnieuw worden weggezet, aldus Achmea.
4.13.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft Achmea voldoende duidelijk gemaakt dat nakoming van de verzekering thans niet meer mogelijk is. [eisende partij] heeft het verweer van Achmea hieromtrent onvoldoende gemotiveerd weersproken. De enkele betwisting bij gebrek aan wetenschap is hiervoor onvoldoende. Dat betekent dat de primaire vordering van [eisende partij] tot nakoming van de verzekering moet worden afgewezen.
4.14.
Omdat Achmea tekort is geschoten in de nakoming van de verzekeringsovereenkomst en vaststaat dat zij niet in staat is haar verplichtingen alsnog na te komen, zal de subsidiaire vordering van [eisende partij] , tot veroordeling van Achmea om aan [eisende partij] de geleden en nog te lijden schade te vergoeden, worden toegewezen.
4.15.
Nu in dit geding een verwijzing naar de schadestaatprocedure wordt gevorderd en de rechtbank, gelet op al hetgeen daarover is aangevoerd, het niet mogelijk acht de schade reeds nu te begroten, is slechts aan de orde of aannemelijk is dat [eisende partij] mogelijk schade heeft geleden als gevolg van de niet-verlenging van de beleggingsverzekering. [eisende partij] heeft daartoe onder meer gesteld dat een negatief verschil bestaat tussen het door hem te realiseren rendement vanaf 1 december 2017 en het gegarandeerde rendement van de beleggingsverzekering. Nu Achmea tijdens de comparitie heeft aangevoerd dat in de huidige markt een gegarandeerd rendement van 4% niet meer mogelijk is en de huidige rendementspercentages rond 2% liggen, acht de rechtbank hiermee voldoende aannemelijk dat [eisende partij] mogelijk schade heeft geleden. De vordering strekkende tot verwijzing naar de schadestaatprocedure wordt dan ook toegewezen.
4.16.
De rechtbank ziet geen aanleiding om reeds nu een bedrag voor buitengerechtelijke kosten toe te wijzen. Ook deze beoordeling zal in de schadestaatprocedure aan de orde kunnen komen.
4.17.
Achmea zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisende partij] worden begroot op:
begroot op:
- explootkosten 103,80
- griffierecht 885,00
- salaris advocaat
1.788,00(2,0 punt × tarief € 894,00)
Totaal € 2.776,80
4.18.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt Achmea tot vergoeding aan [eisende partij] van de door [eisende partij] geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
5.2.
veroordeelt Achmea in de proceskosten, aan de zijde van [eisende partij] tot op heden begroot op € 2.776,80, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de betekening van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening, te vermeerderen met de nakosten begroot op € 131,00, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Achmea niet binnen 14 dagen na aanschrijving van het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden met een bedrag van € 68,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de betekening van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Graat en in het openbaar uitgesproken op 4 januari 2019.