ECLI:NL:RBGEL:2019:3134

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 juni 2019
Publicatiedatum
12 juli 2019
Zaaknummer
C/05/352996 / KG ZA 19-176
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan verkoop van woning na echtscheiding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, vordert de vrouw dat de man medewerking verleent aan de verkoop van de woning die zij samen bezitten, na hun echtscheiding. De vrouw heeft een spoedeisend belang bij haar vordering, omdat zij niet langer wil wachten op de man om haar te ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de hypothecaire lening. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man, ondanks zijn inspanningen, niet in staat is geweest om de vrouw te ontslaan uit deze verplichtingen, en dat het nog jaren kan duren voordat dit mogelijk is. De vrouw heeft bovendien de mogelijkheid om een huurwoning over te nemen, maar is bang dat zij aansprakelijk blijft voor de hypotheeklasten als de man zijn verplichtingen niet kan nakomen. De rechtbank oordeelt dat de vrouw voldoende spoedeisend belang heeft bij haar vordering en dat de man niet kan blijven wachten met de verkoop van de woning. De rechter wijst de vorderingen van de vrouw toe, waarbij de man wordt veroordeeld om binnen vijf dagen na betekening van het vonnis de overeenkomst tot verkoopbemiddeling te ondertekenen en medewerking te verlenen aan bezichtigingen en de verkoop van de woning. De rechter compenseert de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team familierecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/352996 / KG ZA 19-176
Vonnis in kort geding van 12 juni 2019
in de zaak van
[naam eiseres],
[woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. W. Vahl in Barneveld,
tegen
[naam gedaagde],
[woonplaats],
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 21 mei 2019;
- de bij de dagvaarding behorende producties, aan de man betekend op 24 mei 2019;
- de e-mail met bijlagen van de man van 3 juni 2019;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 4 juni 2019;
- de pleitnota van mr. Vahl;
- de pleitnota van de man.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald en dit wordt bij vervroeging uitgesproken.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn getrouwd geweest. Op 18 augustus 2016 heeft de rechtbank Gelderland de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.
2.2.
Partijen zijn samen, ieder voor de onverdeelde helft, eigenaar van de woning aan de [straatnaam A] in [plaats] (hierna: de woning). Zij zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de in verband met de aankoop van de woning gesloten hypothecaire geldlening. Partijen hebben in verband met de scheiding in een convenant van 17 juli 2016 afspraken gemaakt. Over de woning is het volgende afgesproken:
5. Partijen zijn overeengekomen dat de woning aan de man zal worden toegedeeld zonder enige waarde verrekening nu en in de toekomst. De man zal daartoe een notaris benaderen om een en ander ten uitvoer te brengen.
6. De woning is belast met een hypothecaire inschrijving ter grootte van € 720.000,--.
7. Na toedeling van de woning neemt de man alle aan de eigendom van de woning verbonden verplichtingen op zich, waaronder tevens de uit de met de hypotheekverstrekker gesloten overeenkomst voortvloeiende verplichtingen met betrekking tot de betaling van rente, aflossing en kosten.
8. De man vrijwaart de vrouw voor alle aanspraken van derden, waaronder die van de hypotheekverstrekker, met betrekking tot de aan de eigendom van de woning voortvloeiende verplichtingen.
9. De man draagt er zorg voor, en spant zich in om te bevorderen, dat de vrouw wordt ontslagen uit de hypothecaire verplichtingen jegens de hypotheekverstrekker. De man zal daartoe een verzoek bij de hypotheekverstrekker indienen.
2.3.
De man woont nu in de woning met zijn zoon, zijn nieuwe partner en haar dochter. De vrouw woont elders in een huurwoning. De man betaalt tijdig alle lasten die samenhangen met de woning. De vrouw is nog niet ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid onder de hypothecaire geldlening.

3.Het geschil

3.1.
Vrouw vordert – samengevat weergegeven – om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. De man te veroordelen om met betrekking tot de woning binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis de overeenkomst van opdracht tot dienstverlening (verkoopbemiddeling) met een nader te benoemen makelaar te ondertekenen, waarin onder meer staat opgenomen dat de vraag- en laatprijs door de makelaar worden bepaald en dat partijen akkoord moeten gaan met een bod dat gelijk is aan of hoger dan de door de makelaar bepaalde laatprijs;
2. te bepalen dat dit vonnis in de plaats treedt van de onder 1 bedoelde medewerking van de man, indien hij daarmee in gebreke blijft;
3. de man te veroordelen om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis de makelaar en potentiële kopers in de woning toe te laten om deze te bezichtigen, en mee te werken aan het maken van een afspraak voor bezichtigingen en andere verkoopactiviteiten, op straffe van een dwangsom van € 500 per dag dat de man daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 50.000;
4. de man te veroordelen om, wanneer er een bod is gedaan boven de door de makelaar bepaalde laatprijs, binnen zeven dagen na kennisgeving van dat bod medewerking te verlenen aan het tot stand komen van een koopovereenkomst, waarbij de woning aan voornoemde derde voor dat bod wordt verkocht;
5. de man te veroordelen om op de in de koopovereenkomst overeengekomen leverdatum van de woning medewerking te verlenen aan het verlijden van de notariële akte waarbij de woning aan de koper(s) wordt geleverd;
6. te bepalen dat dit vonnis in de plaats treedt van de onder 4 en 5 bedoelde door de man te verlenen medewerking, indien hij daarmee in gebreke blijft;
7. de man te veroordelen om uiterlijk een week voorafgaande aan de dag waarop de akte van levering zal worden verleden de woning te verlaten en leeg en ontruimd op te leveren, op straffe van een dwangsom van € 500 per dag dat de man daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 50.000;
8. de vrouw te machtigen om, in geval de man in gebreke blijft de woning uiterlijk een week voor de overdracht te verlaten, de ontruiming op kosten van de man, zo nodig zelf te doen bewerkstelligen, desnoods met behulp van de sterke arm;
9. de man te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Man voert gemotiveerd verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.
De rechter moet eerst beoordelen of de vrouw een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. Is dat niet het geval, dan wordt niet aan een inhoudelijke beoordeling van het geschil toegekomen. De man heeft betwist dat sprake is van een spoedeisend belang.
4.2.
Bij de beoordeling van dit punt is het belangrijk om eerst op te merken dat één van de deelgenoten, in dit geval de vrouw, altijd verdeling van een gemeenschappelijke zaak mag vorderen. Van de vrouw kan in beginsel niet worden verwacht dat zij tegen haar zin langer dan nodig deelgenoot in een gemeenschap blijft. De vrouw heeft dus al snel een belang bij de door haar ingestelde vordering, die inhoudt dat wordt bepaald dat er verkocht, en dus verdeeld, moet gaan worden.
4.3.
In deze zaak komt daar nog bij dat de vrouw gemotiveerd heeft gesteld dat zij de mogelijkheid heeft om haar huurwoning over te nemen. Daarvoor is in ieder geval, los van andere vereisten waarover partijen twisten of de vrouw daaraan voldoet, noodzakelijk dat zij niet meer aansprakelijk is voor de aanzienlijke lening die is afgesloten voor de aankoop van de woning van partijen. Daarnaast is een onderneming van de man, waaruit hij zijn inkomen haalde, failliet is gegaan. De vrouw is nu bang dat de man zijn verplichtingen misschien niet meer kan voldoen en dat zij dan door de bank zal worden aangesproken voor de hypotheeklasten.
4.4.
De rechter is op grond van deze omstandigheden van oordeel dat de vrouw voldoende spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Er is het belang om uit de onverdeeldheid te komen en dat geldt nu in het bijzonder vanwege het faillissement en haar wens zelf een woning te kopen. De vorderingen van de vrouw worden daarom inhoudelijk beoordeeld.
Inhoudelijke beoordeling
4.5.
De man heeft twee argumenten naar voren gebracht tegen het nu te koop zetten van de woning.
4.6.
Ten eerste zegt de man dat partijen met de bepalingen over de woning in het convenant de bedoeling hebben gehad om de man de tijd te geven om ervoor te zorgen dat de vrouw zal worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid onder de hypothecaire geldlening. De man zegt dat op hem een inspanningsverplichting rust. Hij moet zijn best doen om het voor elkaar te krijgen en dat doet hij ook. Door zakelijke tegenslag is het nog niet gelukt. De vrouw moet wachten tot zijn nieuwe onderneming rendabel is en hij de middelen heeft om de hypothecaire verplichtingen op zijn naam te zetten.
4.7.
De rechter is het niet eens met dit argument. Het klopt dat partijen in het convenant geen concrete datum zijn overeengekomen waarop de vrouw moet zijn ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. De vrouw heeft tijdens de zitting ook gezegd dat zij er ten tijde van het sluiten van het convenant wel vanuit ging dat het enige jaren kon duren. Destijds was de financiële positie van partijen niet erg goed en was de woning veel minder waard dan het geleende bedrag. Het argument van de man was dus terecht geweest als de vrouw al snel na het sluiten van het convenant de vordering had ingesteld. Nu zijn er echter al bijna drie jaar voorbij en de rechter heeft van de man begrepen dat het nog wel jaren kan duren voordat zijn nieuwe onderneming zodanige resultaten laat zien dat hij de vrouw zal kunnen laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. Hiervoor is al beschreven het uitgangspunt dat iemand de verdeling van een gemeenschappelijke zaak mag verwachten. Van de vrouw kan niet verwacht worden, mede dit uitgangspunt, dat zij nog jaren afwacht of het de man zal gaan lukken haar te laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. De afspraken in het convenant kunnen naar het voorlopige oordeel van de rechter niet zo worden uitgelegd.
4.8.
De man heeft als tweede gezegd dat het niet redelijk is om hem en zijn gezin te ontwrichten door te bepalen dat het huis waarin zij wonen moet worden verkocht. En dit terwijl hij keurig alle lasten voldoet. In feite zegt de man dat zijn belangen in deze groter zijn dan die van de vrouw.
4.9.
Ook dit argument is voor de rechter niet voldoende om de vorderingen af te wijzen. De rechter begrijpt heel goed dat de man de woning liever niet wil verkopen en niet met zijn gezin wil verhuizen. Nu de man aan de vrouw echter geen enkele zekerheid kan geven over wanneer de vrouw zal worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid en deze situatie al jaren duurt en nog jaren kan duren, is de rechter van oordeel dat de stap naar verkoop van de woning moet worden genomen. Daarbij betrekt de rechter dat de man diverse andere panden bezit, waarvan er één te huur staat en de man zegt dat hij ook andere huurwoningen bekijkt. Hij heeft dus de mogelijkheid om met zijn gezin ergens anders te gaan wonen en zal niet dakloos worden. Bovendien is niet weersproken dat de hypothecaire geldlening nu € 706.000 bedraagt en de woning naar verwachting tenminste € 750.000 zal opbrengen. De man zal dus door de verkoop niet met een schuld achterblijven, maar juist een bedrag aan overwaarde ontvangen, dat op grond van de afspraken in het convenant alleen aan hem toekomt. De gevolgen van een verkoop van de woning voor de man en zijn gezin zijn, zo mag worden aangenomen, in die zin vervelend maar niet onoverkomelijk.
Conclusie en proceskosten
4.10.
Al met al ziet de rechter reden om de vorderingen van de vrouw toe te wijzen als hierna onder de beslissing is weergegeven. De gevorderde machtiging om de hulp van de politie in te roepen wordt afgewezen, omdat deze, gelet op het bepaalde in artikel 3 Politiewet, niet nodig is.
4.11.
In zaken tussen partijen die getrouwd zijn geweest, wordt normaal gesproken bepaald dat zij allebei hun eigen proceskosten moeten dragen (compensatie van kosten). De rechter ziet geen aanleiding in deze zaak anders te oordelen en zal dus tot bedoelde compensatie beslissen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt de man om met betrekking tot de woning binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis de overeenkomst van opdracht tot dienstverlening (verkoopbemiddeling) met een nader te benoemen makelaar te ondertekenen, waarin onder meer staat opgenomen dat de vraag- en laatprijs door de makelaar worden bepaald en dat partijen akkoord moeten gaan met een bod dat gelijk is aan of hoger dan de door de makelaar bepaalde laatprijs,
5.2.
bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de onder 5.1 bedoelde medewerking van de man, indien hij daarmee in gebreke blijft binnen de genoemde termijn,
5.3.
veroordeelt de man om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis de makelaar en potentiële kopers in de woning toe te laten om deze te bezichtigen, en mee te werken aan het maken van een afspraak voor bezichtigingen en andere verkoopactiviteiten, op straffe van een dwangsom van € 500 per dag dat de man daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 50.000,
5.4.
veroordeelt de man om, wanneer er een bod is gedaan boven de door de makelaar bepaalde laatprijs, binnen zeven dagen na kennisgeving van dat bod medewerking te verlenen aan het tot stand komen van een koopovereenkomst, waarbij de woning aan voornoemde derde voor dat bod wordt verkocht;
5.5.
veroordeelt de man om op de in de koopovereenkomst overeengekomen leverdatum van de woning medewerking te verlenen aan het verlijden van de notariële akte waarbij de woning aan de koper(s) wordt geleverd,
5.6.
bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de onder 5.4 en 5.5 bedoelde door de man te verlenen medewerking, indien hij daarmee in gebreke blijft,
5.7.
veroordeelt de man om uiterlijk een week voorafgaande aan de dag waarop de akte van levering zal worden verleden de woning te verlaten en leeg en ontruimd op te leveren, op straffe va een dwangsom van € 500 per dag dat de man daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 50.000,
5.8.
machtigt de vrouw om, in geval de man in gebreke blijft de woning uiterlijk een week voor de overdracht te verlaten, de ontruiming op kosten van de man, zo nodig zelf te doen bewerkstelligen,
5.9.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.10.
wijst het meer of anders gevorderde af,
5.11.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2019.