ECLI:NL:RBGEL:2019:2671

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 april 2019
Publicatiedatum
14 juni 2019
Zaaknummer
350824
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • N.W. Huijgen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vertrouwensbreuk en rechtsgeldige opzegging van maatschapsovereenkomst en managementovereenkomst in kort geding

In deze zaak, die op 15 april 2019 door de Rechtbank Gelderland is behandeld, gaat het om een kort geding tussen Praeventum Novus Holding B.V. en [naam Z] Direktie B.V. als eisers, en Aquilae Oculus B.V. en andere vennootschappen als gedaagden. De eisers vorderen onder andere dat de gedaagden worden geboden om de aandeelhoudersovereenkomst en de managementovereenkomst na te komen. De achtergrond van het geschil ligt in een vertrouwensbreuk tussen de partijen, waarbij [naam Z], een bestuurder van Praeventum, werd beschuldigd van onregelmatig gedrag, waaronder alcoholmisbruik en het niet nakomen van afspraken. De rechtbank oordeelt dat de maatschapsovereenkomst rechtsgeldig is opgezegd en dat de gedaagden niet meer verplicht zijn om de managementovereenkomst na te komen. De voorzieningenrechter stelt vast dat er voldoende spoedeisend belang is voor de eisers, maar wijst hun vorderingen af op basis van de rechtsgeldigheid van de opzeggingen. De rechtbank concludeert dat de vertrouwensbreuk ernstig genoeg was om de samenwerking te beëindigen en dat de opzegtermijnen redelijk zijn nageleefd. De eisers worden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/350824 / KG ZA 19-98
Vonnis in kort geding van 15 april 2019
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PRAEVENTUM NOVUS HOLDING B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Putten,
2. naamloze vennootschap
B. VAN 'T HUL DIREKTIE B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Voorthuizen, gemeente Barneveld,
eiseressen,
advocaat mr. S. Koster te Amersfoort,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AQUILAE OCULUS B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Voorthuizen, gemeente Barneveld,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE KLEINE STERN BEHEER B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Voorthuizen, gemeente Barneveld,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SOPHIE BEHEER B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Woudenberg,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GOBHA BEHEER B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Veenendaal,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NUMERI BEHEER B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Barneveld,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TIBIA BEHEER B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Veenendaal,
gedaagden,
advocaten mr. R.G.J. de Haan en mr. W.M. Smelt te Amsterdam.
Eiseressen zullen hierna gezamenlijk Praeventum c.s. genoemd worden. Gedaagden zullen hierna gezamenlijk Aquilae c.s. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 26
  • de akte houdende producties van de zijde van Aquilae c.s. met producties 1 tot en met 5
  • de akte houdende productie tevens akte vermeerdering van eis van de zijde van Praeventum c.s. met producties 27 tot en met 31
  • de nagekomen productie 32 van de zijde van Praeventum c.s.
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van Praeventum c.s.
  • de pleitnota van Aquilae c.s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De vennootschappelijke verhoudingen tussen partijen zijn weergegeven in het hierna opgenomen organogram:
2.2.
De heer [naam Z] , de bestuurder van Praeventum c.s. (verder ook [naam Z] te noemen) is eind november 2011 in loondienst getreden als accountant bij [maatschap X] , de onderneming die onder meer accountantswerkzaamheden verricht. Aquilae Oculus B.V., gedaagde sub 1 (hierna: Aquilae), houdt alle aandelen in [maatschap X] .
2.3.
Per 1 januari 2014 is [naam Z] via zijn beheervennootschap Praeventum Novus Holding B.V. (hierna: Praeventum Novus), eisereis sub 1, toegetreden als aandeelhouder bij Aquilae. De heren [bestuurder gedaagde sub 2 = A] , [maatschap X] , [bestuurder gedaagde sub 5 = D] , [bestuurder gedaagde sub 6 = E] en [bestuurder gedaagde sub 3 = B] houden via hun respectievelijke beheervennootschappen, gedaagden sub 2 tot en met 6, de overige aandelen in Aquilae. Zij vormen thans samen, via hun respectievelijke directievennootschappen (waarvan de aandelen steeds worden gehouden door de respectievelijke beheervennootschappen), het statutaire bestuur van Aquilae.
2.4.
De genoemde accountants vormen indirect, via de door de beheervennootschappen gehouden ‘SONAR-vennootschappen’, de maatschap [maatschap X] . In dit verband is in 2009 een maatschapsovereenkomst gesloten (hierna de maatschapsovereenkomst). Op de mondelinge behandeling heeft een van de advocaten van Aquilae c.s. artikel 12 lid 1 van de maatschapsovereenkomst geciteerd. Dit artikel bepaalt dat, indien een vennoot uit de maatschap uittreedt, de maatschapsovereenkomst enkel ten aanzien van de uittredende vennoot wordt ontbonden. Deze ontbinding vindt voorts plaats naar aanleiding van een schriftelijke opzegging van de verblijvende vennoten aan de vennoot die wordt uitgestoten.
2.5.
De afspraken tussen de statutair bestuurders van Aquilae zijn vastgelegd in afzonderlijke managementovereenkomsten. De managementovereenkomst d.d. 10 januari 2014 tussen Aquilae, vertegenwoordigd door de vijf andere directievennootschappen van de bestuursleden van Aquilae, en [naam Z] Direktie B.V. vertegenwoordigd door [naam Z] , bevat, voor zover thans van belang, de volgende bepalingen:
[…]
Artikel 2: duur
Deze overeenkomst wordt geacht te zijn ingegaan op 1 januari 2014 en is aangegaan voor onbepaalde tijd.
De overeenkomst kan door beide partijen uitsluitend worden opgezegd c.q herzien (i)
in samenhang met de opzegging c.q herziening van de in november 2009 gesloten
maatschapovereenkomst tussen SONAR 1 B.V., SONAR 2 B.V., SONAR 3 B.V., SONAR 4 B.V., SONAR 5 B.V., SONAR 6 B.V. en SONAR 7 B.V. en/of (ii) beëindiging van c.q. wijziging in de aandeelhoudersrelatie tussen Praeventum Novus Holding B.V. en Aquilae Oculus B.V.
3. In afwijking van het bepaalde in lid 2 van dit artikel kan elk van beide partijen voorts de overeenkomst met onmiddellijke ingang opzeggen indien de wederpartij failliet
wordt verklaard, surseance van betaling aanvraagt of wordt ontbonden.
[…]
2.6.
De onderlinge rechten en plichten tussen de aandeelhouders van Aquilae zijn vastgelegd in de ‘Samenwerkings- en aandeelhoudersovereenkomst Aquilae Oculus B.V.’ d.d. 16 maart 2016 (hierna: de aandeelhoudersovereenkomst), gesloten tussen alle directievennootschappen en Aquilae. De aandeelhoudersovereenkomst bevat, voor zover thans van belang, de volgende bepalingen:
[…]
Artikel 5
Ziekte/ arbeidsongeschiktheid
5.1
Ingeval van ziekte en/of arbeidsongeschiktheid wordt -voor zover van toepassing- gedurende de eerste 12 maanden van de arbeidsongeschiktheid een managementfee doorbetaald aan de desbetreffende Personal Holding ten bedrage van € 240.000.
[…]
Artikel 8
Bijzondere aanbiedingsverplichting
A. 1. Deze overeenkomst eindigt met betrekking tot een Partij en tevens diens Personal
Holding, ten aanzien van wie respectievelijk welke een of meer der navolgende
gevallen zich voordoen:
a. door opzegging door een Partij of zijn Personal Holding. Die opzegging dient schriftelijk te geschieden aan de andere Partijen of zijn holding en kan -tenzij de andere Partijen of zijn Personal Holdings schriftelijk met een kortere opzeggingstermijn akkoord gaan- slechts plaatsvinden met inachtneming van een opzeggingstermijn van 12 maanden en tegen het eind van een boekjaar;
b. door opzegging aan een Partij of zijn Personal Holding door de andere Partijen of zijn holdings, welke opzegging alleen kan geschieden indien van de andere Partijen niet gevergd kan worden de samenwerking voort te zetten.(onverenigbaarheid van belangen) Te denken valt hierbij aan structureel laakbaar gedrag rondom (vertrek van) cliënten, eigen fiscale aangiften, frauduleus handelen jegens de vennootschap, zich niet houden aan de kwaliteitseisen van het beroep en het in diskrediet brengen van de goede naam van de [maatschap X] . Deze opzegging dient te geschieden bij aangetekend schrijven hetwelk de reden van de opzegging vermeldt, gericht is aan de Partij of zijn Personal Holding en ondertekend is door die andere Partijen of zijn Personal Holdings, en met inachtneming van een op grond van de omstandigheden redelijke opzeggingstermijn, welke echter ten hoogste 12 maanden zal zijn, wederom tegen het eind van een boekjaar;
[…]
2. In geval van eindigen van deze overeenkomst met betrekking tot een Partij en zijn holding op grond van het zich voordoen van een of meer der onder A.1 bedoelde gevallen, is de Partij -casu quo zijn Personal Holding- ten aanzien van wie respectievelijk welke deze overeenkomst eindigt, verplicht de door die Partij of zijn holding gehouden aandelen in het kapitaal van de vennootschap aan te bieden aan de andere aandeelhouders daarvan en ontslag te nemen als directeur van de vennootschap. Op deze aanbieding is het bepaalde in artikel 9 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat indien de overeenkomst eindigt met betrekking tot een Partij en diens holding door opzegging als onder A.1.b. bedoeld, bij de vaststelling van de prijs van diens aan te bieden aandelen rekening zal worden gehouden met in de vennootschap en haar dochtermaatschappijen aanwezige goodwill conform artikel 9.1 echter met toepassing van een discount van 30% op de in dat artikel genoemde percentage van 125%, tenzij alle Partijen en hun holdings anders mochten overeenkomen of door de rechter anders mocht worden beslist.
3. In geval van eindigen van deze overeenkomst met betrekking tot een Partij en diens holding op grond van het zich voordoen van de gevallen, onder A, 1 sub a en c genoemd, zijn de andere Partijen en hun Personal Holding verplicht het ter zake van de onder A.2 bedoelde aandelen in het kapitaal van de Vennootschap in eigendom te aanvaarden, dan wel een of meer derden aan te wijzen die bereid is/zijn die aandelen ofwel de aandelen daarvan, die eerstbedoelden niet wensen over te nemen, tegen contante betaling te kopen en in eigendom te aanvaarden. De werkmaatschappij kan slechts met instemming van de aanbieder(s) als gegadigde worden aangewezen.
4. In geval van eindigen van deze overeenkomst met betrekking tot een Partij en diens
Personal Holding op grond van het zich voordoen van het geval, onder A, 1 sub b genoemd, is zijn de andere Partijen en hun holdings verplicht het ter zake van de onder A.2 bedoelde aandelen in het kapitaal van de Vennootschap in eigendom te aanvaarden, dan wel een of meer derden aan te wijzen die bereid is/zijn die aandelen ofwel de aandelen daarvan, die eerstbedoelden niet wensen over te nemen, tegen te kopen en in eigendom te aanvaarden. De koopprijs wordt voldaan in 5 jaarlijkse termijnen, zonder rentevergoeding, waarvan de eerste vervalt 6 maanden na afloop van het eind van het betreffende boekjaar. Als zekerheid zal dienen een eerste (stil) pandrecht op de activa van [maatschap X] De werkmaatschappij kan slechts met instemming van de aanbieder(s) als gegadigde worden aangewezen. De andere Partijen of hun holdings kunnen tot een contante betaling van de koopprijs overgaan, waarbij de genoemde termijnen tegen een vast rentepercentage van 7% contant gemaakt worden.
B. Deze overeenkomst eindigt met betrekking tot alle Partijen en tevens hun Personal Holdings, indien een of meer der sub A.1 genoemde gevallen zich ten aanzien van alle Partijen of hun Personal Holdings voordoet, alsmede indien deze overeenkomst in onderling overleg wordt beëindigd. Indien deze overeenkomst in onderling overleg wordt beëindigd zullen de gevolgen van de beëindiging eveneens in onderling overleg tussen partijen worden geregeld.
2.7.
Vanaf het moment dat [naam Z] bij [maatschap X] in loondienst is getreden heeft hij de functie van vestigingsleider van de vestiging van [maatschap X] in [vestigingsplaats] bekleed. Deze functie heeft hij tot 1 juli 2018 uitgeoefend. Vanaf april 2016 was [naam Z] als tekenend accountant verantwoordelijk voor de vaktechnische kwaliteitsreview op cliëntendossiers en jaarrekeningen van de vestiging van [maatschap X] in [vestigingsplaats] . Vanaf januari 2017 is [naam Z] voorzitter van het Bureau Vaktechniek Accountants voor de samenstelpraktijk van [maatschap X] . Vanaf oktober 2017 is [naam Z] aangesteld als (tijdelijk) vestigingsleider van [maatschap X] op de locatie in Voorthuizen, waar hij verspreid over twee maanden werkzaamheden heeft verricht. Met ingang van 1 januari 2018 was [naam Z] kwaliteitsbepaler binnen [maatschap X] . Vanaf 1 juli 2018 was [naam Z] voorts Discipline verantwoordelijke samenstelpraktijk en verantwoordelijk voor HRM & Organisatie(ontwikkeling).
2.8.
Nadat [naam secretaresse] (hierna: [naam secretaresse] ), de secretaresse van [naam Z] , bij de directie van [maatschap X] had geklaagd over het agendabeheer van [naam Z] , heeft hij in oktober 2016 een gesprek gevoerd met enkele medeaandeelhouders.
2.9.
Na een gesprek op 30 april 2018 tussen medewerkers van de vestiging in [vestigingsplaats] en een vertegenwoordiging van de directie van [maatschap X] , waarin is geuit dat de medewerkers het vertrouwen in [naam Z] hebben verloren omdat hij structureel en zonder sluitende verklaring met grote regelmaat afwezig is op de vestiging in [vestigingsplaats] , heeft de directie opdracht gegeven aan Hoffmann Bedrijfsrecherche B.V. (hierna: Hoffmann) om onderzoek te doen naar het functioneren van [naam Z] . Hoffmann heeft in het kader van dit onderzoek gesprekken met [naam secretaresse] en [naam accountant] (hierna: [naam accountant] ), accountant, van de vestiging [vestigingsplaats] gevoerd, waarvan gespreksverslagen zijn opgemaakt die vervolgens zijn opgenomen in een concept tussentijds rapport van 26 juni 2018.
[naam secretaresse] verklaart in dit gesprek, voor zover thans van belang, als volgt:
[…]
De laatste tijd is de heer [naam Z] vaak niet op kantoor. Waar hij dan is, weet ik niet. Hij schuift ook afspraken regelmatig door. Maar hij belt wel de klanten. Ik denk dat het drankgerelateerd is. Dat was ook in de tijd van de oude collega’s. Dat is dan vanaf het begin. Hij rook regelmatig naar drank. Dan zat hij in de snoeppot om de geur te verbloemen.
[…]
De lijn van de laatste tijd is dat [naam Z] op dinsdag niet aanwezig is. Hij gebruikt wel eens als uitvlucht dat hij op de vestiging [vestigingsplaats] is, maar daar weten ze dan niets vanaf.
[…]
Als je de agenda bekijkt van de andere bazen zie je dat hun agenda tjokvol zit met afspraken, in zijn agenda zie je dat dagen geblokt zijn voor [vestigingsplaats] en [vestigingsplaats] , maar meer niet.
[…]
De dag voor Koningsdag had ik het heel druk. Ik had [naam Z] nodig en ik heb de vestiging in [vestigingsplaats] gebeld. Ze zeiden dat hij al om 12.00 uur weggegaan was. Ik heb hem om 14.30 uur mobiel gebeld. Hij zei dat hij onderweg was en kwam pas drie kwartier later binnen.
[…]
Ik weet niet waar [naam Z] is op bepaalde dagdelen, nu niet meer alleen op dinsdag. De laatste tijd is [naam Z] vaker weg zonder dat ik weet waar hij is en dit gebeurt dan ook op andere dagdelen.
[naam Z] is vaker door de directie, [bestuurder gedaagde sub 2 = A] , aangesproken op het feit dat hij regelmatig niet op kantoor is en dat niemand weet waar hij dan wel is.
[…]
[naam Z] moet zijn tijd verantwoorden in het programma ‘Unit 4’. Hij doet dit wel, maar ik heb niet gecontroleerd of dit klopt. In het verleden zag ik wel dat hij zijn tijd verantwoordde met de invulling van niet bestaande klanten. Hij is daarop in het verleden aangesproken. Hij is daardoor ook slimmer geworden. Nu vult hij in ‘Acquisitieplan’ van bijvoorbeeld 13.30 tot 17.00 uur. Hij is dan eerst bij een klant geweest en dan komt hij niet terug en in zijn agenda staat dan bijvoorbeeld zo iets algemeens als ‘acquisitie’, ‘uitloop’ of ‘uitwerken’.
[…]
Wij zorgen er zelf voor dat de vestiging goed loopt, daar bemoeit [naam Z] zich niet mee”
[naam accountant] verklaart in dit gesprek, voor zover thans van belang, als volgt:
[…]
De relatie met [naam Z] is prima. Daarom vind ik het vervelend hier te zitten. Ik kwam er snel achter dat [naam Z] weinig op kantoor is en weinig bezig is het kantoor te [vestigingsplaats] te leiden. Maar als hij druk is kan ik me dit wel voorstellen. Ik had in het begin niet door wat er aan de hand was. Ik hoorde van andere collega’s dat er problemen waren. Ze zeiden dat [naam Z] vaak afspraken in de agenda staan en niemand wist waar hij was. Er stonden bedrijfsnamen en die bedrijven bestonden niet of [naam Z] had helemaal geen afspraak met dat bedrijf. [naam secretaresse] had uitgevonden dat die bedrijven niet bestonden (tegenwoordig doet hij het slimmer).
[…]
Wij hebben tweeënhalf jaar geleden aangekaart, ik, [naam secretaresse] en [naam werknemer] , dat er dingen niet klopten. Daarin ook die agenda afspraken die er niet waren. Hij zet nu geen fake bedrijfsnamen. Hij zet nu afspraak [vestigingsplaats] ’s ochtends en ‘s middags [vestigingsplaats] . Dit is maar een voorbeeld. [naam secretaresse] ontdekte dat hij ongeveer 2 uur doet om van [vestigingsplaats] naar [vestigingsplaats] . Ze heeft wel eens gebeld naar [vestigingsplaats] en die zeiden dat hij al weg was en pas uren later kwam hij binnen in [vestigingsplaats] .
[…]
Wij hebben tweeënhalf jaar geleden dus een gesprek gehad met [maatschap X] en [bestuurder gedaagde sub 2 = A] . Maar in de tussentijd is er niets veranderd. We hebben eigenlijk een verstoorde relatie met [naam Z] . In het verleden heeft de directie met hem gesproken en [naam secretaresse] en [naam werknemer] , ik en de directie hebben ook met hem gesproken.
[…]
Veel collega’s laten niet merken wat ze van hem denken. Ze zijn toch afhankelijk van hem qua baan. Over een week gesproken is hij er gemiddeld twee dagdelen per week. Er zijn natuurlijk ook redenen waarom hij er niet is, zoals vergaderingen buiten de deur en bezoeken van klanten, waarvan we weet hebben, maar merendeels weten we niet waar hij is.
[…]
Bureau Hoffmann heeft ook observaties uitgevoerd, waarbij is geconstateerd dat [naam Z] overdag onder werktijd een supermarkt en daarna een parkeerplaats bezocht, vermoedelijk om bier te drinken.
2.10.
Op 10 juli 2018 heeft een afvaardiging van de directie van [maatschap X] een gesprek gevoerd met [naam Z] . Tijdens dit gesprek heeft de directie aan [naam Z] gevraagd of alles goed met hem ging en aangegeven dat ze signalen ontvingen van de medewerkers van de vestiging [vestigingsplaats] . Nadat hij met de bevindingen van bedrijfsrecherchebureau Hoffmann is geconfronteerd, heeft hij toegegeven een alcoholprobleem te hebben en aangegeven dat zijn afwezigheid daarvan het gevolg is. Sindsdien heeft [naam Z] geen werkzaamheden meer verricht voor [maatschap X] . Op 18 juli 2018 heeft wederom een gesprek plaatsgevonden tussen [naam Z] en een afvaardiging van de directie.
2.11.
Op 27 juli 2018 heeft [bestuurder gedaagde sub 3 = B] , ter bevestiging van hetgeen besproken is tijdens het gesprek van 18 juli 2018, mede namens [bestuurder gedaagde sub 2 = A] , [bestuurder gedaagde sub 5 = D] , [bestuurder gedaag sub 4 = C] , [bestuurder gedaagde sub 6 = E] , aan [naam Z] de volgende, per gewone en per aangetekende post verzonden, brief geschreven:
[…]
Achtergrond
Wij hebben de afgelopen weken op ons in laten werken wat er met betrekking tot jouw functioneren als partner/aandeelhouder van [maatschap X] is gebleken en naar voren is gekomen. Een korte weergave van de relevante omstandigheden is als hierna volgt. Medewerkers van de vestiging [vestigingsplaats] zijn bij het bestuur geweest om over jou en jouw functioneren te praten en hebben het vertrouwen in jou opgezegd. Wij hebben geconstateerd dat je zonder goede verklaring met grote regelmaat van kantoor afwezig bent geweest. Het bestuur heeft hier nader onderzoek naar gedaan, dat concrete constateringen bevat van tekortkoming in je functioneren. We hebben met jou onze bevindingen hieruit gedeeld. Naar aanleiding daarvan heb jij in een gesprek met [bestuurder gedaagde sub 2 = A] , [bestuurder gedaagde sub 5 = D] en [bestuurder gedaagde sub 3 = B] erkend dat je een drankprobleem hebt, dat dat jouw functioneren negatief heeft beïnvloed. Je hebt in dat gesprek ook erkend dat je in het urenregistratiesysteem tijd hebt ‘gecompenseerd’ om je afwezigheid te verhelen. Je hebt aangegeven dat dit probleem al gedurende langere tijd bestond.
Wij hebben anderhalf jaar geleden al gemerkt dat er iets met je aan de hand was en dat destijds in een directievergadering aangekaart bij jou en je de helpende hand uitgestoken. Wij voelen ons door jou ernstig op het verkeerde been gezet dat je dit zo lang voor ons hebt achtergehouden terwijl je eigenlijk niet goed functioneerde.
Het totaal verlies van vertrouwen van de medewerkers van de vestiging waar jij leiding aan geeft. De overige genoemde feiten en het verlies van vertrouwen van je partners kwalificeert als omstandigheden op grond waarvan van ons niet meer kan worden gevergd dat de samenwerking met jou voortduurt. Wij doelen daarmee op artikel 8 A.1.b van de Samenwerkings- en aandeelhoudersovereenkomst Aquilae Oculus.
Wij vinden het in de relatie van mens tot mens belangrijk dat jij per direct alle aandacht geeft aan je herstel. Je hebt op ons verzoek eerste gedachten geformuleerd over een herstelplan, dat mede inhoudt dat je je klinisch zult laten behandelen voor je drankprobleem. Of een behandeling die er hopelijk toe leidt dat jij van je drankprobleem afkomt en daarmee ook de rust terugbrengt in je persoonlijke levenssfeer, je gezin en je huwelijk. kan leiden tot herstel van het verloren vertrouwen van de medewerkers en van ons als jouw partners, vinden wij moeilijk te beoordelen. Wij willen jou graag de rust geven voor het herstel. maar tegelijkertijd zien wij op dit moment geen vooruitzicht op herstel van het verloren vertrouwen. Daarvoor is er (te) veel gebeurd.
Overleg over jouw uittreding
Wij zijn daarom met jou in overleg getreden over jouw uittreding uit onze samenwerking.
Tijdens ons gesprek op 18 juli hebben wij al eerste afspraken gemaakt, die onder meer betrekking
hebben op communicatie over de ontstane situatie en de gevolgen, alsook eerste afspraken over de uittreding. Zie in dit verband het door ons allen en door jou getekende persbericht, waarvan wij een kopie aan deze brief hechten. Na jouw terugkeer van jouw vakantie en de afloop van de vakanties van de leden van de Directie, willen wij met jou de afspraken verder vormgeven. Wij denken daarbij op hoofdpunten aan het volgende:
  • Uitgangspunt is jouw uittreding per 1.1.2019;
  • Tot die datum ontvang je de gebruikelijke (maandelijkse) management fee;
  • Wij nemen jouw aandeel in Aquilae Oculus over in 6 jaarlijkse termijnen;
  • Wij overleggen nog over de waardering van jouw aandeel in Aquilae Oculus BV. Artikel 8 A.l.b in samenhang met andere bepalingen is duidelijk, waarbij wij rekening zullen moeten houden met de terugverdiencapaciteit en de huidige rendementsverwachtingen van [maatschap X] ;
  • Jij besteedt de 3 komende maanden alle aandacht aan je herstel, en niet meer op kantoor;
  • Wij zullen de komende 3 maanden op een nader overeen te komen frequentie contact hebben over de voortgang van je herstel;
  • Voor zoveel nodig eindigt ook onze onderlinge maatschapsovereenkomst, zonder aanvullende vergoedingen;
  • Wij als de overige partners laten de omstandigheden van het verloren vertrouwen bij
medewerkers en bij onszelf op ons inwerken en zullen na drie maanden aan je laten weten of wie er dan nog steeds zo over denken. Als dat zo is, vindt afwikkeling van de uittreding zoals wij op voorhand afspraken plaats. Wij als de overige partners nemen echter de ruimte voor onszelf om te bezien of wij nog mogelijkheden zien voor een andere uitkomst voor jou. Wij willen je daar niet te hoopvol over stemmen: zoals het er nu naar uitziet is de kans klein, maar we willen die ruimte voor onszelf inbouwen. Dat is echter volledig naar ons subjectieve oordeel (als de overige partners), maar tegelijkertijd willen we je daarmee stimuleren in je herstel. Je kunt er geen enkele aanspraak aan ontlenen dat je kunt blijven, en dat is geheel aan ons als de overige partners. die daarover in onderling overleg zullen beslissen.
Als we uiteindelijk geen overeenstemming zouden bereiken over afspraken waarvan wij de
hoofdpunten in deze brief hebben vastgelegd, zullen wij ons genoodzaakt zien om de formele
opzeggingsroute van artikel 8 te volgen. Wij gaan er van uit dat wij wat is besproken goed hebben vastgelegd, en spreken daar met jou [in de loop van augustus] verder over.
[…]
2.12.
In de periode daarna heeft een uitgebreide e-mailwisseling tussen partijen plaatsgevonden en hebben de overige partners nogmaals per aangetekende brief van 25 september 2018 aan [naam Z] voor zoveel nodig de opzegging van hem als aandeelhouder en maat per 1 januari 2019 op grond van de in de brief van 27 juli 2018 genoemde redenen bevestigd.
2.13.
Op 2 oktober 2018 heeft onder leiding van dhr. [naam voorzitter Raad van Advies] , voorzitter van de Raad van Advies van [maatschap X] , een gesprek plaatsgevonden waarbij [bestuurder gedaagde sub 2 = A] , [bestuurder gedaagde sub 3 = B] , de medewerkers van de locatie [vestigingsplaats] van [maatschap X] alsmede [naam Z] aanwezig waren. Van deze bijeenkomst zijn door [naam voorzitter Raad van Advies] bevindingen op papier gezet. Deze luiden, voor zover thans relevant, als volgt:
[…]
Toespraak
Na de opening door de voorzitter geeft [naam Z] zijn verklaring. Ook zegt hij dat hij betreurt
dat hij in het verleden te weinig respect en waardering voor zijn collega’s heeft uitgesproken. Hij
werkt op dit moment actief aan mentaal en fysiek herstel en hoopt op herstel van de gewenste
werkverhoudingen.
Na de toespraak verlaten [naam Z] , [bestuurder gedaagde sub 2 = A] en [bestuurder gedaagde sub 3 = B] de bijeenkomst.
Bevindingen
[…]
Vrij algemeen wordt uitgesproken dat de gehoorde verklaring het persoonlijk aanwezige vermoeden
heeft bevestigd. Het gebeurde heeft met name op het persoonlijke vlak ‘impact’ gehad. Uit dit
gegeven wordt ook de vraag gesteld: was dit het volledige verhaal? Aanwezigen twijfelen aan de
expliciete periode die [naam Z] heeft genoemd, namelijk dat dit duurde vanaf december 2017. De
onderhavige situatie deed zich al eerder voor. Het vertrouwensherstel wordt hierdoor gehinderd.
Een enkeling nuanceert later - per vertrouwelijke e-mail - tav de uitgesproken twijfel aangaande de
bovengenoemde periode, namelijk dat [naam Z] zelf een andere waarneming kan hebben gehad.
De collegiale relatie verschilt per persoon.
Enerzijds wordt compassie en de hoop op algeheel herstel uitgesproken, anderzijds wordt blijvende
schadelijke verandering in de collegiale band ervaren. Ondanks het uitgesproken en niet
weersproken besef: ‘iedereen maakt fouten’, wordt breed het gevoelen gedeeld dat herstel van
vertrouwen moeilijk zal zijn terug te winnen. Een enkeling spreekt uit: ‘Ik zou na verloop van tijd wel weer kunnen vertrouwen.’ Terugkomst in oude rol ziet geen van de aanwezigen zitten, noch een andere rol op deze locatie.
[…]
Conclusie
De reacties zijn ‘volwassen’ en persoonlijk betrokken, ‘no hard feelings’. Men is zonder terughoudendheid vergevingsgezind. Het probleem wordt niettemin groter geacht dan men uit de woorden van [naam Z] heeft kunnen opmaken. Terugkeer op deze stek en in de vroegere rol vindt men uitgesloten.
Aanbeveling
Ondergetekende beveelt aan om [naam Z] te ondersteunen in mentaal en fysiek herstel. Daarbij dient in acht te worden genomen dat beide componenten, fysiek en mentaal, in het herstelproces veelal antagonisten zijn. Verbetering fysiek kan mentale druk opleveren en omgekeerd kan verbetering in mentale zin fysieke druk tot gevolg hebben. Terugkeer in de oude werkverhoudingen zal zonder twijfel leiden tot extra mentale druk in verband met het verleden. Dit geldt in de eerste plaats voor [naam Z] , maar in de tweede plaats ook voor medewerkers van de [maatschap X] organisatie. Daarmee is niemand gediend. Daarom beveel ik aan zakelijke scheiding volgens de koninklijke weg.
2.14.
Op 24 december 2018 heeft een van de advocaten van Aquilae c.s. aan de advocaat van Praeventum c.s. onder meer bericht dat Aquilae c.s. vast wenst te houden aan de opzegging van de aandeelhoudersovereenkomst en dat ook de managementovereenkomst en de maatschapsovereenkomst worden opgezegd per/tegen 31 december 2018.
2.15.
Op 28 maart 2019 is [naam Z] Direktie B.V. (hierna [naam Z] Direktie) tijdens een Buitengewone Algemene Vergadering van Aandeelhouders van Aquilae ontslagen als statutair bestuurder van Aquilae

3.Het geschil

3.1.
Praeventum Novus vordert na wijziging van eis dat de voorzieningenrechter bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
I. Aquilae c.s. gebiedt om de aandeelhoudersovereenkomst d.d. 16 maart 2016 na te komen totdat er in rechte is komen vast te staan dat de aandeelhoudersovereenkomst niet per 1 januari 2019 is geëindigd, op laste van een dwangsom ter hoogte van € 5.000,00, althans een door de voorzieningenrechter in redelijkheid te bepalen bedrag, per dag of dagdeel, zoals Aquilae c.s. in gebreke blijven te voldoen aan dit vonnis;
[naam Z] Direktie vordert na wijziging en vermeerdering van eis dat de voorzieningenrechter bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
primair
II. Aquilae gebiedt om de managementovereenkomst d.d. 1 januari 2014 na te komen totdat er in rechte is komen vast te staan dat de managementovereenkomst niet per 1 januari 2019 is geëindigd, op laste van een dwangsom ter hoogte van € 5.000,00 althans een door de voorzieningenrechter in redelijkheid te bepalen bedrag, per dag of dagdeel, zoals Aquilae in gebreke blijft te voldoen aan dit vonnis;
subsidiair
III. Aquilae veroordeelt om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis aan [naam Z] Direktie bij wege van voorschot te betalen een bedrag ad € 120.000,00, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie vast te stellen voorschot;
Praeventum c.s. vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
IV. Aquilae c.s. veroordeelt in de kosten van deze procedure.
3.2.
Aquilae c.s. voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Praeventum c.s.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In de aard van de stellingen van Praeventum c.s. is voldoende spoedeisend belang gelegen om partijen in dit kort geding te kunnen ontvangen.
4.2.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat in de verhouding tussen de procespartijen drie duurovereenkomsten van belang zijn, te weten de aandeelhoudersovereenkomst, de managementovereenkomst en de maatschapsovereenkomst, elk aangegaan voor onbepaalde tijd. Elk van deze drie overeenkomsten is, al dan met tussenkomst van diverse beheer- en directievennootschappen, gesloten tussen de zes (inmiddels vijf) bestuursleden van Aquilae, de moedervennootschap van [maatschap X] .
4.3.
Voorafgaand aan een inhoudelijke beoordeling van het geschil tussen partijen overweegt de voorzieningenrechter dat het in het belang van alle betrokkenen, dit wil zeggen Aquilae c.s. en de werknemers op de locatie [vestigingsplaats] , is dat [naam Z] niet meer terugkeert in zijn voormalige functie(s) en zijn werkzaamheden hervat.
[naam Z] was vestigingsleider van de locatie [vestigingsplaats] maar de medewerkers van die locatie willen hem blijkens de bevindingen van [naam voorzitter Raad van Advies] niet meer terug als leidinggevende, ook niet in een andere rol/hoedanigheid, terwijl deze werkzaamheden wel de kern van zijn functie vormen. Desgevraagd heeft [naam Z] bij de mondelinge behandeling van het kort geding ook wel erkend dat het erg moeilijk zal zijn om de leiding van de vestiging [vestigingsplaats] weer op zich te nemen.
Dat [naam Z] ook vestigingoverschrijdende werkzaamheden uitvoerde, die hij naar eigen zeggen wel weer zou kunnen oppakken, maakt het voorgaande niet anders. Hij moet immers niet alleen leidinggeven maar ook samenwerken, terwijl hij, ook volgens zijn eigen verklaring, meerdere dagdelen per week niet bereikbaar of traceerbaar was voor zijn secretaresse en andere medewerkers. Uit de verklaring van [naam accountant] (zie het rapport van Hoffmann) volgt dat [naam Z] in de beleving van zijn medewerkers veel vaker afwezig en onbereikbaar was dan hij zelf toegeeft. In zijn dagvaarding stelt [naam Z] dat hij één à twee middagen in de week onverklaarbaar afwezig was, maar volgens [naam accountant] was hij slechts twee dagdelen per week wél aanwezig. .
Ook noteerde [naam Z] in het verleden zelfs ‘fakeomschrijvingen’ van cliëntenbezoeken in zijn agenda. Dit heeft [naam Z] niet betwist. [naam Z] is weliswaar gestopt met deze niet-bestaande omschrijvingen, maar er staan in zijn agenda nog steeds notaties die (voor zijn secretaresse of andere collega’s) niet controleerbaar zijn en waaruit niet volgt waar hij zich op welk moment van de dag bevond.
Daarnaast is van belang dat [naam Z] , pas na lang aandringen door zijn medebestuurders en na te zijn geconfronteerd met de bevindingen van bedrijfsrecherchebureau Hoffmann, heeft toegegeven waarmee hij zich op de genoemde dagdelen bezighield en dat hij zich gedurende deze middagen op bijvoorbeeld parkeerplaatsen afzonderde om alcoholhoudende dranken te nuttigen tijdens werktijd. Hierbij komt dat [naam Z] zijn overmatige alcoholgebruik tijdenlang verborgen heeft gehouden en pas na langdurige confrontatie en aandringen heeft erkend.
Ook moet worden meegewogen dat [naam Z] geen willekeurige werknemer is; hij is leidinggevende en tevens accountant, een beroepsgroep die nauwgezet werken en integriteit vereist.
Dit een en ander maakt dat de voorzieningenrechter aannemelijk acht dat ten tijde van de opzegging van de samenwerking door Aquilae c.s. sprake was van een ernstige en aan [naam Z] toerekenbare vertrouwensbreuk, die noopte tot het treffen van maatregelen.
4.4.
Praeventum Novus en [naam Z] Direktie hebben ieder eigen vorderingen ingesteld tegen Aquilae dan wel Aquilae c.s. Het juridische geschil tussen partijen spitst zich toe op de vraag of en in hoeverre de verschillende overeenkomsten van partijen rechtsgeldig zijn opgezegd.
managementovereenkomst
4.5.
[naam Z] Direktie vordert primair dat Aquilae wordt veroordeeld om de managementovereenkomst na te komen. Zij heeft in dit verband aangevoerd dat de opzegging tegen 1 januari 2019 van de aandeelhoudersovereenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar en aldus niet rechtsgeldig is. Gelet daarop is ook de managementovereenkomst niet rechtsgeldig tegen 1 januari 2019 opgezegd, omdat niet voldaan is aan artikel 2 lid 2 van die overeenkomst. Nu de aandeelhoudersrelatie tussen Praeventum en Aquilae thans nog niet is gewijzigd of geëindigd kan volgens Praeventum c.s. de managementovereenkomst ook (nog) niet opgezegd worden. Voor zover opzegging van de managementovereenkomst met [naam Z] Direktie wel mogelijk is, had Aquilae een redelijke opzegtermijn in acht moeten nemen. Daarom is volgens Praeventum c.s. de opzegging van de managementovereenkomst bij brief van 24 december 2018, gelet op de korte opzegtermijn, voor zover al opgezegd kon worden, in elk geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
4.6.
Aquilae c.s. heeft betwist dat de managementovereenkomst niet rechtsgeldig is opgezegd. Zij heeft daartoe gesteld dat van de overige aandeelhouders niet langer meer kon worden gevergd om samen te werken met [naam Z] . Gelet op de omstandigheden van het geval was er dan ook voldoende grond om op de voet van het bepaalde in artikel 8 A lid 1 sub b de aandeelhoudersovereenkomst met Praeventum Novus als bad leaver op te zeggen. Dit heeft zij ook gedaan; eerst mondeling op 18 juli 2018 aan [naam Z] , hetgeen zij vervolgens per aangetekende brief van 27 juli 2018 aan hem heeft bevestigd. Aangezien de managementovereenkomst onlosmakelijk met de aandeelhoudersovereenkomst is verbonden, hetgeen ook blijkt uit artikel 2 lid 2 van de managementovereenkomst, maakt deze opzegging van de aandeelhoudersovereenkomst volgens Aquilae c.s. ook een einde aan de managementovereenkomst.
4.7.
Partijen knopen blijkens de stukken en het verhandelde op de mondelinge behandeling aan bij het beëindigen van de aandeelhoudersovereenkomst als grond voor het rechtsgeldig opzeggen van de managementovereenkomst. De managementovereenkomst kent in artikel 2 lid 2 echter slechts een tweetal opzeggingsgronden, die limitatief van aard zijn, te weten de opzegging c.q. herziening van de maatschapsovereenkomst en de beëindiging c.q. wijziging van de aandeelhoudersrelatie. Anders dan partijen betogen vormt het beëindigen van de aandeelhoudersovereenkomst aldus geen grond voor opzegging van de managementovereenkomst; slechts het wijzigen c.q. beëindigen van de aandeelhoudersrelatie is in dit verband van belang. Een en ander volgt overigens ook uit de respectievelijke data waarop de tussen partijen geldende overeenkomsten tot stand zijn gekomen; de managementovereenkomst is ruim twee jaar vóór de aandeelhoudersovereenkomst tot stand gekomen. Het einde van de aandeelhoudersovereenkomst an sich levert dus, zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, geen grond voor beëindiging van de managementovereenkomst op.
Dat Praeventum Novus nog steeds aandeelhouder van Aquilae is, staat tussen partijen vast; haar aandelen in Aquilae zijn immers nog niet aan de verblijvende aandeelhouders overgedragen en er bestaat verschil van inzicht over de waardering daarvan. Niet is gesteld of gebleken dat partijen de datum van rechtsgeldige opzegging van de aandeelhoudersovereenkomst, mocht hier sprake van zijn, als peildatum hebben beoogd voor de datum waarop de aandelen worden geacht te zijn overgedragen.
De in artikel 2 lid 2 als tweede genoemde opzeggingsgrond, zijnde de wijziging van de aandeelhoudersrelatie, doet zich dus nog niet voor.
4.8.
Op de mondelinge behandeling is zijdens Aquilae c.s. aangegeven dat zij ook de maatschapsovereenkomst heeft opgezegd bij de brief van 27 juli 2018. Het opzeggen van de maatschapsovereenkomst kan, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, wel een grond voor rechtsgeldige opzegging van de managementovereenkomst opleveren. Volgens de op de mondelinge behandeling geciteerde bepaling van de maatschapsovereenkomst, waarin de opzegging ervan wordt geregeld, is in deze overeenkomst niet voorzien in een beperking ten aanzien van de opzegging aan een bepaalde vennoot. Het is wel nog de vraag of de maatschapsovereenkomst rechtsgeldig is opgezegd.
4.9.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. In de brief van 27 juli 2018 heeft [bestuurder gedaagde sub 3 = B] , mede namens de overige partners, onder meer aan [naam Z] te kennen gegeven dat, voor zoveel nodig, met die brief ook de onderlinge maatschapsovereenkomst eindigt. Uit deze brief blijkt dat het vertrouwen van de overige bestuursleden in [naam Z] al dan niet onherstelbaar beschadigd is en dat op het moment van schrijven van die brief geen vooruitzicht op herstel van het vertrouwen in [naam Z] bestaat. Uit de bewoordingen van de brief volgt dat de directie de gehele samenwerking met [naam Z] en zijn beide vennootschappen wenst te beëindigen. Door Praeventum c.s. is weliswaar aangevoerd dat deze brief niet (ook) als opzegging moet worden gezien maar dit kan de voorzieningenrechter niet volgen. In de brief staat immers dat ‘voor zoveel nodig’ ook de ‘onderlinge maatschapsovereenkomst’ eindigt. Dat Aquilae c.s. daarmee heeft bedoeld dat zij de maatschapsovereenkomst opzegde, heeft zij voor zoveel nodig nog bevestigd in de aangetekende brief van 25 september 2018. Praeventum c.s. heeft overigens ook niet betwist dát de maatschapsovereenkomst is opgezegd; volgens haar is de maatschapsovereenkomst later wel, zij het pas door de brief van (een van de advocaten van) Aquilae c.s. op 24 december 2018, opgezegd. Op grond van het vorenstaande kan in dit kort geding in elk geval ervan worden uitgegaan dat de maatschapsovereenkomst feitelijk is opgezegd tegen 1 januari 2019, zijnde gesteld noch gebleken dat die opzegging aan nadere vormvereisten was gebonden.
4.10.
Wel brengen de eisen van redelijkheid en billijkheid met zich dat bij de opzegging van de maatschapsovereenkomst een redelijke termijn in acht moet worden genomen. Bij de beoordeling van de vraag of dat is gebeurd, moeten de wederzijdse belangen van partijen worden afgewogen en zijn daarom ook de aard en gewicht van de redenen voor opzegging van belang (Hoge Raad 21 april 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1706). In het onderhavige geval heeft het bestuur van Aquilae in haar brief van 27 juli 2018 (ook) de maatschapsovereenkomst opgezegd tegen 1 januari 2019, waarmee zij aldus een opzegtermijn van een half jaar in acht heeft genomen.
4.11.
Praeventum c.s. heeft in het kader van dit kort geding en gelet op alle omstandigheden van het geval, onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de door de bestuursleden gehanteerde opzegtermijn niet redelijk is. Daarnaast kan voorshands niet gezegd worden dat de bestuurders van Aquilae de opzegging van de maatschapsovereenkomst gepaard hadden moeten laten gaan met een aanbod tot schadevergoeding aan [naam Z] . Praeventum Novus is immers nog steeds aandeelhouder van Aquilae en zij deelt in die hoedanigheid mee in de winst. Gelet hierop moet er voorshands van worden uitgegaan dat de maatschapsovereenkomst rechtsgeldig tegen 1 januari 2019 is opgezegd en dus aldus per die datum is geëindigd.
4.12.
Nu de maatschapsovereenkomst rechtsgeldig is opgezegd is naar het voorshands oordeel van de voorzieningenrechter voldaan aan een van de in lid 2 van artikel 2 van de managementovereenkomst genoemde opzeggingsgronden, te weten de opzegging van de in november 2009 gesloten maatschapsovereenkomst. Praeventum c.s. heeft in dit verband nog aangevoerd dat artikel 2 lid 2 van de managementovereenkomst slechts rept over de mogelijkheid tot opzegging maar voor zover zij hiermee heeft willen betogen dat de brief van 27 juli 2018 niet als opzegging van de managementovereenkomst te gelden heeft, gaat de voorzieningenrechter hieraan voorbij. De overige aandeelhouders hebben immers ‘uittreding per 1 januari 2019’ als uitgangspunt genomen en aangegeven dat hij tot die datum de gebruikelijke managementfee (van € 240.000,00 per jaar) ontvangt. Dit kan in redelijkheid niet anders worden begrepen dan als een opzegging van de managementovereenkomst. Niet gesteld of gebleken is voorts dat bij de opzegging van de managementovereenkomst een andere, al dan niet langere, termijn in acht had moeten worden genomen dan bij de opzegging van de maatschapsovereenkomst. In dit verband is van belang dat, zoals reeds onder 4.3. is overwogen, terugkeer van [naam Z] in zijn leidinggevende functie door medewerkers niet als wenselijk wordt beschouwd.
4.13.
Gelet op het voorgaande zal de primaire vordering van [naam Z] Direktie (genoemd onder II.) worden afgewezen.
4.14.
[naam Z] Direktie vordert subsidiair dat Aquilae wordt veroordeeld tot betaling van een voorschot van € 120.000,00. Praeventum c.s. legt aan haar vordering in dit verband ten grondslag de onregelmatige opzegging van de managementovereenkomst door Aquilae en stelt dat zij hierdoor schade heeft geleden aangezien zij over de maanden januari 2019 tot en met juni 2019 de managementfee is misgelopen en nog zal mislopen. Aangezien de managementovereenkomst rechtsgeldig is opgezegd tegen 1 januari 2019, heeft [naam Z] Direktie vanaf die datum echter geen recht meer op managementfee van Aquilae. Wel heeft Praeventum Novus, de moedervennootschap van [naam Z] Direktie , als aandeelhouder van Aquilae recht op winstdeling, maar een voorschot op betaling van een bedrag in dit verband ligt niet aan de vordering ten grondslag. Ook de subsidiaire vordering van [naam Z] Direktie (genoemd onder III.) zal daarom worden afgewezen.
aandeelhoudersovereenkomst
4.15.
Praeventum Novus vordert dat Aquilae c.s. wordt veroordeeld de aandeelhoudersovereenkomst na te komen. Aquilae c.s. stelt hiertegenover dat zij de aandeelhoudersovereenkomst bij brief van 27 juli 2018 tegen 1 januari 2019 heeft opgezegd.
4.16.
Waar Aquilae c.s. betoogt dat sprake is van een ‘bad leaver-situatie’ (artikel 8 A lid 1 sub b), op grond waarvan zij de aandeelhoudersovereenkomst mocht opzeggen, is hier volgens Praeventum c.s. geen sprake van. Praeventum c.s. stelt dat de overeenkomst slechts tegen het einde van een boekjaar op grond van de ‘good leaver-bepaling’, zonder dat hiertoe een specifieke reden hoeft te worden aangevoerd, (artikel 8 A lid 1 sub a) kan worden opgezegd, aangezien van een ‘bad leaver-situatie’ geen sprake is. Dit heeft Aquilae c.s. echter niet gedaan. Dit komt erop neer dat opzegging slechts mogelijk is tegen het einde van 2019, met inachtneming van een opzegtermijn van twaalf maanden.
4.17.
Of Praeventum Novus als ‘bad leaver’ of als ‘good leaver’ in de zin van de aandeelhoudersovereenkomst moet worden aangemerkt, is uiteindelijk vooral van belang voor de in acht te nemen opzegtermijn van de aandeelhoudersovereenkomst en het daarmee verband houdende recht op winstdeling en voorts voor de vaststelling van de prijs van de aan te bieden en over te nemen aandelen van Praeventum Novus. Ook uit het verhandelde op de mondelinge behandeling is gebleken dat de vordering van Praeventum Novus in feite een geldvordering betreft en niet zozeer ziet op het voortduren van de (aandeelhouders)relatie tussen [naam Z] (via Praeventum Novus) en de andere aandeelhouders. Op vraag van de voorzieningenrechter heeft [naam Z] immers te kennen gegeven dat hij begrijpt dat terugkeer naar de werkvloer geen optie is en ook uit de stukken blijkt dat de kern van het geschil zich toespitst op de waardering van de aandelen en de termijn waarover [naam Z] nog recht heeft op winstdeling, c.q. de opzegtermijn van de aandeelhoudersovereenkomst. [naam Z] heeft weliswaar nog gesteld dat hij zijn vestigingoverschrijdende werkzaamheden zou kunnen hervatten, maar deze werkzaamheden betreffen maar een (klein) deel van zijn functie en door [naam voorzitter Raad van Advies] is in zijn bevindingen opgemerkt dat de medewerkers van de locatie [vestigingsplaats] terugkeer van [naam Z] in welke functie dan ook uitsluiten. In dit verband is voorts van belang dat [naam Z] inmiddels ook al als statutair directeur van Aquilae is ontslagen op 28 maart 2019, waarmee reeds aan de verplichting daartoe bij opzegging op grond van het bepaalde in artikel 8 lid 2 van de aandeelhoudersovereenkomst is voldaan.
4.18.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de vordering van Praeventum Novus in feite van financiële aard is, terwijl de aandeelhoudersovereenkomst niets bepaalt over de hoogte van enig winstvoorschot. De hoogte van het winstvoorschot is volgens Praeventum c.s. vastgelegd in een aanvullende overeenkomst van 7 november 2017, maar van deze overeenkomst vordert Praeventum Novus geen nakoming. Het kan best zo zijn dat een en ander is afgesproken in (de) aandeelhoudersvergadering(en) zoals wordt gesteld, maar dit betreft niet, althans niet duidelijk, de inzet van dit kort geding. Overwogen wordt voorts dat Praeventum Novus, zoals ook reeds eerder is opgemerkt, tot het moment van overdracht van haar aandelen aan haar medeaandeelhouders winstgerechtigd blijft. Gelet op het voorgaande is onduidelijk welk spoedeisend belang Praeventum Novus bij toewijzing van haar vordering heeft. Nakoming van gemaakte afspraken omtrent het voorschot of een concreet gemaakt voorschot op de winstdeling vordert zij immers niet en is ook onverenigbaar met de gevorderde dwangsom (zie artikel 611a Rv). Ook de waardering van de aandelen speelt in dit kort geding geen rol. Nu Praeventum Novus niet heeft geconcretiseerd welk ander belang zij heeft bij een gebod tot nakoming van de aandeelhoudersovereenkomst, kan haar vordering daartoe niet worden toegewezen. Overigens gaat het ook het bestek van dit kort geding te buiten om te bepalen tegen welke voorwaarden de aandeelhoudersrelatie tussen partijen uiteindelijk kan worden beëindigd; dit betreft een interpretatiekwestie van de relevante bepalingen van de aandeelhoudersovereenkomst en de gang van zaken tussen partijen en dit dient gelet op de standpunten van partijen in een bodemprocedure te worden beslecht.
4.19.
Voor zover Praeventum Novus een beroep heeft willen doen op artikel 5 van de aandeelhoudersovereenkomst, betreffende doorbetaling van de managementfee bij ziekte, geldt dat zij niet doorbetaling van de managementfee bij ziekte heeft gevorderd maar integrale gestanddoening van de managementovereenkomst. Daarnaast is niet gesteld of gebleken dat [naam Z] zich heeft ziekgemeld bij zijn medeaandeelhouders of bij [maatschap X] . De gestelde mededeling dat bij hem de voorlopige diagnose “alcoholverslaving” was gesteld, kwalificeert nog niet als een ziekmelding, terwijl dat ook niet overeenstemt met zijn betoog dat hij zijn vestigingsoverschrijdende werkzaamheden wél zou kunnen uitvoeren. Op de mondelinge behandeling heeft [naam Z] aangegeven dat hij zich enkel bij zijn eigen verzekeraar heeft ziekgemeld. Aan het beroep op artikel 5 van de aandeelhoudersovereenkomst zal daarom voorbij worden gegaan.
4.20.
Gelet op het voorgaande zal daarom ook de vordering van Praeventum Novus, zoals geformuleerd onder I., worden afgewezen.
4.21.
De slotsom is dan ook dat alle vorderingen van Praeventum c.s. zullen worden afgewezen.
4.22.
Praeventum c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Aquilae c.s. worden begroot op:
- griffierecht € 4.030,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 5.010,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Praeventum c.s. in de proceskosten, aan de zijde van Aquilae c.s. tot op heden begroot op € 5.010,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen en in het openbaar uitgesproken op 15 april 2019.