In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 10 juli 2019 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, een stichting die cliënten onderdak biedt in de rechtervleugel van een oud woonzorgcentrum, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem. Dit college had op 4 juni 2019 twee lasten onder dwangsom opgelegd, waarbij verzoekster werd gelast de bewoning van de rechtervleugel te beëindigen. De voorzieningenrechter heeft het besluit geschorst, waardoor verzoekster voorlopig de rechtervleugel mag blijven gebruiken voor de vijf aanwezige cliënten. De rechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de huisvesting in strijd was met het bestemmingsplan en dat nader onderzoek naar de feiten noodzakelijk was.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster cliënten onderdak biedt en hen begeleidt om terug te keren in de samenleving. De cliënten hebben gedragsproblemen en er is 24-uurs toezicht aanwezig. De voorzieningenrechter heeft benadrukt dat het onduidelijk is of de hoofdzaak van de activiteiten van verzoekster huisvesting of behandeling is. Dit gebrek aan duidelijkheid en het ontbreken van zelfstandig onderzoek door verweerder hebben geleid tot de beslissing om de last onder dwangsom te schorsen. De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat verzoekster een groot belang heeft bij het voortzetten van de huisvesting van de cliënten, aangezien er geen overlast is gemeld en de huidige situatie beperkt is tot vijf cliënten.
De voorzieningenrechter heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster en gelast dat het griffierecht aan verzoekster wordt vergoed. De uitspraak heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank niet in een eventueel in te stellen beroep.