ECLI:NL:RBGEL:2019:301

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 januari 2019
Publicatiedatum
29 januari 2019
Zaaknummer
05/740317-18 en 05/740166-15 (tul)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot verkrachting van een minderjarige en aanranding

Op 24 januari 2019 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot verkrachting van een minderjarige en aanranding. De zaak betreft incidenten die plaatsvonden op 10 juni 2018 in Tiel, waar de verdachte een 14-jarig meisje, aangeduid als [slachtoffer 1], onder invloed van alcohol heeft gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat het slachtoffer door de verdachte gedwongen werd tot seksuele handelingen, waarbij de verdachte een fles wodka had meegenomen en het slachtoffer zoveel alcohol liet drinken dat zij niet meer in staat was om zich te verzetten. De verdachte heeft ontkend dat er sprake was van penetratie, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de voltooide verkrachting. Wel werd de poging tot verkrachting bewezen verklaard, omdat de verdachte het slachtoffer in een staat van onmacht had gebracht en een begin van uitvoering had gemaakt. Daarnaast was er een tweede feit, waarbij de verdachte [slachtoffer 3] had aangerand. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan feitelijke aanranding, maar sprak hem vrij van de aanranding van [slachtoffer 2] wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, en bepaalde dat de verdachte zich aan verschillende voorwaarden moest houden, waaronder een meldplicht bij de reclassering. Tevens werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers : 05/740317-18 en 05/740166-15 (tul)
Datum uitspraak : 24 januari 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] 1995 te [geboorteplaats 1] , wonende te [adres 1] ,
thans gedetineerd te HvB Ooyerhoekseweg - Zutphen te Zutphen,
raadsman: mr. O.J. Ingwersen, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen
van 27 september 2018, 6 november 2018 en 10 januari 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 juni 2018 te Tiel, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door het toedienen/verstrekken van alcoholhoudende drank, in elk geval haar in een staat van bewusteloosheid of onmacht te brengen, [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] ) heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten het brengen van zijn penis en/of vinger(s) in haar anus en/of het met zijn tong likken en/of met zijn mond zuigen aan en/of met zijn vinger(s) betasten van haar borst/tepel;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 10 juni 2018 te Tiel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] ) te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen bestaande uit of mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , genoemde [slachtoffer 1] alcoholhoudende drank heeft toegediend/verstrekt en/of in een staat van onmacht of bewusteloosheid of onmacht heeft gebracht en/of zijn penis en/of vinger(s) tegen haar anus en/of tussen haar billen heeft gebracht en/of met zijn tong haar borst/tepel heeft gelikt en/of met zijn mond aan haar borst/tepel heeft gezogen en/of met zijn vinger(s) haar borst/tepel heeft betast, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 10 juni 2018 te Tiel, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten het brengen van zijn penis en/of vinger(s) in haar anus en/of het met zijn tong likken aan en/of met zijn mond zuigen aan en/of met zijn vinger(s) betasten van haar borst/tepel;
meest subsidiair:
hij op of omstreeks 10 juni 2018 te Tiel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen te plegen, bestaande uit of mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , zijn penis en/of vinger(s) tegen de anus en/of tussen de billen van die [slachtoffer 1] heeft gebracht en/of met zijn tong haar borst/tepel heeft gelikt en/of met zijn mond aan haar borst/tepel heeft gezogen en/of met zijn vinger(s) haar borst/tepel heeft
betast, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
uiterst subsidiair:
A
hij op of omstreeks 10 juni 2018 te Tiel, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] , die toen de leeftijd van 16 jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het met zijn tong likken aan en/of met zijn mond zuigen aan en/of met zijn vinger(s) betasten van haar borst/tepel;
B
hij op of omstreeks 10 juni 2018 te Tiel, [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] , die toen de leeftijd van 16 jaren nog niet had bereikt, dronken heeft gemaakt, immers heeft hij,
verdachte, genoemde [slachtoffer 1] meerdere glazen alcoholische drank (wodka) verstrekt en/of laten opdrinken;
2.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van de maand februari 2018 tot en met 6 juni 2018 te Tiel, (telkens) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten op onverhoedse wijze één of meerdere perso(o)n(en), te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten (telkens) het aanraken van de billen van die [slachtoffer 2] met zijn (bedekte) schaamstreek en/of het betasten/aanraken van en/of grijpen in/bij de billen van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] .
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 10 juni 2018 rond 22.30 uur is [slachtoffer 1] (hierna: het slachtoffer) door haar ouders en broertje naakt, buiten bewustzijn en in een plas braaksel in haar slaapkamer aangetroffen. [2] Na toxicologisch onderzoek is een alcoholpromillage van 3,0 bij het slachtoffer vastgesteld. [3] Op genoemde datum is het slachtoffer samen met verdachte in de woning van het slachtoffer in Tiel geweest. [4] Het slachtoffer is geboren op [geboortedatum 2] . [5]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1 primair ten laste gelegde verkrachting. Daartoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat alle bewijsmiddelen ondersteunend zijn aan de verklaring van het slachtoffer, zodat die verklaring in volle omvang kan worden gebezigd voor het bewijs. De ontkenning van verdachte van essentiële bestanddelen wordt niet ondersteund.
Tevens heeft de officier van justitie gesteld dat het tenlastegelegde onder feit 2 wettig en overtuigd kan worden bewezen. De aangiften worden ondersteund door getuigen, een rapportage en de modus operandi van verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de onder feit 1 ten laste gelegde verkrachting. Daartoe is aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is voor het seksueel binnendringen. Op dit punt is de verklaring van het slachtoffer ongeloofwaardig. Indien de verklaring van het slachtoffer wel geloofwaardig wordt geacht, is er onvoldoende steunbewijs voor die verklaring. De verklaringen in het dossier zijn slechts te herleiden tot de eigen verklaring van het slachtoffer. Wat betreft de DNA-match rondom de anus kan sprake zijn van secundaire besmetting.
Verdachte heeft bekend de onder feit 1 uiterst subsidiair ten laste gelegde ontuchtige handeling te hebben gepleegd. Voor wat betreft het onder 1 uiterst subsidiair ten laste gelegde dronken maken heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ook van feit 2 heeft de verdediging vrijspraak bepleit, nu verdachte heeft ontkend dat feit te hebben gepleegd.
De beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Het slachtoffer heeft verklaard dat verdachte een fles wodka had meegenomen en dat zij die fles samen hebben leeggedronken. Zij wilde geen alcohol meer drinken, maar verdachte bleef maar doorschenken en op de slaapkamer van het slachtoffer heeft verdachte haar de laatste paar slokken gegeven. Toen het slachtoffer het vermoeden had dat verdachte op seks uit was, zei zij tegen verdachte dat zij ongesteld was, waarop verdachte aan haar kont voelde en zei: ‘dan doen we het toch zo’. Volgens het slachtoffer bedoelde hij daarmee anaal. Daarna heeft verdachte haar shirt en beha naar beneden getrokken en aan haar linker tepel gezogen. [6] Vervolgens heeft verdachte haar anaal genomen, maar op de vraag waarmee verdachte anale seks met haar heeft gehad, heeft zij geantwoord dat zij denkt met zijn piemel, maar dat zij het niet heeft gezien en het niet meer kan terughalen. Zij zou daarbij tegen verdachte hebben gezegd dat het pijn deed, waarop verdachte heeft gezegd dat zij eraan moest wennen.
Verdachte heeft verklaard dat hij merkte dat het slachtoffer was aangeschoten. Zij kon bijna niet meer op haar benen staan en zij viel steeds om toen zij op bed zat. [7] Verder heeft verdachte verklaard dat hij sigaretten voor het slachtoffer heeft gehaald, omdat zij nog geen achttien jaar oud was. [8] Verdachte heeft bekend het slachtoffer een kus op haar borst te hebben gegeven. [9] Hij heeft ontkend het slachtoffer te hebben gepenetreerd.
In de bemonstering om de anus van het slachtoffer is DNA aangetroffen dat afkomstig kan zijn van het slachtoffer en van verdachte. Het verkregen DNA-mengprofiel is meer dan één miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van het slachtoffer en van verdachte, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van het slachtoffer en een willekeurige onbekende persoon. [10] Dat van secundaire besmetting sprake zou zijn geweest, is niet aannemelijk gemaakt door de verdediging.
Bij de opening van de anus van het slachtoffer, in de plooien van het slijmvlies, was twee keer een zeer oppervlakkig scheurtje in het slijmvlies te zien waar geen bloed zat. [11] Dit letsel hoeft niet per se te zijn ontstaan als gevolg van seksueel contact of geweld, maar kan ook worden opgelopen door harde ontlasting, aldus de forensische rapportage.
In de bemonstering van de linkerborst van het slachtoffer is een aanwijzing voor speeksel aangetroffen. Voorts is in die bemonstering DNA aangetroffen dat afkomstig kan zijn van het slachtoffer en van verdachte. Het verkregen DNA-mengprofiel is meer dan één miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van het slachtoffer en van verdachte, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van het slachtoffer en een willekeurige onbekende persoon. [12]
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende bewijs is waaruit kan worden afgeleid dat verdachte daadwerkelijk het lichaam van het slachtoffer tegen haar wil seksueel (anaal) is binnengedrongen. Weliswaar heeft het slachtoffer verklaard dat zij pijn heeft gehad en dat verdachte vervolgens heeft gezegd dat zij eraan moest wennen, maar anders dan de officier van justitie heeft betoogd, is de verklaring van het slachtoffer onduidelijk omtrent het daadwerkelijk seksueel binnendringen van haar lichaam door verdachte. Zij weet immers niet met zekerheid te zeggen dat er (anale) penetratie heeft plaatsgevonden. Daarnaast bevat hetgeen forensisch is vastgesteld naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanwijzingen voor een bewezenverklaring van een voltooide verkrachting. Weliswaar is DNA van – waarschijnlijk – verdachte aangetroffen in de bemonstering
omde anus van het slachtoffer, maar er is geen DNA van een ander persoon dan het slachtoffer aangetroffen in de bemonstering
inhaar anus. Het geconstateerde letsel kan blijkens de medische verklaring ook heel goed een andere oorzaak hebben, bijvoorbeeld harde ontlasting. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het onder feit 1 primair tenlastegelegde.
De rechtbank is wel van oordeel dat er sprake is geweest van een poging tot verkrachting.
Dat verdachte het voornemen had het slachtoffer te dwingen tot het ondergaan van seksuele handelingen onder meer bestaande uit het seksueel binnendringen en daarmee een begin van uitvoering heeft gemaakt, leidt de rechtbank uit het navolgende af.
Verdachte heeft een fles wodka meegenomen toen hij ging afspreken met het slachtoffer. Zij hebben vervolgens samen alcohol gedronken. Ondanks dat het 14-jarige slachtoffer geen alcohol meer wilde drinken, kon zij geen weerstand bieden aan de 22-jarige verdachte die maar bleef doorschenken. Verdachte heeft het slachtoffer een zodanige hoeveelheid alcohol laten drinken dat zij redelijkerwijs niet meer in staat was haar eigen wil te bepalen en zij zich niet tegen de handelingen van verdachte kon verzetten. Verdachte heeft aldus de onmacht van het minderjarige slachtoffer bewerkstelligd, wat de wet met ‘het plegen van geweld’ gelijkstelt.
Toen het slachtoffer het vermoeden kreeg dat verdachte op seks uit was, zei zij dat zij ongesteld was. Daarop heeft verdachte aangegeven dat ze het dan wel anaal zouden doen. Vervolgens heeft verdachte de borst van het slachtoffer gezoend en aan haar tepel gezogen. Rond de anus van het slachtoffer is DNA waarschijnlijk afkomstig van verdachte aangetroffen.
De rechtbank is van oordeel dat uit deze feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien blijkt dat verdachte het voornemen had gemeenschap met het slachtoffer te hebben dat zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard.
Niet is door de verdediging aangevoerd, noch is anderszins aannemelijk geworden dat deze uitvoering niet is voltooid door een van verdachtes wil afhankelijke omstandigheid.
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde poging tot verkrachting wettig en overtuigend is bewezen.
Feit 2
[slachtoffer 3]
Aangeefster [slachtoffer 3] (hierna: aangeefster) heeft verklaard dat verdachte in het [naam 1] in Tiel op 6 juni 2018 dicht achter haar kwam staan en haar greep in haar rechterbil. Dit duurde 2 à 3 seconden. Zij heeft daarop meteen gereageerd door te schreeuwen dat hij haar heeft aangeraakt bij haar bil. [13] Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij aangeefster hoorde schreeuwen: ‘je zat aan mijn kont!’ en dat hij daarna zag dat aangeefster helemaal overstuur was. [14]
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de aanranding van aangeefster. De verklaring van verdachte dat hij per ongeluk met zijn onderarm tegen aangeefster aan kwam, staat haaks op bovengenoemde verklaringen en wordt door de rechtbank niet gevolgd.
[slachtoffer 2]
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte met zijn schaamstreek tegen haar billen aan heeft gestaan en dat zij vingertoppen langs haar billen heeft gevoeld. Verdachte heeft dit ontkend en het dossier bevat behalve de aangifte van [slachtoffer 2] geen bewijsmiddelen die de aangifte ondersteunen.
Gelet op het voorgaande kan het tenlastegelegde onder feit 2 ten aanzien van aangeefster [slachtoffer 2] naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend worden bewezen. Verdachte zal van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 subsidiair en het onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks10 juni 2018 te Tiel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld
of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid,[slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] ) te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen bestaande uit of mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , genoemde [slachtoffer 1] alcoholhoudende drank heeft toegediend/verstrekt en
/ofin een staat van onmacht
of bewusteloosheid of onmachtheeft gebracht en
/ofzijn penis en/of vinger(s) tegen haar anus en/of tussen haar billen heeft gebracht
en/of met zijn tong haar borst/tepel heeft gelikten
/ofmet zijn mond aan haar borst/tepel heeft gezogen
en/of met zijn vinger(s) haar borst/tepel heeft betast, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op
één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van de maand februari 2018 tot en met6 juni 2018 te Tiel,
(telkens)door
geweld ofeen
anderefeitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten op onverhoedse wijze één
of meerdereperso
(o
)n
(en), te weten
[slachtoffer 2] en/of[slachtoffer 3] , heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden van een
of meerontuchtige handeling
en, te weten
(telkens) het aanraken van de billen van die [slachtoffer 2] met zijn (bedekte) schaamstreek en/ofhet betasten/aanraken van en/of grijpen in/bij de billen van die
[slachtoffer 2] en/of[slachtoffer 3] .
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Poging tot verkrachting, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een persoon beneden de leeftijd van achttien jaar en het feit is voorafgegaan van geweld.
Ten aanzien van feit 2:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1 primair en het onder 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van het voorarrest. Als bijzondere voorwaarden heeft de officier van justitie een contactverbod, een gebiedsverbod en -gebod, een meldplicht en een ambulante behandelverplichting gevorderd, waarbij elektronisch toezicht zal worden verbonden aan het gebiedsverbod en -gebod. Ten slotte heeft de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat enkel het onder feit 1 uiterst subsidiair tenlastegelegde kan worden bewezen, waarbij een gevangenisstraf voor de duur van het voorarrest passend is.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie van 22 november 2018;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland van 7 januari 2019;
- een psychologisch onderzoek Pro Justitia van [naam 2] , GZ-psycholoog, van 9 oktober 2018.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur leiden.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot verkrachting van een minderjarig meisje. Daartoe heeft hij haar dusdanig veel alcohol laten drinken dat zij niet meer in staat was zich te verzetten tegen de handelingen die verdachte vervolgens met haar heeft verricht. Dat het niet tot een daadwerkelijke verkrachting is gekomen, maakt de handelwijze van verdachte niet minder laakbaar. Verdachte heeft de lichamelijke en seksuele integriteit en de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer geschonden. Naar de ervaring leert, kunnen slachtoffers van zulke delicten nog lange tijd de psychisch nadelige gevolgen daarvan ondervinden. Een poging tot verkrachting is bovendien een ernstig delict dat een voor de rechtsorde schokkend karakter draagt en gevoelens van angst en onveiligheid teweegbrengt.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan aanranding van een begeleidster van de begeleide woonvorm waar verdachte destijds verbleef. Zij kon zich niet aan de aanraking onttrekken, omdat verdachte haar van achteren heeft benaderd. Hiermee heeft verdachte ook de lichamelijke integriteit van dit slachtoffer geschonden.
De rechtbank overweegt dat de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) uitgaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden bij een verkrachting. Nu de rechtbank een poging tot verkrachting bewezen heeft verklaard, dient genoemd uitgangspunt met een derde te worden verminderd. In strafverzwarende zin houdt de rechtbank rekening met de recidive van verdachte, met het feit dat het slachtoffer een minderjarige betreft en met het berekenende karakter van de gedraging. Bovendien heeft verdachte zich ook nog schuldig gemaakt aan aanranding.
Alles afwegende, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden is. Aan de voorwaardelijke strafoplegging zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden koppelen zoals geadviseerd door de reclassering en geëist door de officier van justitie. Nu verdachte wederom is gedetineerd en gelet op de strafoplegging nog enige tijd gedetineerd zal blijven, is de rechtbank van oordeel dat de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden niet noodzakelijk is.
7a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 1 subsidiair bewezen verklaarde feit.
De vordering van [slachtoffer 1]
De benadeelde partij heeft een bedrag gevorderd van € 16.003,34 bestaande uit € 1.003,43 aan materiële kosten en € 15.000,-- aan immateriële kosten.
De overige vorderingen
De andere benadeelde partijen hebben allemaal € 2.500,-- gevorderd aan shockschade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vorderingen van de benadeelde partijen volledig toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot deze bedragen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat de vergoeding van schade niet is geboden indien verdachte wordt veroordeeld voor het uiterst subsidiair ten laste gelegde feit. Indien verdachte wordt veroordeeld voor een zwaardere ten laste gelegde variant, levert de exacte vaststelling van de schade een onevenredige belasting van het strafgeding op. Ten slotte zijn de gevorderde bedragen te hoog en de aangehaalde voorbeelden uit de ANWB Smartengeldgids niet illustratief.
De beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vorderingen is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partijen als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade hebben geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
De vordering van [slachtoffer 1]
Ten aanzien van de materiële kosten is de rechtbank van oordeel dat tussen het bewezen verklaarde handelen en de geleden schade voor het ‘oplegslot voordeur’ à € 139,-- en voor de ‘kluis inbraakwerend Handson 23BK sleutel’ à € 39,95 een te ver verwijderd verband bestaat. De vordering van deze kosten wordt dan ook afgewezen. Voor de rest van het gevorderde bedrag aan materiële schade staat vast dat deze schade het gevolg is van het bewezen verklaarde handelen, waardoor een bedrag aan € 824,39 zal worden toegewezen.
Wat betreft het gevorderde aan geleden immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat het gevorderde bedrag te hoog is. Dit bedrag is gebaseerd op aangehaalde uitspraken uit de ANWB Smartengeldgids, die de rechtbank niet passend vindt bij het bewezen verklaarde handelen. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende komen vast te staan dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden. De rechtbank acht toewijzing van een bedrag van € 3.500,-- aan immateriële schadevergoeding in dit verband redelijk. Het meer gevorderde zal worden afgewezen.
De overige vorderingen
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] lijden aan een in de psychiatrie erkend ziektebeeld, te weten een (voorloper van) posttraumatisch stress syndroom, voortvloeiend uit een hevige emotionele schok door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen van het bewezen verklaarde strafbare feit. De benadeelden hebben immers hun dochter, respectievelijk zus, naakt, buiten bewustzijn en in een plas braaksel aangetroffen in haar slaapkamer.
De ter onderbouwing van de hoogte van de vordering aangehaalde uitspraken uit de ANWB Smartengeldgids zijn naar het oordeel van de rechtbank niet illustratief voor de in onderhavige zaak geleden schade. Ter onderbouwing van de vorderingen is bovendien niets aangevoerd over de duur en intensiteit van het letsel of over de verwachtingen ten aanzien van het herstel, waardoor de rechtbank daarmee geen rekening kan houden bij het vaststellen van het bedrag aan geleden schade. Naar billijkheid stelt de rechtbank het bedrag aan geleden schade op € 500,-- per benadeelde partij. Het meer gevorderde zal worden afgewezen.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 10 juni 2018.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partijen.
7b. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Ten aanzien van de vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 05/740166-15 heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van 179 dagen gevangenisstraf die door de rechtbank Gelderland op 20 november 2015 voorwaardelijk is opgelegd.
De verdediging heeft verzocht de proeftijd te verlengen vanwege de persoonlijke omstandigheden van verdachte, ondanks dat verdachte zich tijdens de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De samenleving is niet gebaat bij hernieuwde detentie van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat is bewezen dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Aldus dient de bij vonnis van de rechtbank Gelderland van 20 november 2015 (parketnummer 05/740166-15) voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf ten uitvoer te worden gelegd. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de persoonlijke omstandigheden van verdachte niet van dien aard dat de proeftijd moet worden verlengd.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 45, 57, 81, 242, 246 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
10 (tien) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen drie dagen volgend op zijn invrijheidstelling telefonisch zal melden bij de Reclassering Nederland (088 8041405) en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht. Veroordeelde moet zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde;
- op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 3] ) en [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum 3] te [geboorteplaats 2] ), zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht. De politie ziet toe op de handhaving hiervan, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich niet zal bevinden in de stad [plaatsnaam] , met uitzondering van de meldplichtafspraken bij de reclassering, waarbij de veroordeelde zich onder elektronisch toezicht zal stellen ter nakoming van deze bijzondere voorwaarde, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- op doordeweekse dagen en weekenden (de precieze tijdstippen worden door de reclassering vastgesteld in overleg met de veroordeelde en afhankelijk van de dagbesteding) aanwezig zal zijn op de navolgende locatie: [adres 2] , althans op een ander door de reclassering goedgekeurd adres, waarbij de veroordeelde zich onder elektronisch toezicht zal stellen ter nakoming van deze bijzondere voorwaarde, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich onder behandeling zal stellen van de forensisch psychiatrische polikliniek Kairos of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
 geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht);
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
De beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
navolgende benadeelde partijenvan de hierna genoemde bedragen, telkens vermeerderd met de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden steeds begroot op nihil.
Benadeelde partij Bedrag

1. [slachtoffer 1] € 4.324,39

2. [benadeelde 1] € 500,--

3. [benadeelde 2] € 500,--

4. [benadeelde 3] € 500,--
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 10 juni 2018;
 legt aan veroordeelde tevens de verplichting op aan de Staat ten behoeve van de navolgende benadeelde partijen te betalen, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal hechtenis zal kunnen worden toegepast van na te melden duur zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Benadeelde partij Bedrag Vervangende hechtenis

1. [slachtoffer 1] € 4.324,39 53 dagen

2. [benadeelde 1] € 500,-- 10 dagen

3. [benadeelde 2] € 500,-- 10 dagen

4. [benadeelde 3] € 500,-- 10 dagen

 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;

wijst af de meer gevorderde bedragen aan schadevergoeding, ingediend door de
benadeelde partijen;
De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling

gelast de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Gelderland van 20 november 2015 (parketnummer 05/740166-15), te weten van: een
gevangenisstrafvoor de duur van
179 (honderdnegenenzeventig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M.J.I. Baauw (voorzitter), mr. E.H.T. Rademaker en mr. S.A. van Hoof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.R. van Damme, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 januari 2019.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie
2.Het proces-verbaal van aangifte, p. 57-58.
3.Het laboratoriumrapport van 13 juni 2018, p. 73.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] , p. 64 en 66; de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 10 januari 2019.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] , p. 63.
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] , p. 65-67.
7.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 224 en 241.
8.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 240.
9.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 10 januari 2019.
10.Het onderzoeksrapport zedendelicten, p. 22; het proces-verbaal van sporenonderzoek, p. 38; het NFI-rapport van 20 juni 2018, p. 113-114.
11.De geneeskundige verklaring van 11 juni 2018, p. 17; het proces-verbaal van bevindingen, p. 36.
12.Het onderzoeksrapport zedendelicten, p. 23; het proces-verbaal van sporenonderzoek, p. 38; het NFI-rapport van 15 november 2018, p. 2-4 van 5.
13.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 152.
14.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 157.