[gezamenlijke eiseressen] vorderen dat de voorzieningenrechter, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] zal gelasten tot afgifte van de originele aanvullende leningsovereenkomsten zoals op 31 december 2017 gesloten tussen [naam b.v.] en [naam b.v.] binnen twee dagen na het vonnis zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 alsmede op straffe van een dwangsom van
€ 500,00 voor iedere dag dat [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] in gebreke blijven aan het vonnis te voldoen;
II. [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] zal gelasten tot afgifte van de volledige onderzoeksresultaten naar de authenticiteit van de aanvullende leningsovereenkomst zoals op 31 december 2017 gesloten tussen [naam b.v.] en [naam b.v.] inclusief alle bijlagen zoals door hen verkregen van het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau op 4 februari 2019 binnen twee dagen na het vonnis zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 alsmede op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] in gebreke blijven aan het vonnis te voldoen;
III. Primair [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] (hangende de procedure tot ontslag) (a) op grond van artikel 4:149 lid 2 BW per direct zal schorsen in hun hoedanigheid van executeurs in de nalatenschap van erflater èn (b) [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] zal gelasten tot afgifte aan [gezamenlijke eiseressen] binnen 2 dagen na het vonnis van alle stukken die zij in het kader van de afwikkeling van de nalatenschap onder zich hebben èn (c) [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] zal verbieden de resterende (nog niet verdeelde) aanwezige inboedel in de woning van erflater te (laten) verwijderen, weg te gooien dan wel mee te geven aan het Leger des Heils dan wel andere instantie zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 alsmede op straffe van een dwangsom van
€ 500,00 voor iedere dag dat [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] in gebreke blijven aan het vonnis te voldoen, dan wel;
Subsidiair (voor het geval het primair gevorderde sub 3a en b niet toewijsbaar is) [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] zal gelasten binnen een week na het vonnis een kort geding procedure te starten tegen [naam] en [naam] met het verzoek aan de voorzieningenrechter om hen te gelasten tot afgifte van (a) de originele initiële leningsovereenkomsten uit 2014 (b) de originele leningsovereenkomsten uit 2006, althans in ieder geval degene die [naam b.v.] met [naam b.v.] in 2006 is aangegaan en (c) de originele pandakten uit 2004 binnen 2 dagen na het in die zaak te wijzen vonnis zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 alsmede op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] in gebreke blijven aan het vonnis te voldoen;
IV. [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] pro se zal veroordelen tot betaling van een voorschot op de door [gezamenlijke eiseressen] geleden en nog te lijden schade bestaande uit gemaakte en te maken advocaatkosten tot een bedrag van € 20.000,00;
V. [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] pro se zal veroordelen in de kosten van deze procedure en zal bepalen dat deze kostenveroordeling niet ten laste mag worden gebracht van de nalatenschap alsmede zal bepalen dat de door de executeurs gemaakte en te maken (advocaat)kosten verbonden aan deze procedure niet ten laste van de nalatenschap mogen worden gebracht.