ECLI:NL:RBGEL:2019:2844

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 juni 2019
Publicatiedatum
27 juni 2019
Zaaknummer
05/740258-18, 05/740593-17 en 05/880950-18 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in een mensenhandelzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 18 juni 2019 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde die betrokken was bij mensenhandel. De officier van justitie vorderde dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel, zoals bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, wordt geschat. Dit voordeel werd door de officier van justitie geschat op € 3.325,-. De zittingen vonden plaats op 28 mei en 11 juni 2019, waarbij de veroordeelde aanwezig was en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.H. Hogeman.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten uit de seksuele uitbuiting van vier vrouwen in de periode van 15 juni 2016 tot en met 14 mei 2018. De rechtbank heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op de opbrengsten die de vrouwen genereerden en de kosten die de veroordeelde maakte. De rechtbank concludeerde dat het totale wederrechtelijk verkregen voordeel € 3.050,- bedroeg, en legde de veroordeelde de verplichting op tot betaling van dit bedrag aan de Staat.

De rechtbank overwoog dat er geen aanleiding was om rekening te houden met de vorderingen van benadeelde partijen bij de vaststelling van de betalingsverplichting. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen, waarbij het bedrag van € 3.050,- werd vastgesteld als het wederrechtelijk verkregen voordeel.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/740258-18, 05/740593-17 en 05/880950-18 (ontneming)
Datum zitting : 28 mei 2019 en 11 juni 2019
Datum uitspraak: 18 juni 2019
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[veroordeelde]
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] , wonende aan de [adres] , te [woonplaats]
op dit moment gedetineerd te HvB - Ooyerhoekseweg te Zutphen
raadsman: mr. M.H. Hogeman, advocaat te Zutphen.

1.De inhoud van de vordering

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, welk voordeel door de officier van justitie is gesteld op
€ 3.325,-.

2.De procedure

Ter terechtzitting van 28 mei 2019 heeft de officier van justitie de ontnemingsvordering aanhangig gemaakt.

3.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 28 mei 2019 en 11 juni 2019 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is veroordeelde verschenen. Veroordeelde is bijgestaan door mr. M.H. Hogeman, advocaat te Zutphen.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij de vordering. Veroordeelde en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.

4.De beoordeling van de vordering

Bij de beoordeling van de onderhavige vordering heeft de rechtbank kennisgenomen van het door de meervoudige kamer van deze rechtbank op 18 juni 2019 gewezen vonnis tegen veroordeelde. De veroordeelde is in dit vonnis – kort gezegd – onder andere veroordeeld voor mensenhandel in de vorm van seksuele uitbuiting van vier vrouwen over de periode van 15 juni 2016 tot en met 8 augustus 2016 en de periode van 23 februari 2018 tot en met 14 mei 2018.
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten. Deze beslissing is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. [1]
Voordeel uit feiten waarvoor veroordeelde is veroordeeld
Het wederrechtelijk verkregen voordeel is berekend op basis van de opbrengsten door de vrouwen en de eventuele kosten die door veroordeelde zijn gemaakt. De vrouwen moesten 15% van het verdiende geld afstaan aan veroordeelde. Ook moesten ze boetes betalen. Daar waar het niet geheel duidelijk is geworden wat de verdiensten per klant waren is uitgegaan van een gemiddelde van €100,- per klant. Dit is het geval bij [naam 1] .
[naam 1]
Veroordeelde heeft verklaard dat [naam 1] ongeveer 15 dagen heeft gewerkt en dat ze in ieder geval 3 klanten op een avond had. [2] Daarnaast heeft [naam 1] aan veroordeelde € 950,- aan boetes betaald. Ze heeft eenmaal een bedrag van € 150,- van veroordeelde ontvangen. [3]
15% van € 4.500,- : € 675,--
(45 klanten x € 100,--)
Boetes : € 950,--
Ontvangen : -/- € 150,--
Totaal : € 1.475,--
[naam 2]
heeft verklaard dat ze een bedrag van € 25,- aan veroordeelde heeft afgestaan. [4]
[naam 3]
heeft verklaard dat ze in totaal € 1500,-- verdiend heeft. Ze moest al het geld bij veroordeelde inleveren en heeft eenmalig een bedrag van € 200,-- gepakt. [5]
Voordeel uit andere strafbare feiten
[naam 4]
Naar het oordeel van de rechtbank heeft veroordeelde tevens voordeel verkregen door middel van een andere strafbaar feit, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat het door veroordeelde is begaan. Dit betreft voordeel genoten uit de seksuele uitbuiting van [naam 4] . Veroordeelde heeft verklaard dat [naam 4] ongeveer € 1.500,- in de prostitutie heeft verdiend en dat hij daar € 250,- van heeft gekregen. [6]
De conclusie
Op grond van de aangehaalde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen tot een bedrag van € 3.050,- (€ 1.475,- + € 25,- + € 1.300,- + € 250,-) en zal hem veroordelen tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Anders dan de raadsman ziet de rechtbank in de samenloop van de vorderingen van de benadeelde partijen en de ontnemingsvordering geen aanleiding om bij de vaststelling van de betalingsverplichting rekening te houden met de in het hiervoor vermelde vonnis aan de benadeelde partijen toegekende bedragen. Op verrekening van door de veroordeelde aan de benadeelde partijen of in het kader van de opgelegde schadevergoedingsmaatregelen betaalde bedragen kan in de executiefase een beroep worden gedaan.

5.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

6.De beslissing

De rechtbank:
Stelt vast het bedrag waarop het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op een bedrag van
€ 3.050,00 (zegge: drieduizendvijftig euro).
Legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van dit bedrag.
Aldus gegeven door mr. C.J.M. van Apeldoorn (voorzitter), mr. R. Raat en mr. T. Bertens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Bruinsma-Visscher, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 juni 2019.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] , tactisch rechercheur van de Afdeling Vreemdelingenpolitie Identificatie en Mensenhandel, Eenheid Oost Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 20180831.1617, gesloten op 31 augustus 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen samenvatting verhoor verdachte, p. 95.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 700.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 279.
5.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [naam 3] , p. 1125.
6.Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen samenvatting verhoor verdachte, p. 108.