In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 6 juni 2019 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een beroep wegens het niet betalen van griffierecht. Eiseres, een B.V., had bezwaar gemaakt tegen een beschikking van de heffingsambtenaar van de gemeente Nijmegen, die de waarde van een pand had vastgesteld. Na een ongegrond verklaard bezwaar, heeft eiseres beroep ingesteld. Echter, zij werd op 2 maart 2019 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht van € 338, dat binnen vier weken betaald moest worden. De rechtbank constateerde dat het griffierecht niet tijdig was voldaan, waardoor het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. Eiseres verzocht om een vergoeding voor immateriële schade, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet mogelijk was, aangezien het beroep niet inhoudelijk aan de rechter was voorgelegd door het niet betalen van het griffierecht. De rechtbank verwees naar relevante jurisprudentie van de Hoge Raad, die stelt dat er geen uitspraak hoeft te worden gedaan over schadevergoeding als het beroep niet-ontvankelijk is verklaard wegens het niet betalen van griffierecht. De termijn voor het indienen van verzet tegen deze uitspraak is zes weken na de verzenddatum.