ECLI:NL:RBGEL:2019:3293

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 juli 2019
Publicatiedatum
19 juli 2019
Zaaknummer
C/05/355848 / KZ RK 19-116
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in strafzaak met verzoekster uit Utrecht

Op 1 juli 2019 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland in Zutphen een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoekster, wonende te Utrecht. Het verzoek tot wraking was gericht tegen de rechters die betrokken waren bij de strafzaak tegen verzoekster. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de procedure rondom de strafzaak al geruime tijd aan de gang was en dat verzoekster meerdere keren om aanhouding had verzocht, wat telkens was afgewezen. Tijdens de zitting op 1 juli 2019 deed verzoekster opnieuw een verzoek om aanhouding, maar dit werd ook afgewezen. Na het indienen van het wrakingsverzoek door verzoekster, heeft de wrakingskamer de zaak behandeld en geconcludeerd dat er geen sprake was van vooringenomenheid of partijdigheid van de rechters. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter alleen gewraakt kan worden op basis van concrete omstandigheden die de onpartijdigheid in gevaar kunnen brengen. De weigering van de rechters om de behandeling van de zaak aan te houden werd als een procesbeslissing beschouwd en niet als een blijk van vooringenomenheid. Bovendien werd vastgesteld dat verzoekster misbruik maakte van het wrakingsinstrument, wat leidde tot de oplegging van een wrakingsverbod. De beslissing werd openbaar uitgesproken en schriftelijk uitgewerkt op 5 juli 2019.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK GELDERLAND

Wrakingskamer
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rekestnummer: C/05/355848 / KZ RK 19-116
Beslissing van 1 juli 2019
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster],
wonende te Utrecht,
hierna te noemen: “verzoekster”,
verschenen in persoon,
tegen

1.MR. C. KLEINRENSINK,

2.
MR. J.M.J.M. DOON
3.
MR. C.J.M. VAN APELDOORN,
voorzitter, respectievelijk leden van de meervoudige strafkamer,
hierna te noemen: “de rechters”.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van de meervoudige kamer voor strafzaken op 1 juli 2019 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld,
  • de mondelinge behandeling bij de wrakingskamer op 1 juli 2019.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
  • verzoekster,
  • de rechters,
  • de officier van justitie in de procedure genoemd in rechtsoverweging 2.1.,
  • de benadeelde partijen in de procedure genoemd in rechtsoverweging 2.1.
Na afloop van de mondelinge behandeling en na een onderbreking voor beraad heeft de wrakingskamer in bijzijn van verzoekster, de rechters, de officier van justitie en de benadeelde partijen het onderzoek gesloten en meteen mondeling uitspraak gedaan. Het verzoek tot wraking is daarbij afgewezen en aan verzoekster is een wrakingsverbod opgelegd. Verzoekster heeft de zittingzaal verlaten terwijl de voorzitter bezig was met het mededelen van de beslissing van de wrakingskamer; verzoekster heeft niet voldaan aan het verzoek van de voorzitter van de wrakingskamer om de volledige uitspraak aan te horen. Deze beslissing bevat de schriftelijke uitwerking van de uitspraak.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechters in de zaak met parketnummers 05/882499-17 en 05/720017-19 tegen verzoekster als verdachte. In deze zaak vonden op 18 februari 2019 en 25 maart 2019 terechtzittingen plaats. Op verzoek van verzoekster werd de behandeling van de zaak op achtereenvolgens beide zittingen aangehouden. In het kader van de terechtzitting van 25 maart 2019 is verzoekster door de rechtbank medegedeeld dat en waarom een volgend verzoek om aanhouding niet meer zal worden gehonoreerd. Voorafgaand aan de terechtzitting van 1 juli 2019 verzocht verzoekster opnieuw om aanhouding. Dat verzoek is afgewezen. Vervolgens kwam er kort voor de zitting ten behoeve van verzoekster een verzoek om aanhouding binnen van de Stichting Geen Doofpot. Ter terechtzitting van 1 juli 2019 verzocht verzoekster nogmaals om aanhouding. Nadat de voorzitter verzoekster de cautie had gegeven en de officier van justitie verzocht de zaken voor te dragen, deelde verzoekster mede daartegen bezwaar te maken. Op de mededeling van de voorzitter dat hij de orde bepaalde, deed verzoekster het wrakingsverzoek.
2.2.
Verzoekster heeft blijkens het proces-verbaal van het mondelinge verzoek, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling door de wrakingskamer, het volgende aan haar verzoek ten grondslag gelegd. De rechters hebben geweigerd om antwoord te geven op het verzoek om aanhouding van Stichting Geen Doofpot. Evenmin hebben de rechters gereageerd op het verzoek om aanhouding dat verzoekster ter terechtzitting heeft gedaan. Het is onrechtvaardig en onrechtmatig dat het verzoek om aanhouding wordt afgewezen terwijl het is onderbouwd met stukken van medisch specialisten. Verzoekster heeft de hulp van Stichting Geen Doofpot ingeroepen, maar de stichting heeft geen raadsman voor verzoekster kunnen vinden. De rechters handelen in strijd met artikel 6 EVRM en geven aldus blijk van vooringenomenheid en partijdigheid. Verder heeft de voorzitter van de rechters ter terechtzitting ongeduldig gedrag vertoond. Verzoekster heeft van de voorzitter geen kans gekregen om haar wrakingsgronden toe te lichten. Bovendien was één van de rechters niet bereid om zijn naam te noemen nadat verzoekster om wraking had verzocht. Verzoekster heeft gevraagd om aanhouding van de behandeling van het wrakingsverzoek zodat zij een advocaat kan inschakelen en vanwege haar gezondheidssituatie.
2.3.
De rechters hebben laten weten niet in de wraking te berusten en hebben op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
De wrakingskamer wijst het verzoek om aanhouding van het wrakingsverzoek af. De procedure in de strafzaak loopt al langere tijd. Verzoekster heeft bij de behandeling door de wrakingskamer haar verzoek bovendien uitgebreid toegelicht, onder meer aan de hand van een door haar opgestelde notitie.
Over de inhoud van het wrakingsverzoek overweegt de wrakingskamer als volgt.
3.2.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief
gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.3.
De wrakingskamer is bovendien geen appelinstantie. Een rechterlijke (tussen)beslissing kan als zodanig geen grond vormen voor wraking. Dat geldt ook voor de motivering van die beslissing, zelfs als die motivering onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier is of ontbreekt. Dit is alleen anders als de motivering in het licht van alle omstandigheden en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die de beslissing gaf.
3.4.
De weigering van de rechters om de behandeling van de zaak opnieuw aan te houden, is een procesbeslissing. In dit geval is, gezien het procesverloop tot zover, die beslissing niet zo onbegrijpelijk dat deze blijk geeft van vooringenomenheid. De door verzoekster overgelegde verklaring van een arts uit België van 29 mei 2019 (stempel 17 juni 2019) maakt dit niet anders.
3.5.
De weigering van één van de rechters om zijn naam te noemen, volgde nadat verzoekster het wrakingsverzoek had gedaan. Deze weigering geeft als zodanig geen blijk van vooringenomenheid. Bovendien is verzoekster bij de behandeling door de wrakingskamer de naam van deze rechter medegedeeld.
3.6.
Ook overigens is er geen sprake van feiten of omstandigheden die leiden tot het oordeel dat sprake is van vooringenomenheid of de schijn daarvan. Dit betekent dat de wrakingskamer het verzoek tot wraking zal afwijzen.
3.7.
Gelet op het procesverloop tot zover is de wrakingskamer van oordeel dat sprake is van misbruik van het wrakingsinstrument. De wrakingskamer zal daarom een wrakingsverbod opleggen en bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet in behandeling wordt genomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
-
wijst afhet verzoek om aanhouding van de behandeling van het wrakingsverzoek;
-
wijst afhet verzoek tot wraking;
- bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak
niet in behandeling wordt genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.C. van der Mei, voorzitter, mr. O. Nijhuis en mr. E. Boerwinkel, rechters, in tegenwoordigheid van [naam griffier] , griffier, in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2019 en schriftelijk uitgewerkt op 5 juli 2019.
De griffier is buiten staat
deze beslissing mede te ondertekenen.
de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.