ECLI:NL:RBGEL:2019:3316

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 juli 2019
Publicatiedatum
23 juli 2019
Zaaknummer
354650
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van het begrip budgetplafond in de overeenkomst tussen zorgverzekeraar en zorgaanbieder

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, staat de uitleg van het begrip budgetplafond in de overeenkomst tussen de zorgaanbieder AZR-Zorg B.V. en de zorgverzekeraar Menzis centraal. AZR-Zorg B.V. vordert een voorschot op de zorgkosten die zij in 2019 heeft geleverd aan verzekerden van Menzis, en stelt dat de overeengekomen budgetplafonds per verzekerde zijn bedoeld. Menzis daarentegen betoogt dat de budgetplafonds totaalbedragen betreffen voor alle verzekerden samen, en dat AZR-Zorg B.V. niet meer mag declareren dan deze plafonds. De rechtbank oordeelt dat de tekst van de overeenkomst en de bijbehorende correspondentie wijzen op een totaalbedrag voor alle verzekerden, en niet op een individueel plafond per verzekerde. Dit betekent dat AZR-Zorg B.V. in de jaren 2017 en 2018 de budgetplafonds heeft overschreden en dat Menzis gerechtigd is om deze overschrijdingen te verrekenen met toekomstige declaraties. De vorderingen van AZR-Zorg B.V. worden afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. M.J.P. Heijmans op 5 juli 2019.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/354650 / KG ZA 19-233
Vonnis in kort geding van 5 juli 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AZR-ZORG B.V.,
gevestigd te Den Haag,
eiseres,
advocaat mr. K.S. Loilargosain te 's-Gravenhage,
tegen
de naamloze vennootschap
MENZIS ZORGVERZEKERAAR N.V.,
gevestigd te Wageningen,
gedaagde,
advocaat mr. R.P. Scherer te Enschede.
Partijen zullen hierna AZR-Zorg B.V. en Menzis worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 21
  • de nagezonden producties 22 tot en met 25 van AZR-Zorg B.V.
  • de nagezonden productie 26 van AZR-Zorg B.V.
  • de producties 1 tot en met 8 van Menzis
  • de mondelinge behandeling van 21 juni 2019
  • de pleitnota van AZR-Zorg B.V.
  • de pleitnota van Menzis.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 7 september 2012 is de eenmanszaak AZR-Zorg opgericht. Vanaf haar oprichting is AZR-Zorg onder meer actief geweest in het aanbieden, verzorgen en aanmelden van thuiszorg. De heer [naam eigenaar] was eigenaar van de eenmanszaak.
2.2.
Menzis is een zorgverzekeraar in de zin van de Zorgverzekeringswet.
2.3.
Tussen AZR-Zorg en Menzis is met betrekking tot het jaar 2017 de ‘Overeenkomst Verpleging en verzorging 2017’ tot stand gekomen, op grond waarvan AZR-Zorg als gecontracteerde zorgaanbieder zorg mocht leveren aan verzekerden van Menzis. Voor de declaratie van deze zorg beschikte AZR-zorg over een eigen AGB-code waarmee zij in declaratiesysteem Vecozo kon declareren. In de overeenkomst 2017 staat onder meer het volgende vermeld:
‘(…)
Artikel 12 Tarieven, Budget en declaraties
(…)
5. De zorgaanbieder heeft evenwel in het kalenderjaar 2017 tegenover de zorgverzekeraar recht op betaling van ten hoogste het bedrag in het budget zoals opgenomen in de bijlage Budget en tarief.
6. Voor de toepassing van het vorige lid wordt het bedrag van het budget vergeleken met de som van (rechtmatige) declaraties die worden ingediend voor zorg verleend aan verzekerden in het jaar 2017.
7. Indien door het in rekening brengen van tarieven het budget wordt overschreden, blijft de zorgaanbieder verplicht om zorg aan de verzekerden te verlenen (doorleverplicht). De zorgaanbieder, die verwacht het budget te gaan overschrijden, deelt dit aan de zorgverzekeraar mee wanneer 70% van het budget is bereikt. In dat geval zal op basis van inzet op zelfredzaamheid en doelmatigheid in relatie met zorgaanbod in de regio de zorgverzekeraar met de zorgaanbieder overleg plegen en beoordelen of additioneel budget wordt toegekend.
8. Wanneer de declaraties het overeengekomen budget overschrijden, dan zal het totale bedrag van de eventuele overschrijding verrekend worden met de in te dienen declaraties in het eerstkomende contractjaar (voor zover er een overeenkomst tot stand komt), dan wel door de zorgverzekeraar worden teruggevorderd bij de zorgaanbieder, zulks ter bepaling aan de zorgverzekeraar.
(…)’
2.4.
In de op de overeenkomst van toepassing zijnde ‘Algemene Inkoopvoorwaarden Zorg 2017’ staat onder meer het volgende vermeld:
‘(…)
Artikel 9 Controle
1. De (zorg)verzekeraar is gerechtigd periodiek en incidenteel controle uit te oefenen op de rechtmatigheid en doelmatigheid van de verleende zorg waaraan de zorgaanbieder verplicht moet meewerken.
2. Indien uit de controle blijkt dat de zorgaanbieder een of meer verplichtingen uit de overeenkomst niet is nagekomen en/of bij de (zorg)verzekeraar ten onrechte bedragen en/of zorg heeft gedeclareerd, kan de (zorg)verzekeraar terugvorderen of verrekenen.
(…)’
2.5.
In de brief van Menzis van 27 december 2016 met het onderwerp ‘Zorginkoop Wijkverpleging 2017 Menzis’ is het budgetplafond bepaald op € 150.000,00. In de brief is vermeld dat deze een bijlage is bij de overeenkomst van 2017.
2.6.
AZR-Zorg heeft in 2017 een totaalbedrag van € 684.047,24 aan zorgkosten bij Menzis gedeclareerd. Menzis heeft dit bedrag volledig aan AZR-Zorg betaald.
2.7.
Ten aanzien van de daarop volgende jaren is tussen AZR-Zorg en Menzis de ‘Overeenkomst Verpleging en Verzorging 2018-2019’ gesloten. In deze overeenkomst en in de daarop van toepassing zijnde Algemene Inkoopvoorwaarden Zorg 2018 staan in de artikelen 11 respectievelijk 9 dezelfde bepalingen als hiervoor onder 2.3. en 2.4. weergegeven. Voorts is daarin het volgende vermeld:
‘(…)
Artikel 13 Duur en einde
1. De overeenkomst treedt in werking op 1 januari 2018 en eindigt zonder dat opzegging
vereist is op 31 december 2019.
2. Het overeengekomen budget en tarief 2018 worden voor het jaar 2019 geïndexeerd met
de CBS-index voor cao lonen.
(…)’
2.8.
In de brief van Menzis van 18 oktober 2017 met het onderwerp ‘Zorginkoop Wijkverpleging 2018 Menzis, Bijlage Budget en tarief 2018’ is het budgetplafond bepaald op € 151.875,00. In de brief is vermeld dat deze een bijlage is bij de overeenkomst van 2018.
2.9.
Op 21 december 2017 is vervolgens AZR-Zorg B.V. opgericht. Ramlal is via de vennootschappen Simran Vastgoed B.V. en Rajiv Holding B.V. middellijk enig bestuurder van AZR-Zorg B.V. AZR-Zorg B.V. heeft per 21 december 2017 de activiteiten van de eenmanszaak AZR-Zorg voortgezet en is daarbij in de rechten en plichten van de eenmanszaak getreden. Menzis is AZR-Zorg B.V. vanaf dat moment als haar contractspartij gaan beschouwen in plaats van de eenmanszaak AZR-Zorg.
2.10.
AZR-Zorg B.V. is met ingang van 1 januari 2018 zorg gaan verlenen aan de voormalige cliënten van AZR-Zorg, waaronder verzekerden van Menzis. Omdat AZR-Zorg B.V. op dat moment niet over een eigen AGB-code beschikte om in Vecozo te kunnen declareren, hebben de declaraties plaatsgevonden met gebruik van de AGB-code van AZR-Zorg.
2.11.
Over het jaar 2018 heeft AZR-Zorg B.V. in totaal een bedrag van € 2.041.341,73 bij Menzis gedeclareerd. Menzis heeft dit bedrag volledig aan AZR-Zorg B.V. betaald.
2.12.
In de loop van 2018 heeft AZR-Zorg B.V. bij Menzis formeel om een omzetting van contractspartij gevraagd van AZR-Zorg naar AZR-Zorg B.V.
2.13.
Bij brief van 13 september 2018 heeft Menzis AZR-Zorg B.V. erover geïnformeerd dat een materiële controle zou plaatsvinden naar de door AZR-Zorg en AZR-Zorg B.V. geleverde zorg in de jaren 2017 en 2018. In het kader van deze controle heeft Ramlal een door Menzis toegestuurde vragenlijst ingevuld en aan Menzis geretourneerd. Op
15 oktober 2018 heeft Menzis vervolgens nog om aanvullende stukken en informatie gevraagd en heeft zij kenbaar gemaakt vijf cliëntendossiers te willen inzien. Deze informatie is verstrekt en de dossiers zijn ingezien.
2.14.
Bij e-mailbericht van 17 oktober 2018 is namens Menzis onder meer het volgende aan AZR-Zorg B.V. bericht:
‘Ik bericht naar aanleiding van de omzetontwikkeling bij uw organisatie wat betreft wijkverpleging die aan klanten van Menzis wordt geleverd. U heeft met ons een budgetafspraak voor 2018 van euro 151.875,-. Wat wij tot onze grote verbazing zien is dat er tot en met juni voor ruim euro 950.000,- is gedeclareerd voor de wijkverpleging. In de overeenkomst die u met ons hebt staat duidelijk vermeld dat een zorgaanbieder zich moet melden bij ons in het geval 70% van het budgetplafond is bereikt. (…)
Wij zien bij AZR Zorg dat er geen melding door ons is ontvangen dat 70% van het budget is bereikt. Daarnaast zien wij een uren inzet bij AZR Zorg van gemiddeld 92,2 uur per maand terwijl het landelijk gemiddelde tussen de 14 en 15 uur ligt per maand.
Wij hopen dat AZR Zorg besef heeft van de enorme overproductie die niet is gemeld en ook van het feit dat op basis van bovengenoemde cijfers het zeer onwaarschijnlijk zou zijn geweest dat er aanvullende budgetafspraken zouden zijn gemaakt. En ook dat u begrijpt dat op basis van artikel 11.8 uit de overeenkomst wij de overproductie kunnen verrekenen of terugvorderen.’
2.15.
Bij brief van 15 november 2018 heeft Menzis vervolgens een detailcontrole op de locatie van AZR-Zorg aangekondigd, welke controle op 11 februari 2019 heeft plaatsgevonden.
2.16.
Op 26 maart 2019 is namens Menzis een e-mailbericht met de volgende inhoud aan AZR-Zorg B.V. gestuurd:
‘Wij hebben uw aanvraag tot omzetting van de rechtsvorm van AZR-Zorg beoordeeld en daarbij twee punten meegenomen in onze overweging. Op 11 februari 2019 is er een materiële controle uitgevoerd bij AZR-Zorg. Uit deze controle blijkt dat er een aantal zaken niet goed op orde zijn en dat er mogelijk ten onrechte zorg is verleend en/of gedeclareerd. Ten tweede heeft AZR Zorg de financiële afspraken die contractueel voor 2018 zijn overeengekomen ruimschoots, zonder overleg en goedkeuring door Menzis overschreden. Deze twee zaken dienen in onze ogen eerst moeten worden afgehandeld voordat wij in kunnen stemmen met een omzetting naar een andere rechtsvorm.
(…)’
2.17.
Bij brief van 4 april 2019 is namens Menzis vervolgens nog het volgende aan AZR-Zorg B.V. bericht:
‘In deze brief informeren wij u over de definitieve opbrengstverrekening wijkverpleging 2017.
Uit onze definitieve berekeningen blijkt dat AZR-ZORG (EENMANSZAAK) met AGB-code 75/752320 € 531.735,24 aan Menzis dient te betalen.
Uw budgetplafond 2017: € 150.000,00
Uw ingediende declaraties over 2017: € 684.047,24
(…)’
2.18.
Op 11 april 2019 heeft Menzis eenzelfde brief aan AZR-Zorg B.V. verzonden, waarin zij over het jaar 2018 een bedrag van in totaal € 1.889.466,73 terugvordert.
2.19.
Tussen partijen is naar aanleiding van deze brieven correspondentie op gang gekomen over de wijze waarop de overeengekomen budgetplafonds volgens hen moeten worden begrepen. Zij zijn het daarover niet eens geworden.
2.20.
AZR-Zorg B.V. heeft in 2019 geen declaraties bij Menzis kunnen indienen en Menzis heeft in 2019 ook geen zorgkosten aan AZR-Zorg B.V. betaald.
2.21.
De formele omzetting van de contractspartij van Menzis van AZR-Zorg naar AZR-Zorg B.V. heeft tot op heden niet plaatsgevonden.

3.Het geschil

3.1.
AZR-Zorg B.V. vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I Menzis te veroordelen om ten titel van voorschot op de door AZR-Zorg B.V. over de eerste vijf maanden van 2019 geleverde zorg aan verzekerden van Menzis aan AZR-Zorg B.V. te voldoen een bedrag van € 850.000,00, althans een bedrag van € 640.000,00, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag ten titel van voorschot op de door AZR-Zorg B.V. reeds over 2019 geleverde zorg;
II Menzis te bevelen om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis de Overeenkomst 2018-2019 weer na te komen, waaronder het hebben omgezet van die overeenkomst op naam van AZR-Zorg B.V. als zorgaanbieder bij die overeenkomst, Menzis voorts te bevelen dat zij het AZR-Zorg B.V. toestaat en mogelijk maakt dat AZR-Zorg B.V. de door haar aan verzekerden van Menzis geleverde zorg vanaf de periode juni 2019 kan declareren aan Menzis en dat Menzis de van AZR-Zorg B.V. ontvangen declaraties binnen de gebruikelijke betalingstermijn dient te voldoen, ieder van deze bevelen voor zover mogelijk steeds afzonderlijk op straffe van een door Menzis aan AZR-Zorg B.V. te betalen dwangsom van € 5.000,00 voor iedere dag dat niet aan het desbetreffende bevel is voldaan, dit met een maximum van € 1.000.000,00, althans door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedragen en condities;
III Menzis te bevelen om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis het budgetplafond 2019 vast te stellen op een bedrag van € 2.041.341,73, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag ten titel van budgetplafond 2019, dit op straffe van een door Menzis aan AZR-Zorg B.V. te betalen dwangsom van € 5.000,00 voor iedere dag dat niet aan het desbetreffende bevel is voldaan, dit met een maximum van
€ 1.000.000,00, althans door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedragen en condities;
IV Menzis te veroordelen in de proces- en nakosten.
3.2.
Menzis voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover voor de beoordeling van dit geschil van belang, worden ingegaan.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
De spoedeisendheid van de vorderingen vloeit voldoende uit de stellingen van AZR-Zorg B.V. voort.
4.2.
Niet in geschil is dat tussen AZR-Zorg en Menzis een budgetplafond is overeengekomen van € 150.000,00 voor 2017, van € 151.875,00 voor 2018 en van het geïndexeerde bedrag van 2018 voor 2019.
4.3.
In dit kort geding staat de vraag centraal of AZR-Zorg/AZR-Zorg B.V. recht heeft op betaling door Menzis van alle door haar gemaakte zorgkosten in de jaren 2017, 2018 en thans met name 2019. AZR-Zorg B.V. is van mening dat dat het geval is, omdat de tussen partijen gesloten overeenkomsten en de naar aanleiding daarvan overeengekomen budgetplafonds volgens haar een maximum declaratiebedrag per verzekerde per jaar behelzen en die plafonds tot op heden (nog) niet zijn overschreden. Volgens AZR-Zorg B.V. heeft zij gedurende de looptijd van de overeenkomsten nimmer meer dan € 150.000,00 dan wel € 151.875,00 per verzekerde per jaar bij Menzis gedeclareerd, zodat Menzis alle gedeclareerde kosten voor die verzekerden dient te voldoen.
Menzis op haar beurt is een andere mening toegedaan, namelijk dat de overeengekomen budgetplafonds totaalbedragen betreffen voor de zorgkosten voor alle verzekerden in een bepaald kalenderjaar, waarboven AZR-Zorg B.V. niet mag declareren althans waarboven Menzis niet gehouden is de gedeclareerde kosten te betalen. Deze uiteenlopende standpunten van partijen doen de vraag rijzen hoe de overeenkomsten 2017 en 2018-2019 en de in het kader daarvan overeengekomen budgetplafonds dienen te worden uitgelegd. Deze vraag dient te worden beantwoord aan de hand van de daarvoor geldende maatstaven. Deze maatstaven houden in dat bij de uitleg van een schriftelijke overeenkomst niet enkel naar de taalkundige betekenis moet worden gekeken, maar ook naar de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen van de overeenkomst mochten toekennen en naar hetgeen zij over en weer redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
4.4.
In de overeenkomsten 2017 en 2018-2019 is ten aanzien van de zorgkosten in lid 6 van artikel 12 respectievelijk artikel 11 daarvan bepaald dat wat betreft het bedrag van het budget moet worden gekeken naar de som van (rechtmatige) declaraties die worden ingediend voor zorg verleend aan verzekerden in het betreffende jaar. De tekst van de bepaling spreekt van verzekerden in meervoudsvorm. Uit deze schriftelijke bewoordingen van de bepalingen kan niet anders worden afgeleid dan dat sprake is van een totaalbedrag voor alle verzekerden gezamenlijk en niet van een individueel plafond per verzekerde. Ook in de afzonderlijke brieven aangaande de hoogte van de budgetplafonds voor de jaren 2017 en 2018 wordt niet gesproken van een maximaal bedrag per verzekerde. Hoewel in die brieven evenmin is gespecificeerd dat het totaalbedragen voor alle verzekerden tezamen betreft, bestaan geen aanwijzingen voor een andersluidende uitleg en had AZR-Zorg B.V. de bedragen gelet op de meervoudsvorm in de overeenkomsten wel als zodanig moeten begrijpen. Dit temeer omdat ter zitting is gebleken dat tussen partijen over de betekenis van de budgetbepalingen geen discussie heeft plaatsgevonden, zodat ook dat geen aanleiding geeft voor een uitleg in strijd met de bewoordingen van de bepalingen uit de overeenkomsten. Onduidelijk is dan ook waarop (de bestuurder van) AZR-Zorg B.V. de door haar gepretendeerde uitleg baseert, anders dan de enkele aanname daarvan. Daarbij komt dat, ook uitgaande van de kostenopgave van AZR-Zorg B.V., de kosten per verzekerde per jaar bij lange na niet het bedrag van € 150.000,00 benaderen. Ter zitting heeft AZR-Zorg B.V. in dit verband verklaard dat de omvang van de geboden zorg varieert tussen 3 à 4 uur per week tot 12 à 13 uur per dag bij palliatief terminale zorg. Palliatief terminale zorg wordt in beginsel gedurende maximaal 3 maanden verleend en bij hoge uitzondering met 3 maanden verlengd. Zelfs uitgaande van het meest ongunstige geval zou dit slechts neerkomen op een bedrag van € 119.483,00 (26 weken x 91 uur x € 50,50) per jaar. Het andere uiterste komt neer op een bedrag van € 7.878,00 (52 weken x 3 uur x
€ 50,50) per jaar. Gelet hierop ligt het niet voor de hand dat het overeengekomen budgetplafond van € 150.000,00 in 2017, € 151.875,00 in 2018 en het geïndexeerde bedrag van 2018 in 2019 een bedrag per verzekerde zou betreffen en niet een totaalbedrag voor hen gezamenlijk. Dit had AZR-Zorg/AZR-Zorg B.V. ook moeten begrijpen nu het evidente doel van een budgetplafond is het beheersbaar houden van zorgkosten. Een budgetplafond dat in de praktijk bij lange na niet bereikt wordt, zou illusoir zijn. Voorshands geoordeeld dienen de overeenkomsten en de in dat kader overeengekomen budgetplafonds dan ook zo te worden uitgelegd dat AZR-Zorg/AZR-Zorg B.V. in de betreffende jaren voor alle aan Menzis-verzekerden geleverde zorg tezamen maximaal tot de hoogte van die plafonds mocht declareren.
4.5.
De stelling van AZR-Zorg B.V. dat Menzis haar niet aan de hiervoor bedoelde budgetplafonds kan houden omdat Menzis AZR-Zorg B.V. tijdens de uitvoering van de overeenkomsten erop had moeten wijzen dat de plafonds werden overschreden, gaat niet op. In de overeenkomsten 2017 en 2018-2019 is in de artikelen 12 lid 7 respectievelijk 11 lid 7 bepaald dat de zorgaanbieder die verwacht het budget te gaan overschrijden dat aan de zorgverzekeraar meedeelt wanneer 70% van dat budget is bereikt. In dat geval zou dan op basis van inzet en zelfredzaamheid en doelmatigheid in relatie met zorgaanbod in de regio de zorgverzekeraar met de zorgaanbieder overleg hebben gepleegd en hebben beoordeeld of additioneel budget zou worden toegekend. Het had op basis van deze bepalingen aldus op de weg van AZR-Zorg en vervolgens AZR-Zorg B.V. gelegen om op het moment dat zij 70% van het budgetplafond in een bepaald jaar had(den) bereikt, daarvan melding te maken bij Menzis. Vaststaat dat dat niet is gebeurd. Bij gebreke van een dergelijke melding kan Menzis vervolgens niet worden verweten dat zij schadebeperkend had moeten optreden door AZR-Zorg en later AZR-Zorg B.V. te wijzen op overschrijding van het budgetplafond, bij gebreke waarvan Menzis, zoals AZR-Zorg B.V. heeft betoogd, onrechtmatig zou hebben gehandeld jegens AZR-Zorg B.V. en schadeplichtig zou zijn. Evenmin is het onder die omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar om AZR-Zorg B.V. aan de overeengekomen budgetplafonds te houden. Dat geldt temeer nu Menzis aannemelijk heeft gemaakt dat de door AZR-Zorg gedeclareerde zorgkosten veel hoger zijn dan de gemiddelde gedeclareerde kosten voor wijkverpleging, zodat er gevoeglijk vanuit kan worden gegaan dat Menzis ingeval van tijdige melding evenmin had ingestemd met een verhoging van het budgetplafond.
4.6.
Vaststaat dat AZR-Zorg/AZR-Zorg B.V. in de jaren 2017 en 2018 in totaal
€ 684.047,24 respectievelijk € 2.041.341,73 bij Menzis heeft gedeclareerd, welke bedragen ook volledig zijn betaald. Met betrekking tot 2019 heeft AZR-Zorg B.V. (nog) geen declaraties bij Menzis kunnen indienen. Op basis van al het vorenstaande is echter aannemelijk dat ook indien AZR-Zorg B.V. daartoe alsnog in staat zal worden gesteld, daarop geen betaling door Menzis zal volgen. Menzis is in september 2018 gestart met een materiële controle naar het declaratiegedrag van AZR-Zorg en AZR-Zorg B.V. in de jaren 2017 en 2018 en de doel- en rechtmatigheid daarvan. De onderzoeksresultaten van deze controle zijn onlangs in een conceptrapport aan AZR-Zorg B.V. toegezonden en AZR-Zorg B.V. heeft tot en met 31 juli 2019 de tijd daarop te reageren. Op dit moment heeft Menzis zich over de rechtmatigheid van de door AZR-Zorg en AZR-Zorg B.V. ingediende declaraties in 2017 en 2018 aldus nog geen definitief oordeel gevormd en komt aan Menzis op die grond (nog) geen rechtsgeldig beroep op opschorting van, dan wel verrekening met de declaraties uit 2019 toe. De rechtmatigheid van de declaraties staat in dit kort geding verder ook niet ter discussie. Wel is echter aannemelijk dat Menzis in de jaren 2017 en 2018 bedragen aan AZR-Zorg en AZR-Zorg B.V. heeft uitgekeerd die (ver) boven de overeengekomen budgetplafonds liggen en waarop contractueel gezien daarom geen recht bestond. Op grond van artikel 12 lid 8 uit de overeenkomst 2017 en artikel 11 lid 8 uit de overeenkomst 2018-2019 mag Menzis deze teveel uitbetaalde bedragen verrekenen met door AZR-Zorg B.V. nieuw ingediende declaraties ten behoeve van (in dit geval) in 2019 verleende zorg. De betaling van eventuele nieuwe declaraties van AZR-Zorg B.V. mag Menzis aldus verrekenen, althans (voorlopig) opschorten met het oog op een latere eventuele verrekening, tot de teveel betaalde bedragen volledig zijn terugbetaald.
4.7.
Dit alles leidt ertoe dat op dit moment op Menzis geen contractuele verplichting rust tot betaling van een voorschot op de zorgkosten van AZR-Zorg B.V. over het jaar 2019, zodat geen grond bestaat voor toewijzing van de vordering van AZR-Zorg B.V. strekkende daartoe. Deze vordering zal dan ook worden afgewezen. Met inachtneming van hetgeen hiervoor reeds over de hoogte van de tussen partijen overeengekomen budgetplafonds is geoordeeld, bestaat op dit moment evenmin grond voor toewijzing van de vordering strekkende tot veroordeling van Menzis om voor het jaar 2019 een budgetplafond van ruim € 2 miljoen vast te stellen. Ook deze vordering zal daarom worden afgewezen. Een belangenafweging maakt dit niet anders. Hoewel AZR-Zorg B.V. belang heeft bij betaling van de door haar aan verzekerden van Menzis verleende zorg zodat zij deze zorg ook in de toekomst kan continueren, weegt dit belang niet op tegen het belang van Menzis om haar vordering op AZR-Zorg B.V. niet verder te laten oplopen met de reële kans dat het uiteindelijke bedrag volledig onbetaald zal blijven.
4.8.
AZR-Zorg B.V. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van Menzis tot op heden begroot op:
  • griffierecht € 4.030,00
  • salaris advocaat
Totaal € 5.010,00
4.9.
De nakosten zullen worden toegewezen als na te melden.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt AZR-Zorg B.V. tot betaling van de proceskosten, tot de uitspraak van dit vonnis aan de zijde van Menzis begroot op € 5.010,00, waarin begrepen € 980,00 aan salaris advocaat,
5.3.
veroordeelt AZR-Zorg B.V. in de kosten die zijn ontstaan na dit vonnis, begroot op € 246,00 aan salaris advocaat, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na die aanschrijving tot de dag van betaling en € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van dit vonnis, als er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot de dag van betaling,
5.4.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.P. Heijmans en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. E.H.J. Krijnen op 5 juli 2019.