ECLI:NL:RBGEL:2019:2701

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 april 2019
Publicatiedatum
18 juni 2019
Zaaknummer
C/05/335118 / HA ZA 18-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen en bewijswaardering in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Gelderland op 17 april 2019 uitspraak gedaan in de zaak tussen de besloten vennootschap STUCPAINT B.V. en een gedaagde, die opereert onder de naam Schildersbedrijf en Klussenbedrijf. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. O. Surquin, vorderde betaling van een bedrag van € 19.015,96, dat voortvloeit uit een verzamelfactuur met factuurnummer 19128683, die betrekking heeft op geleverde goederen aan de gedaagde. De rechtbank heeft in een eerder tussenvonnis van 24 oktober 2018 de eiseres opgedragen bewijs te leveren van de levering van de goederen, wat zij heeft gedaan door middel van getuigenverklaringen en het overleggen van pakbonnen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde niet heeft gereageerd op de bewijsvoering van de eiseres en heeft afgezien van een tegengetuigenverhoor. De getuigenverklaringen van de medewerkers van STUCPAINT B.V. bevestigen de stelling van de eiseres dat de goederen zijn geleverd op basis van een afspraak met de gedaagde, die in financiële problemen verkeerde. De rechtbank oordeelt dat de eiseres aan de bewijsopdracht heeft voldaan en dat de gedaagde de factuur niet heeft betaald, ondanks aanmaningen.

De rechtbank heeft de vordering van STUCPAINT B.V. toegewezen, inclusief de contractuele rente en een deel van de buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde is veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. S. Kompier en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/335118 / HA ZA 18-18
Vonnis van 17 april 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STUCPAINT B.V.,
gevestigd te Aerdt,
eiseres,
advocaat mr. O. Surquin te Arnhem,
tegen
[gedaagde],
h.o.d.n. Schildersbedrijf [naam gedaagde], Klussenbedrijf [naam gedaagde],
[woonplaats]
gedaagde,
advocaat mr. Y. Eryilmaz te Arnhem.
Partijen zullen hierna Stucpaint en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 oktober 2018 en de daarin genoemde processtukken;
- de akte overlegging bewijsmiddelen en opgaven getuigen van Stucpaint;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 19 februari 2019.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank neemt hier over hetgeen in het tussenvonnis van 24 oktober 2018 is overwogen en beslist.
2.2.
In voormeld tussenvonnis heeft de rechtbank Stucpaint opgedragen feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit blijkt dat zij de zaken, die vermeld staan op de factuur met factuurnummer 19128683 van 28 november 2017, aan [gedaagde] heeft geleverd.
2.3.
Ter voldoening aan deze bewijsopdracht heeft Stucpaint stukken in het geding gebracht, waaronder pakbonnen behorende bij de factuur met factuurnummer 19128683, een gespreksnotitie van 22 december 2016, Whatsapp berichten tussen mevrouw [naam M] en [gedaagde] en twee schriftelijke verklaringen van [naam H] en [naam J]. Verder heeft Stucpaint als getuigen doen horen: de heer [naam H] (medewerker in de winkel Verfexpert), mevrouw [naam M] (administratief medewerkster bij Stucpaint) en de heer [naam directeur en mede-eigenaar Stucpaint].
2.4.
[gedaagde] heeft afgezien van een tegengetuigenverhoor.
2.5.
De rechtbank moet beoordelen of Stucpaint het bewijs heeft geleverd. In dat kader is het volgende van belang.
2.6.
Stucpaint heeft gesteld dat de factuur met factuurnummer 19128683 een verzamelfactuur betreft, met daarop zaken die gedurende een aantal jaren aan [gedaagde] zijn geleverd, maar niet op het moment van levering door [gedaagde] zijn betaald, en ook daarna niet zijn gefactureerd. De reden daarvoor is volgens Stucpaint dat zij een afspraak had met [gedaagde] dat hij de zaken kon meenemen en dat die zaken gefactureerd zouden worden als hij een klus klaar had en dus de middelen had om een factuur te betalen. De achtergrond van die afspraak was dat [gedaagde] destijds in financiële problemen zat.
2.7.
Het standpunt van Stucpaint wordt bevestigd door de getuigenverklaring van [naam M]. Zij verklaart over de factuur, voor zover hier van belang, het volgende.
“(…)
U houdt mij voor de factuur met nummer 19128683 van 28 november 2017, deze factuur heb ik opgesteld. Deze factuur bestaat uit meerdere pakbonnen die betrekking hebben op een langere periode, de precieze periode kan ik mij niet herinneren, maar het zal vanaf 2013/2014 zijn geweest.
(…)
De pakbonnen die zien op de factuur zijn in het systeem blijven staan als pakbonnen en zijn niet gelijk gefactureerd, die stonden te wachten om antwoord te krijgen van meneer [gedaagde] dat er weer een klus was afgerond. Deze afspraak is gemaakt omdat meneer [gedaagde] privé met financiële achterstanden zat. Wij wilden de achterstand bij ons niet verder laten oplopen en hem de ruimte bieden om de achterstand bij ons in te lopen.
(…)
Ik heb met meneer [gedaagde] meerdere keren gesproken over de pakbonnen.
(…)
Ik weet zeker dat ik op 22 december 2016, tijdens een gesprek met hem en zijn boekhouder, hem heb verteld hoe veel facturen hoeveel er aan contanten er openstond.
(…)
U houdt mij voor productie 8 bij akte overlegging bewijsmiddelen en opgave getuigen, ik herken dat stuk, dat is het verslag van het gesprek van 22 december 2016 met de boekhouder van meneer [gedaagde], [naam boekhouder], en meneer [gedaagde]. Dat was een vrij heftig gesprek. Dit overzicht heb ik aan meneer [gedaagde] overgelegd. Dat overzicht hebben wij samen besproken maar hij heeft het niet meegenomen. Meneer [gedaagde] heeft toen niet geprotesteerd tegen de hoogte van de contantbonnen.”
Deze verklaring wordt bevestigd door de getuigenverklaring van [naam directeur en mede-eigenaar Stucpaint]. Hij verklaart voor zover hier van belang:
“U houdt mij voor de factuur met factuurnummer 19128683 productie 6 akte overlegging bewijsmiddelen en opgave getuigen. Deze factuur heb ik niet opgesteld, maar dat is door de administratie gedaan. Ik weet dat het oude pakbonnen zijn. Deze pakbonnen bleven staan in het systeem en die zouden wij factureren als meneer [gedaagde] had aangegeven dat hij een klus klaar had. Dan kon hij ook refereren aan een bepaalde klus. Zo konden wij hem de ruimte bieden om toch goederen af te nemen. Deze afspraak is door mevrouw [naam M] gemaakt met meneer [gedaagde].”
De getuigenverklaring van [naam directeur en mede-eigenaar Stucpaint] is aan te merken als een verklaring van een partij-getuige, nu hij directeur is van Stucpaint. In artikel 164 Rv is bepaald dat deze verklaring geen bewijs in het voordeel van Stucpaint kan opleveren, tenzij die verklaring strekt ter aanvulling van onvolledig bewijs. Daarvan is in dit geval sprake nu de getuigenverklaring van [naam directeur en mede-eigenaar Stucpaint] de getuigenverklaring van [naam M] bevestigt.
2.8.
De rechtbank is van oordeel dat Stucpaint, met bovenstaande getuigenverklaringen en het overleggen van de pakbonnen, aan de bewijsopdracht heeft voldaan. [gedaagde] heeft niet van de mogelijkheid gebruik gemaakt om tegenbewijs te leveren. Het door Stucpaint geleverde bewijs is dan ook niet meer weersproken. [gedaagde] heeft bovendien ter comparitie verklaard dat hij in financieel zwaar weer zat en dat er tussen [gedaagde] en Stucpaint afspraken zijn gemaakt, hetgeen niet tegenstrijdig is met bovenstaande verklaringen.
2.9.
Nu Stucpaint is geslaagd in haar bewijsopdracht, is vast komen te staan dat de zaken die staan op de factuur met factuurnummer 19128683 aan [gedaagde] zijn geleverd. Niet in geschil is dat [gedaagde] deze factuur niet heeft betaald, ook niet na daartoe te zijn aangemaand. Dat betekent dan ook dat dit deel van de vordering, een bedrag van
€ 7.976,02, zal worden toegewezen. In het tussenvonnis van 24 oktober 2018 heeft de rechtbank reeds overwogen dat een bedrag van € 11.039,94 zal worden toegewezen. Daarmee komt het totale toe te wijzen bedrag op € 19.015,96.
2.10.
Tussen partijen is niet in geschil dat de ‘Uniforme verkoop- en leveringsvoorwaarden voor verf en drukinkt e.a.’ van Stucpaint van toepassing zijn op hun rechtsverhouding. Op grond van artikel 11, derde lid, van deze voorwaarden is de koper, indien hij het verschuldigde factuurbedrag niet tijdig voldoet, aan de verkoper een rente verschuldigd van 1,25% van het factuurbedrag voor elke maand of gedeelte daarvan, waarmede de betalingstermijn is overschreden. De vordering tot betaling van deze contractuele rente zal dan ook worden toegewezen vanaf de vervaldata van de facturen tot aan de dag der algehele voldoening.
2.11.
Stucpaint maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Zij heeft een bedrag van € 2.433,12 gevorderd op grond van haar leveringsvoorwaarden. Dit bedrag is hoger dan het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief. Het bedrag wordt toegewezen tot het wettelijke tarief, zijnde € 1.167,84, uitgaande van het totale toegewezen bedrag (€ 19.015,96).
2.12.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De rechtbank begroot de kosten aan de zijde van Stucpaint op:
- dagvaarding € 88,88
- griffierecht 626,00
- getuigenkosten 10,60
- salaris advocaat
2.432,50(3,5 punten × tarief € 695,00)
Totaal € 3.157,98

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Stucpaint te betalen een bedrag van € 19.015,96, vermeerderd met de contractuele rente van 1,25% per maand of gedeelte daarvan, waarmede de betalingstermijn is overschreden, vanaf de verschillende vervaldata van de facturen tot aan de dag der algehele voldoening,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan Stucpaint te betalen een bedrag van € 1.167,84 aan buitengerechtelijke incassokosten,
3.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Stucpaint tot op heden begroot op € 3.157,98, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Kompier en in het openbaar uitgesproken op 17 april 2019.