In deze zaak, die zich afspeelt in Ellecom, hebben twee buren, aangeduid als [eisende partij] en [gedaagde partij], een geschil over de plaatsing van een camera door [gedaagde partij] die gericht is op het perceel van [eisende partij]. De eisers, een ouder echtpaar, vorderen in kort geding de verwijdering van deze camera, omdat zij zich in hun privacy aangetast voelen. De camera is geplaatst door [gedaagde partij] ter bescherming van hun eigendommen, na eerdere incidenten waarbij de eigendommen van [gedaagde partij] zouden zijn beschadigd. De voorzieningenrechter moet in deze zaak een belangenafweging maken tussen het recht van [eisende partij] op privacy en het recht van [gedaagde partij] om hun perceel te beveiligen.
De procedure begon met een dagvaarding op 24 mei 2019, gevolgd door een mondelinge behandeling op 5 juni 2019. Tijdens de behandeling werd duidelijk dat de camera, die 24 uur per dag opnames maakt, ook zicht biedt op de oprit, voortuin en andere delen van het perceel van [eisende partij]. De rechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [eisende partij].
De rechter overweegt dat, hoewel [gedaagde partij] ernstige beschuldigingen aan het adres van [eisende partij] heeft geuit, er in het kader van dit kort geding geen ruimte is voor uitgebreid bewijs. De rechter concludeert dat de camera niet op een zodanige manier kan worden geplaatst dat het perceel van [eisende partij] niet in beeld komt, en dat er geen rechtvaardigingsgrond is voor de inbreuk op de privacy van [eisende partij].
Uiteindelijk wordt de vordering van [eisende partij] toegewezen, en [gedaagde partij] wordt veroordeeld om de camera binnen 48 uur te verwijderen. Tevens worden de proceskosten aan de zijde van [eisende partij] toegewezen.