ECLI:NL:RBGEL:2019:2621

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 juni 2019
Publicatiedatum
13 juni 2019
Zaaknummer
05/840030-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Stalking en bedreiging met meerdere bedreigingen en belaging van ex-partner

Op 12 juni 2019 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van stalking en bedreiging. De zaak kwam voort uit een onderzoek dat plaatsvond op de terechtzitting van 29 mei 2019. De verdachte, geboren in 1985 en woonachtig in Nijmegen, werd beschuldigd van het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van zijn ex-vriendin, door haar herhaaldelijk bedreigende berichten te sturen via verschillende communicatiemiddelen, waaronder e-mail, WhatsApp en sociale media. Daarnaast werd hij beschuldigd van het hinderlijk achtervolgen van het slachtoffer met een auto en het ongewenst bellen met verschillende telefoonnummers.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging en meerdere bedreigingen, waarbij hij onder andere dreigende uitspraken deed zoals "Ik maak je dood". De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een lichte verstandelijke beperking en een persoonlijkheidsstoornis.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van 138 dagen geëist, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, en daarnaast een werkstraf van 80 uren. De rechtbank heeft deze eis grotendeels overgenomen en heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 138 dagen, met bijzondere voorwaarden zoals een contact- en locatieverbod ten aanzien van het slachtoffer. De proeftijd is vastgesteld op drie jaar, met de verplichting voor de verdachte om zich te houden aan de voorwaarden die door de reclassering zijn gesteld. De rechtbank heeft de beslissing gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/840030-19
Datum uitspraak : 12 juni 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1985 te [geboorteplaats 1] , wonende te [adres] , [woonplaats]
raadsman: mr. P.H.W.M. Roelofs, advocaat te Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 mei 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 4 juni 2018 tot en met 29 januari 2019 te Nijmegen, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door die [slachtoffer] (in boven vermelde periode):
- veelvuldig, althans meermalen (bedreigende en/of beledigende)berichten (via e-mail, whatsapp, sms en/of sociale media) toe te sturen en/of
- veelvuldig, althans meermalen (via verschillende telefoonnummers ongewenst) te bellen en/of - meermalen hinderlijk (met een auto) te achtervolgen
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2.
hij op één of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 4 juni 2018 tot en met 29 januari 2019 te Nijmegen, althans in Nederland [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door (telkens schriftelijk) die [slachtoffer] dreigend de woorden -zakelijk weergegeven- toe te voegen "Ik maak je dood" en/of "Ik vermoord je, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Feiten 1 en 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 12 en 13;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 6 en 7;
- het proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie, p. 31;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 47;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 mei 2019.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
één ofmeer verschillende tijdstippen in
of omstreeksde periode van 4 juni 2018 tot en met 29 januari 2019 te Nijmegen,
althans in Nederland,wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door die [slachtoffer] (in boven vermelde periode):
- veelvuldig,
althans meermalen(bedreigende en/of beledigende)berichten (via e-mail, whatsapp, sms en
/ofsociale media) toe te sturen en
/of
- veelvuldig,
althans meermalen(via verschillende telefoonnummers ongewenst) te bellen
en/of - meermalen hinderlijk (met een auto) te achtervolgen
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen
iets te doen, niet te doen,te dulden en
/ofvrees aan te jagen;
2.
hij op
één of meerverschillende tijdstippen in
of omstreeksde periode van 4 juni 2018 tot en met 29 januari 2019 te Nijmegen,
althans in Nederland[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling,door (telkens schriftelijk) die [slachtoffer] dreigend de woorden -zakelijk weergegeven- toe te voegen "Ik maak je dood" en
/of"Ik vermoord je,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Belaging
Ten aanzien van feit 2:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 138 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, en voorts tot het verrichten van 80 uren werkstraf, subsidiair 40 dagen hechtenis.
Daarnaast eist de officier van justitie dat wordt opgelegd een contact- en locatieverbod in de vorm van de maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, bij overtreding waarvan een vervangende hechtenis van twee weken per overtreding wordt opgelegd, met een maximum van zes maanden. Het contactverbod geldt voor [slachtoffer] , voor waar zij woonachtig is. Het contact- en het locatieverbod gelden voor zover en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Daarbij heeft de officier van justitie gevorderd dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. Het contact tussen [slachtoffer] en verdachte is een hele tijd goed gegaan en toen verliep de omgang met hun zoontje ook goed. Wegens een administratieve reden bij de William Schrikker Groep is de omgang gestopt en is het contact ook weer misgelopen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 1 mei 2019;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 8 mei 2019;
- een Pro Justitia rapportage, psychologisch onderzoek van Dr. [naam] , GZ-psycholoog, gedateerd 25 september 2018.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging en meerdere bedreigingen van zijn ex-vriendin. Hij heeft veelvuldig en aanhoudend op verschillende manieren contact met haar gezocht. Ook een eerdere veroordeling, zij het op dat moment nog niet onherroepelijk, heeft verdachte er niet van weerhouden zijn ex-vriendin te belagen. Hierdoor heeft hij een indringende en langdurige inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer. Daarnaast heeft verdachte haar ook meerdere malen bedreigd met de dood. Slachtoffers van belaging en bedreiging kunnen doorgaans nog lang gevoelens van angst, onzekerheid en onveiligheid ondervinden. De rechtbank vindt dit met name kwalijk, nu verdachte en zijn ex-vriendin samen een zoontje hebben.
Blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 mei 2019 is verdachte reeds eerder veroordeeld voor delicten in de relationele sfeer. De rechtbank weegt dit mee in het nadeel van verdachte.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het rapport van GZ-psycholoog dr. [naam] . Verdachte is lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een lichte
verstandelijke beperking en een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met narcistische en antisociale trekken en trekken van een borderline persoonlijkheidsstoornis. Daarnaast is bij hem sprake van een ziekelijke stoornis in de vorm van een ongespecificeerde stoornis in het gebruik van cannabis sinds de vroege adolescentie. De licht verstandelijke beperking is structureel van aard en de ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis vindt de oorsprong in de vroege jeugd en is tijdens de adolescentie en vroeg volwassenheid geleidelijk tot ontwikkeling gekomen. In de tijd dat het ten laste gelegde speelde was het gebruik van cannabis dagelijks aan de orde. Ten dele beïnvloedde de ziekelijke stoornis en de gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens de gedragskeuzen danwel gedragingen van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde. Het tenlastegelegde is in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De emotionele betrokkenheid van verdachte op zijn verbroken relatie moet uitdoven. Gezien zijn persoonlijkheidsstoornis zal dat ernstige problemen geven en gezien zijn verstandelijke beperking zal het bovendien veel meer tijd kosten dan bij de meeste andere mensen.
Ondanks dat de rapportage in een eerdere strafzaak is opgemaakt, neemt de rechtbank de conclusie, dat verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar moet worden geacht voor de bewezenverklaarde feiten, over. Het betreft immers soortgelijke feiten en het rapport is van relatief recente datum.
De rechtbank heeft ten slotte acht geslagen op het rapport van Reclassering Nederland van 8 mei 2019, waarin onder meer staat dat het gedrag van verdachte, als hij zich benadeeld voelt - waar weinig voor nodig is - grillig en agressief is. Anderzijds kan hij ook vriendelijk en zachtaardig overkomen. Een groot probleem van het agressieve deel van het gedrag is dat dit zich heel plots kan voordoen en dat hij er slachtoffers mee maakt. Adviseren in deze casus is ingewikkeld. De wil van verdachte om mee te werken aan (in gedwongen kader) voorgestelde behandel- en verandertrajecten is zeer beperkt. Terwijl de problematiek dat volgens de reclassering wel vereist. Verdachte is grotendeels opgegroeid in dramatische omstandigheden, heeft een verstandelijke beperking, kent (nog) geen langdurige vaste dagbesteding, heeft forse schulden, heeft een instabiel sociaal netwerk, gebruikt veel drugs en komt in de problemen door zijn psychosociaal functioneren en zijn houding. Een adequaat plan van aanpak zou volgens de reclassering zijn:
• de agressiviteit van betrokkene beteugelen middels training/behandeling;
• een onderzoeks-/behandeltraject inzetten voor de onderliggende problematiek binnen de forensische psychiatrie;
• het drugs- en drankgebruik laten afnemen tot niet-schadelijke proporties, indien nodig met behandeling door de verslavingszorg;
• de praktische leefgebieden (financiën, dagbesteding, huisvesting) stabiel laten zijn, ook als daarvoor budgetbeheer, een begeleide werkvorm of beschermde woonvorm nodig is;
• slachtofferbescherming met contact- en locatieverbod;
• een begeleid traject voor een passende, toekomstbestendige omgang met kinderen en ex-partner.
Echter, gezien de ervaringen met verdachte gaat zo'n intensief plan niet verwezenlijkt worden. Daar werkt hij niet aan mee. Het recidiverisico, het risico op letselschade en het risico op onttrekken aan voorwaarden worden als hoog ingeschat. De reclassering adviseert bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen en daaraan bijzondere voorwaarden te verbinden, te weten: meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, contactverbod, locatieverbod, meewerken aan schuldhulpverlening en aan middelencontrole en deelnemen aan traject voor dagbesteding.
Ter terechtzitting heeft verdachte te kennen gegeven dat hij zich aan de geadviseerde voorwaarden van de reclassering zal houden.
Al het voorgaande in overweging nemende, is de rechtbank van oordeel dat de geëiste straf recht doet aan de aard, de ernst en de volharding van de feiten. Aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf zal de rechtbank met de hier na te melden beperkingen, de geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden, om te voorkomen dat verdachte in herhaling blijft vallen.
Ten aanzien van het contact- en het locatieverbod volgt de rechtbank deels de officier van justitie in zijn eis tot oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel voor de periode van 3 jaren. Het contactverbod wordt namelijk deels via de vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, deels via de weg van de bijzondere voorwaarde, als volgt.
In de vorm van de vrijheidsbeperkende maatregel wordt opgelegd een indirect contactverbod, in die zin dat verdachte geen
indirectcontact mag opnemen met [slachtoffer] , onder meer door haar e-mailberichten, whatsappberichten, smsberichten of berichten via sociale media te sturen.
Daarnaast wordt in de vorm van de vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd een locatieverbod voor de straat waar [slachtoffer] woont.
De rechtbank beveelt dat drie dagen vervangende hechtenis wordt toegepast voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van zes maanden.
Het contactverbod, inhoudende dat verdachte geen
directcontact mag opnemen met [slachtoffer] , zal de rechtbank als bijzondere voorwaarde opleggen, zodat de reclassering hierop controle kan uitoefenen.
De contact- en locatieverboden worden dadelijk uitvoerbaar verklaard omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De proeftijd wordt op drie jaar gesteld.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 38v, 57, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
138 dagen;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
120 (honderdtwintig) dagen,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- stelt als voorwaarde dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- stelt als voorwaarde dat veroordeelde medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich uiterlijk binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van de uitspaak melden bij Reclassering Nederland aan de Stieltjesstraat 1 te Nijmegen, tenzij anders wordt afgesproken en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
- zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen en afspraken binnen een traject/training gericht op agressieregulatie, gegeven door Kairos, forensisch psychiatrische polikliniek te Nijmegen, of soortgelijke instantie, in overleg met de reclassering, Mocht veroordeelde tijdens het reclasseringstoezicht blijken ook hulp of begeleiding te behoeven op het gebied van middelengebruik/- problematiek, dan dient hij zich te houden aan het onderzoeks- en behandelaanbod van IrisZorg, verslavingszorg, of een soortgelijke instantie, te bepalen door de reclassering. Voor zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zal gedurende de proeftijd meewerken, indien het hem zelf niet lukt, aan een traject voor begeleide dagbesteding, uit te voeren door een nader te bepalen instantie, uit te zoeken door de reclassering, en zal zich houden aan de afspraken en aanwijzingen van deze instantie, in overleg met de reclassering;
- indien gedurende de proeftijd wordt geïndiceerd dat een gang naar een beschermde woonvorm nodig is, zal meewerken aan een doorverwijzing en verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Veroordeelde zal zich houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
- gedurende de proeftijd zal meewerken aan controle, een urineonderzoek, op het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen, zo vaak en zolang de reclassering het nodig vindt;
- gedurende van de proeftijd niet op directe wijze contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats 2] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht);
- Beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

Legt op de maatregel dat de veroordeelde gedurende een periode van drie jaren niet op indirecte wijze (zoals per e-mail, WhatsApp of sociale media) contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
- [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats 2] ;
 beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van de vervangende hechtenis bedraagt drie dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan met een maximum van zes maanden;
 bepaalt dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft;
 beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is;

Legt op de maatregel dat de veroordeelde zich gedurende een periode van drie jaren niet zal ophouden in de straat waar [slachtoffer] woonachtig is;
 beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van de vervangende hechtenis bedraagt drie dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan met een maximum van zes maanden;
 bepaalt dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft;
 beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
En voorts
 een
werkstrafgedurende
80 (tachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 (veertig) dagen;

heft ophet geschorste bevel tot
voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Mei (voorzitter), mr. J.M.J.M. Doon en
mr. B.F.M. Klappe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Verhagen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 juni 2019.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, basisteam Nijmegen-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600 2019043593, gesloten op 30 januari 2019, aanvullend proces-verbaal Pl0600 2019018280-28, gesloten op 12 maart 2019, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.