ECLI:NL:RBGEL:2019:2911

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 juli 2019
Publicatiedatum
2 juli 2019
Zaaknummer
05/881548-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor bedreiging, gijzeling en diefstal met een mes

Op 2 juli 2019 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 37-jarige man zonder bekende woon- of verblijfplaats, die werd beschuldigd van bedreiging, gijzeling en diefstal. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 96 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder opname in een forensische psychiatrische kliniek voor behandeling van zijn ziekelijke stoornis. De zaak kwam aan het licht na een incident op 8 oktober 2018, waarbij de verdachte de aangever met een mes bedreigde en hem wederrechtelijk van zijn vrijheid beroofde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte het tenlastegelegde had begaan, ondanks de verdediging die stelde dat de verklaringen van de aangever niet betrouwbaar waren. De rechtbank vond de verklaringen van de aangever en getuigen overtuigend en concludeerde dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de feiten. De rechtbank hield rekening met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan schizofrenie en een stoornis in het gebruik van amfetaminen, en besloot tot een deels voorwaardelijke straf met verplichte behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/881548-18
Datum uitspraak : 2 juli 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats] , zonder bekende woon- of verblijfplaats,
thans gedetineerd in de PPC te Zwolle,
raadsvrouw: mr. C.E. Mulder, advocaat te Putten.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 juni 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 8 oktober 2018, te Heerde, in ieder geval in Nederland, [slachtoffer] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door: - die [slachtoffer] eenmaal dan wel meermaals een mes op dan wel tegen de keel te zetten, en/of - eenmaal dan wel meermaals met een mes richting die [slachtoffer] te wijzen, en/of - eenmaal dan wel meermaals met een mes te zwaaien, en/of door die [slachtoffer] eenmaal dan wel meermaals dreigend de woorden toe te voegen " Ik wil je dood maken en ik wil je open snijden" en/of "hij gaat je helemaal uit elkaar trekken straks", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking;
2.
hij op of omstreeks 8 oktober 2018, te Heerde, in ieder geval in Nederland, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door die [slachtoffer] te beletten de woning aan de [adres 1] te Heerde te verlaten, immers heeft hij, verdachte: - die [slachtoffer] eenmaal dan wel meermaals een mes op dan wel tegen de keel
gezet, en/of - eenmaal dan wel meermaals met een mes richting die [slachtoffer] te gewezen, en/of - eenmaal dan wel meermaals met een mes te gezwaaid, en/of - die [slachtoffer] gedwongen dan wel bewogen plaats te nemen op een stoel;
3.
hij op of omstreeks 8 oktober 2018, te Heerde, in ieder geval in Nederland, een bankpassen en/of een (Samsung) telefoon, in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van feit 1 gesteld dat het op of tegen de keel zetten van het mes niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Aangever moet op dit punt als kennelijk leugenachtig worden gezien. Aangever was ten tijde van het feit onder invloed van drugs. Het letsel bij aangever past ook niet bij de door hem gestelde toedracht. Aangever lijkt bovendien gewoon op de wifi te hebben gezeten ten tijde van het feit. De verdediging heeft de rechtbank verzocht verdachte van dit bestanddeel van de tenlastelegging vrij te spreken. Voor het overige heeft verdachte dit feit bekend en refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3 heeft de verdediging gesteld dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor de bewezenverklaring van deze feiten. Verdachte dient van deze feiten te worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en komt tot dit oordeel op grond van de hiernavolgende bewijsmiddelen.
Feit 1
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij in de ochtend van 8 oktober 2018 samen met verdachte in de woning van [naam 1] aan de [adres 1] te Heerde was. Er ontstond een conflict tussen beide mannen toen verdachte [slachtoffer] ervan beschuldigde dat [slachtoffer] een geldbedrag had overgemaakt van de rekening van verdachte naar zijn eigen rekening. Verdachte pakte een mes, wees daarmee in de richting van [slachtoffer] en zette dat op [slachtoffer] keel terwijl hij zei: ‘ik wil je dood maken en ik wil je open snijden’ en ‘hij gaat je helemaal uit elkaar trekken, straks’. Verdachte heeft toen het mes in zijn kontzak gestoken en een ander mes gepakt. Met dit mes is hij voor [slachtoffer] gaan staan en hij heeft met dit mes gezwaaid voor het gezicht van [slachtoffer] . [2]
Dit mes is door de politie in de woonkamer van het pand aan de [adres 1] te Heerde aangetroffen. [3]
Verdachte heeft verklaard dat hij in de nacht van zondag op maandagochtend 8 oktober 2018 samen met [slachtoffer] in het huis van [naam 1] was. Toen verdachte wakker werd rond 07.00 uur merkte hij dat [slachtoffer] de telefoon van verdachte had en via een hotspot een internet verbinding had gemaakt op aangevers telefoon. Verdachte verbrak de hotspot-verbinding en zag vervolgens op zijn bank-app dat [slachtoffer] bezig was geweest om geld over te zetten van de rekening van verdachte naar die van aangever.
Verdachte pakte daarop een krom mes en hield het onder de neus van [slachtoffer] . Verdachte pakte later een mes uit de keuken. Het kromme mes stopte hij in zijn broekzak. [4] Verdachte heeft verklaard dat hij boos was op [slachtoffer] , omdat hij geld had gepikt van hem. [5] Verdachte wiebelde met het mes voor het gezicht van [slachtoffer] . Hij maakte ook een gooiende beweging in de richting van [slachtoffer] met het mes. Hij zag dat [slachtoffer] daarvan schrok. Verdachte wilde [slachtoffer] ook aan het schrikken maken, want hij had gezien dat er 100 euro van zijn rekening af was geboekt naar de rekening van [slachtoffer] en dat er 5000 euro van zijn spaarrekening naar zijn betaalrekening was gestort. [6]
Verdachte heeft ook verklaard dat hij [slachtoffer] bij zijn oor beet pakte, het mes voor zijn keel hield en een snijdende beweging maakte. Hij zei voor de grap dat hij de kop van [slachtoffer] eraf zou snijden. [7]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij op maandag 8 oktober 2018 omstreeks
10.2
uur in haar woning, gelegen aan de [adres 2] te Heerde een voor haar onbekende man zag staan. De man vertelde aan haar dat hij in de woning van [naam 1] was om de hond uit te laten en dat er toen een persoon een mes op zijn keel had gezet. [8]
De rechtbank is - in tegenstelling tot hetgeen de verdediging heeft bepleit - van oordeel dat er geen reden is te twijfelen aan de verklaring van aangever, ook niet voor wat betreft het houden van het mes door verdachte tegen de keel van aangever. Daartoe overweegt de rechtbank dat de aangifte en de verklaring van verdachte voor een groot deel overéénkomen als het gaat over de handelingen met het mes. Verdachte is daarnaast bij de politie vrij expliciet geweest over wat hij met het mes heeft gedaan, waaronder het voor de keel houden en een snijbeweging maken. Tot slot heeft aangever direct na zijn vlucht aan getuige [getuige 1] aangegeven dat het mes op zijn keel is gezet.
Feit 2
De verdediging heeft naar voren gebracht dat verdachte geen opzet had op wederrechtelijke vrijheidsberoving. De rechtbank oordeelt anders. Uit de hierna te melden bewijsmiddelen blijkt dat verdachte de woning waarin hij alleen met verdachte verbleef niet vrijwillig kon verlaten en dat hij daar moest blijven zolang verdachte dat wilde. Hij moest plaatsnemen op een stoel, verdachte zwaaide met een mes en aangever kreeg ook een mes op de keel. Het bericht op Facebook, de vlucht uit de woning en de staat waarin aangever uiteindelijk is aangetroffen ondersteunen naar het oordeel van de rechtbank het oordeel dat sprake was van een situatie van wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op zijn computer wilde kijken of er geld was overgemaakt naar zijn rekening, maar dat dit niet mocht van verdachte. [slachtoffer] werd door verdachte gedwongen om op een stoel plaats te nemen en daar te blijven zitten. [slachtoffer] was bang, hij kreeg een paniekaanval en huilde. [9] Toen verdachte aan de telefoon was heeft [slachtoffer] een bericht aan [getuige 2] via Facebook geplaatst met daarin de oproep: ‘"hee, bel de politie word gegijzelt, [naam 1] thuis." [10] Uiteindelijk is het [slachtoffer] gelukt de woning via de achterdeur te verlaten door over een schutting te klimmen en zich te laten vallen in de tuin van de buren. In paniek is [slachtoffer] vervolgens een huis binnen gelopen en heeft zich opgesloten in de WC. Hij heeft daarna de bewoonster van het huis gevraagd de politie te bellen. [11]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij op maandag 8 oktober 2018 omstreeks 09.20 uur aanbelde bij het huis van [naam 1] en dat verdachte de deur open deed. Verdachte deed
raar en zei dat het niet uit kwam. [getuige 3] is weggegaan en toen hij thuis kwam vertelde zijn zus dat zij een bericht had gekregen van [slachtoffer] via Facebook, waarin [slachtoffer] schreef dat hij hulp zocht. [12]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij op maandag 8 oktober 2018 omstreeks
10.2
uur in haar woning, gelegen aan de [adres 2] te Heerde een voor haar onbekende man zag staan. Zij zag dat hij met haar huistelefoon probeerde te bellen, maar dat dit lukte niet. Zij hoorde de man zeggen: "Sorry dat ik hier ben, ik word achter na gezeten” of “ik ben
op de vlucht voor iemand." De man was zichtbaar buiten adem en keek steeds angstig naar buiten naar het huizenblok aan de overkant van de straat. Zij heeft vervolgens 112 gebeld en de man is in haar woning blijven wachten op de politie. De man vertelde aan haar dat hij in de woning van [naam 1] was om de hond uit te laten en dat er toen een persoon een mes op zijn keel had gezet. [13]
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij op maandagochtend om 09.45 uur een appje kreeg van verdachte dat hij zijn hulp nodig had. Verdachte zei dat hij [slachtoffer] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) vast hield omdat [slachtoffer] geld van hem gestolen zou hebben. [getuige 4] is toen omstreeks 10.30 uur naar de [adres 1] te Heerde gegaan. Toen hij aan de deur 2 seconden met verdachte stond te praten hoorde hij een deur dichtvallen. Hij zag verdachte naar binnen rennen en hoorde hem zeggen: "Hij is over de schutting heen gesprongen". [14]
Verdachte heeft verklaard dat hij, toen er aan de deur werd gebeld door [getuige 3] , niet wilde dat [getuige 3] binnen kwam omdat verdachte het zelf wilde regelen met [slachtoffer] . Hij wilde niet dat [getuige 3] er zich mee bemoeide. [15]
Verdachte heeft verklaard dat hij het zich kan voorstellen dat [slachtoffer] bang was, want dat verdachte ook van zichzelf schrok. Verdachte heeft [slachtoffer] oor beet gepakt en het mes voor zijn keel gehouden en daarmee snijdende bewegingen gemaakt. Hij heeft (voor de grap) gezegd dat hij [slachtoffer] kop eraf zou snijden. Verdachte heeft verklaard dat het kan zijn dat [slachtoffer] niet wist dat hij een grapje maakte, maar dat dat ook niet hoeft. [16]
Feit 3
De verdediging heeft over dit feit bepleit dat er geen bewijs is voor het opzet op wederrechtelijke toe-eigening van de telefoon en de bankpas. De rechtbank oordeelt ook op dit punt anders. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte de spullen heeft meegenomen en kort daarop in de woning van [getuige 4] heeft gelegd.
Aangever heeft verklaard dat verdachte de codes van aangevers bankrekening wilde hebben en zijn identiteitskaart. Verdachte wilde ook de inloggegevens van het internetbankieren hebben. Aangever heeft zijn bankpas toen aan verdachte gegeven. [17]
Aangever heeft verklaard dat hij zijn telefoon is kwijtgeraakt tijdens het incident met verdachte. [18]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de telefoon en de bankpas van [slachtoffer] heeft meegenomen. [19]
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij een telefoon en een bankpas heeft gevonden in de la van een kast in zijn woning aan de [adres 3] te Epe. [getuige 4] heeft verklaard dat verdachte een sleutel had van zijn woning en daarmee in de woning van [getuige 4] is geweest. Ook heeft [getuige 4] verklaard dat hij niet zelf de spullen in de la heeft gedaan op maandag 8 oktober 2018. [20]

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op of omstreeks 8 oktober 2018, te Heerde,
in ieder geval in Nederland,[slachtoffer] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling,door:
- die [slachtoffer]
eenmaal dan wel meermaalseen mes op dan wel tegen de keel te
zetten, en/of
-
eenmaal dan wel meermaalsmet een mes richting die [slachtoffer] te wijzen, en/of
-
eenmaal dan wel meermaalsmet een mes te zwaaien, en/of
door die [slachtoffer]
eenmaal dan wel meermaalsdreigend de woorden toe te voegen
" Ik wil je dood maken en ik wil je open snijden" en/of "hij gaat je helemaal uit elkaar trekken straks", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 8 oktober 2018, te Heerde,
in ieder geval in Nederland,opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door die [slachtoffer] te beletten de woning aan de [adres 1] te Heerde te verlaten, immers heeft hij, verdachte:
- die [slachtoffer]
eenmaal dan wel meermaalseen mes op dan wel tegen de keel gezet, en/of
-
eenmaal dan wel meermaalsmet een mes richting die [slachtoffer] gewezen, en/of
-
eenmaal dan wel meermaalsmet een mes gezwaaid, en/of
- die [slachtoffer] gedwongen dan wel bewogen plaats te nemen op een stoel;
3.
hij op of omstreeks 8 oktober 2018, te Heerde,
in ieder geval in Nederland,een bankpas
senen
/ofeen (Samsung) telefoon,
in elk geval enig goed,die geheel of ten dele aan een ander toebehoorden, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Feit 2
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven of beroofd houden
Feit 3
diefstal

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 96 dagen voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft een proeftijd van 3 jaar gevorderd met daarbij de voorwaarden als gesteld in het reclasseringsrapport van [naam 3] van 17 april 2019. De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte vanaf 3 juli 2019 bij [naam 2] terecht kan en heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte geheel ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het plegen van de feiten en verzoekt de rechtbank primair hem te ontslaan van alle rechtsvervolging en over te gaan tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Subsidiair is de verdediging van mening dat de zaak met het opleggen van een gevangenisstraf van 14 dagen afgedaan dient te worden, dan wel met een straf die gelijk is aan de duur van het voorarrest en een voorwaardelijke straf. De verdediging heeft de rechtbank verzocht bij een eventuele oplegging van een straf het advies van reclassering [naam 3] van 18 oktober 2018 te volgen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 12 december 2018;
- een voorlichtingsrapportage van reclassering [naam 3] , gedateerd 17 april 2019;
- een rapport van drs. [naam 4] , GZ-psycholoog, gedateerd 5 maart 2019.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte geweld heeft gebruikt bij een conflict dat hij had met aangever over geld. Verdachte heeft aangever bedreigd met de dood, terwijl hij daarbij twee messen aan aangever toonde, een mes tegen de keel van aangever zette en ermee in de richting van aangever zwaaide. Daarnaast heeft hij aangever gegijzeld, door hem te kennen te geven dat hij op een stoel moest blijven zitten en aangever te beletten het huis te verlaten. Ook heeft hij de bankpas en de telefoon van aangever meegenomen.
De psycholoog concludeert dat het tenlastegelegde verdachte in (sterk) verminderde mate dient te worden toegerekend. Dit op grond van zijn ziekelijke stoornis in de vorm van schizofrenie (schizoaffectieve stoornis), een stoornis in het gebruik van amfetaminen en zijn aanwezige antisociale trekken (secundaire psychopathisering). Een plaatsing in een forensische setting als een FPA is wat onderzoeker betreft aangewezen. Bij [naam 5] , waar verdachte verbleef totdat hij gedetineerd werd, heeft men onvoldoende grip en controle op verdachte en verdachte houdt zich onvoldoende aan de gemaakte afspraken en voorwaarden. Verdachte ging daar in zekere zin gewoon zijn eigen gang en leek met anderen nauwelijks rekening te houden. Hij bleef ook middelen gebruiken, ondanks de psycho-educatie. Het ziektebesef en -inzicht zijn in de afgelopen jaren nauwelijks toegenomen.
Verdachte zal na het klinisch traject langdurig ambulant behandeld/begeleid moeten blijven. Er is voldoende toezicht en controle noodzakelijk, zodat op tijd kan worden ingegrepen wanneer verdachte dreigt te ontregelen.
De rechtbank neemt deze conclusie over en gaat bij het bepalen van de strafmaat uit van verminderde toerekeningvatbaarheid. De rechtbank sluit zich daarom niet aan bij het standpunt van de raadsvrouw dat verdachte als volledige ontoerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. De enkele opmerking van de psycholoog ‘dat dat niet is uitgesloten’ is onvoldoende om die conclusie te dragen.
De reclassering heeft het herhalingsgevaar ingeschat als hoog en heeft geadviseerd dat verdachte wordt opgenomen in [naam 2] voor een termijn van maximaal 12 maanden, zodat verdachte medicatie kan krijgen om zijn ziekelijke stoornis te onderdrukken en hij ervan kan worden weerhouden verdovende middelen te gebruiken. Vervolgens kan van daaruit worden toegewerkt naar een beschermde woonvorm en verdere resocialisatie.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte een ernstig feit heeft gepleegd en dat op grond van zijn persoonlijkheidsproblematiek en drugsgebruik het herhalingsgevaar hoog is. Met name wanneer verdachte geen medicatie inneemt en geen behandeling krijgt. Dit maakt dat de rechtbank van oordeel is dat verdachte opgenomen dient te worden bij [naam 2] vanaf 3 juli 2019.
De rechtbank zal verdachte daartoe een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met een proeftijd van 3 jaar en de bijzondere voorwaarden als gesteld in het reclasseringsrapport van 17 april 2019.
Omdat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon en de rechtbank van oordeel is dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan, zal zij bevelen dat de hierna op grond van art. 14c van het Wetboek van Strafrecht (Sr) te stellen voorwaarden en het op grond van art. 14d Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van het inbeslaggenomen mes aan de na te noemen rechthebbende.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24, 57, 282, 285, 310 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) dagen;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
96 (zesennegentig) dagen,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich op 3 juli 2019, gedurende de proeftijd maximaal 12 maanden, of zoveel korter als zijn behandelaars in overleg met de reclassering nodig achten, zal laten opnemen in [naam 2] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de zorginstelling zullen worden gegeven. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
- zich aansluitend aan de klinische opname voor de duur van de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, zal laten behandelen bij een forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- na de klinische opname zal verblijven in een beschermde woonvorm, te bepalen door de reclassering en voor de duur van de proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, waarbij veroordeelde zich houdt aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem/haar heeft opgesteld.
- zal meewerken aan middelencontrole op drugs en alcohol in de vorm van blaastesten, bloedproeven of urinecontroles, zo frequent als de reclassering dit nodig acht;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
 beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast de
teruggavevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven mes aan de rechthebbende, te weten: [naam 1] , wonende aan de [adres 1] te Heerde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J.M. van Apeldoorn (voorzitter), mr. C.H.M. Pastoors en
mr. M.G.J. Post, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Erp-Noordenbos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 juli 2019.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district noord- en oost Gelderland, basisteam Veluwe-Noord, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018453464, gesloten op 7 november 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 18 en 19
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 22 en proces-verbaal fotoblad, p. 25 en 26
4.Proces-verbaal verklaring verdachte, p. 143 en 144
5.Proces-verbaal van verklaring verdachte ter terechtzitting van 18 juni 2019
6.Proces-verbaal verklaring verdachte, p. 142 en 143
7.Proces-verbaal verklaring verdachte, p. 144
8.Proces-verbaal getuigenverklaring [getuige 1] , p. 54 - 55
9.Proces-verbaal van aangifte, p. 19 en 20
10.Proces-verbaal van aangifte, p. 20 en proces-verbaal getuigenverhoor [getuige 2] , p. 48
11.Proces-verbaal van aangifte, p. 20
12.Proces-verbaal getuigenverklaring [getuige 3] , p. 52
13.Proces-verbaal getuigenverklaring [getuige 1] , p. 54 - 55
14.Proces-verbaal getuigenverklaring, p. 65-72
15.Proces-verbaal verklaring verdachte ter terechtzitting 18 juni 2019
16.Proces-verbaal verklaring verdachte, p. 144
17.Proces-verbaal van aangifte, p. 19
18.Proces-verbaal van aangifte, p. 21
19.Proces-verbaal van verklaring verdachte ter terechtzitting van 18 juni 2019
20.Proces-verbaal van getuigenverhoor [getuige 4] , p. 70