ECLI:NL:RBGEL:2019:3451

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 juli 2019
Publicatiedatum
30 juli 2019
Zaaknummer
05/030120-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man wegens doodslag op zijn moeder met een mes, met overwegingen over voorbedachten rade en psychische toestand

Op 18 juli 2019 heeft de Rechtbank Gelderland een 41-jarige man uit Nijmegen veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 jaren voor het doden van zijn moeder. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 5 februari 2019 opzettelijk zijn moeder van het leven heeft beroofd door haar met een mes in de buik te steken. De verdachte had eerder ruzie met zijn moeder over de TV-aansluiting en trok zich terug op zijn kamer. Na een escalatie van de situatie, waarbij de verdachte zich wanhopig voelde, besloot hij zijn moeder te doden. De rechtbank moest beoordelen of er sprake was van voorbedachten rade. De officier van justitie stelde dat de verdachte met voorbedachten rade handelde, terwijl de verdediging betoogde dat dit niet bewezen kon worden, gezien de psychische problemen van de verdachte, waaronder een autisme spectrum stoornis en een depressieve stoornis. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet in kalm en rustig beraad had gehandeld, maar vanuit een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Daarom werd hij vrijgesproken van het onderdeel van de tenlastelegging dat betrekking had op voorbedachten rade. De rechtbank legde naast de gevangenisstraf ook een maatregel op tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking, gezien de psychische toestand van de verdachte en het risico op herhaling. De rechtbank achtte het noodzakelijk dat de verdachte na zijn gevangenisstraf onder toezicht zou blijven om de kans op recidive te minimaliseren.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/030120-19
Datum uitspraak : 18 juli 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats]
thans gedetineerd te Justitieel Complex Zaanstad.
Raadsman: mr. P.M. van der Roest, advocaat te Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 16 mei 2019 en 4 juli 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 05 februari 2019 te Nijmegen, in elk geval in Nederland, [slachtoffer]
opzettelijk, al dan niet met voorbedachten rade, van het leven heeft beroofd, door met een
(groot) mes, althans enig scherp en of puntig voorwerp,
- één of meermalen (met kracht) in/onder de borst, althans in het lichaam van voornoemde
[slachtoffer] te steken en/of te snijden en/of
- ( vervolgens) het mes (met beide handen) vast te pakken en (met kracht) dieper (tot aan het
heft) in het lichaam van voornoemde [slachtoffer] te duwen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Bekennende verklaring verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij op 5 februari 2019 opzettelijk zijn moeder, [slachtoffer] , van het leven heeft beroofd door in totaal drie keer met een mes in haar buik te steken. Met uitzondering van het ten laste gelegde onderdeel “al dan niet met voorbedachten rade”, is sprake van een bekennende verklaring als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 februari 2019, p. 34-35;
  • het rapport van het NFI d.d. 19 april 2019 betreffende pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood, p. 267;
  • de verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 4 juli 2019.
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of verdachte met voorbedachten rade zijn moeder heeft gedood.
Voorbedachten rade?
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld. Daartoe heeft de officier van justitie het volgende aangevoerd. Op de bewuste dag had verdachte ruzie met zijn moeder over de TV-aansluiting. Omstreeks 17.00 uur heeft verdachte zich teruggetrokken op zijn kamer. Nadat zijn moeder omstreeks 18.00 uur op zijn deur klopte, is hij met haar meegelopen naar de woonkamer en vervolgens is hij boos teruggegaan naar zijn kamer. Tien minuten later hoorde hij dat zijn moeder naar het toilet ging. Verdachte heeft een mes gepakt dat onder zijn bed lag, om daarmee zijn moeder neer te steken. Verdachte heeft dan ook enige tijd nagedacht om zijn moeder te doden. Hij heeft daarbij nog overwogen om een geweer te gebruiken, maar daar heeft hij van af gezien. Met het mes in zijn hand heeft hij gewacht tot zijn moeder het toilet verliet en in de keuken een glas water had gedronken. Vervolgens heeft hij haar gestoken. Onder deze omstandigheden is er sprake van voorbedachten rade.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de voorbedachten rade niet bewezen kan worden en heeft verzocht verdachte vrij te spreken van dit onderdeel van de tenlastelegging. Daartoe heeft de raadsman het volgende aangevoerd. Uit de triple rapportage volgt dat bij verdachte sprake is van een autisme spectrum stoornis. Hij is gebaat bij structuur en als dat wegvalt, stapelen de problemen zich op. In mei 2018 heeft een aantal - voor verdachte ingrijpende - gebeurtenissen plaatsgevonden, waaronder een verandering van werkomgeving en de verhuizing van de zus van verdachte. Ook begon zijn moeder verschijnselen van dementie te vertonen. Verdachte wist niet hoe hij daarmee moest omgaan. Hij raakte zwaar depressief, maar hij werd nauwelijks geholpen. Ten aanzien van het verband tussen de diagnose en het tenlastegelegde, wordt verwezen naar de conclusie van de triple rapportage. Gelet daarop kan de voorbedachten rade niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Beoordeling door de rechtbank
Juridisch kader
Om te spreken van voorbedachten rade moet vast komen te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Feiten en omstandigheden
Verdachte heeft verklaard dat op de bewuste dag de spanningen bij hem hoog waren opgelopen door een ruzie met zijn moeder. Omstreeks 17.00 uur heeft hij zich teruggetrokken op zijn slaapkamer. Omstreeks 18.05 uur klopte zijn moeder op zijn slaapkamerdeur, terwijl verdachte daarvóór tegen haar had gezegd dat hij met rust gelaten wilde worden. Desondanks is verdachte met haar meegelopen naar de woonkamer. Vervolgens is hij teruggelopen naar zijn slaapkamer. Verdachte heeft verklaard dat hij er niet meer tegen kon en dat het afgelopen moest zijn. Verdachte wilde dat zijn moeder de negatieve gevoelens die zij bij hem opriep ook zou ervaren en dat zij zich net zo slecht zou voelen als hij. Op dat moment bedacht hij zich om het mes onder zijn bed vandaan te pakken en zijn moeder neer te steken. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij nog heeft overwogen om het vuurwapen te pakken, maar dat hij zich een paar maanden eerder - in een andere setting - had gerealiseerd dat het vuurwapen niet meer zou werken. Nadat verdachte hoorde dat zijn moeder het toilet verliet, heeft hij het mes gepakt en is hij vanuit zijn slaapkamer naar de hal gelopen. Zijn moeder stond in de keuken. Hij is haar achterna gelopen. Verdachte heeft verklaard dat hij nog kort getwijfeld heeft, maar nu hij de eerste stap al had gezet, heeft hij doorgezet. De twijfel duurde maar even. Hij is iemand van: “Wie A zegt moet ook B zeggen.”. Vervolgens heeft hij haar gestoken. Daarna heeft hij het mes bij haar lichaam gelegd, heeft hij zich omgekleed en heeft hij omstreeks 18.48 uur melding gemaakt van de dood van zijn moeder.
Overwegingen
De rechtbank is van oordeel dat, zoals ook bevestiging vindt in de hierna nog te bespreken deskundigenrapportages, niet valt uit te sluiten dat de gemoedstoestand van verdachte plotseling is omgeslagen toen zijn moeder op zijn slaapkamerdeur klopte, iets wat zij nog niet eerder had gedaan; als verdachte op zijn slaapkamer was, liet zij hem altijd met rust. Dat zij dat deze keer niet deed, was voor verdachte de druppel die de spreekwoordelijke emmer deed overlopen. De rechtbank is daarom van oordeel dat niet valt uit te sluiten dat verdachte in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling heeft beslist zijn moeder te doden, hetgeen een contra-indicatie is voor het aannemen van voorbedachten rade. Dat verdachte heeft verklaard dat hij heeft getwijfeld tussen het vuurwapen en het mes, doet daaraan niet af. De rechtbank acht het aannemelijk dat deze overweging in een split second heeft plaatsgevonden, nu verdachte naar zijn zeggen eerder - in een andere setting - al bedacht had dat het vuurwapen mogelijk niet meer zou werken. Dat verdachte eerst zijn slaapkamer moest verlaten en via de hal naar de keuken moest lopen, betreft een feitelijkheid en doet aan dat oordeel evenmin af. Ook doet aan dat oordeel niet af dat verdachte heeft verklaard dat hij - voordat hij zijn moeder neerstak - getwijfeld heeft. Dit duurde maar kort en hij kwam al snel tot de conclusie dat hij moest doorzetten. Voor de omstandigheid dat verdachte een eenmaal ingezet plan (in zijn visie) moest doorzetten, wordt in de deskundigenrapportages een verklaring gegeven. Uit die rapportages komt naar voren dat verdachte naar het lijkt (“ogenschijnlijk”) rustig en gecontroleerd heeft gehandeld, maar dat dit in werkelijkheid niet zo is en dat zijn handelen als een uitvloeisel van zijn autistiforme problematiek moet worden gezien; een eenmaal ingezet spoor is voor verdachte moeilijk te verlaten, aldus de deskundigen. De rechtbank vindt daarom ook in die rapportages een bevestiging voor de mogelijkheid dat verdachte niet in kalm en rustig beraad heeft gehandeld, maar dat hij heeft gehandeld vanuit een ogenblikkelijke gemoedsopwelling (blijkens de rapportages “een situatie van wanhoop en overprikkeling”). In de gemoedstoestand waarin verdachte zich bevond lijkt van daadwerkelijke gelegenheid om na te denken over de betekenis en gevolgen van de voorgenomen daad en om zich daarvan rekenschap te geven, geen sprake te zijn geweest.
Eindconclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte met voorbedachten rade zijn moeder heeft gedood. De rechtbank zal de verdachte dan ook van dat onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks05 februari 2019 te Nijmegen,
in elk geval in Nederland,[slachtoffer]
opzettelijk
, al dan niet met voorbedachten rade,van het leven heeft beroofd, door met een
(groot) mes,
althans enig scherp en of puntig voorwerp,
- éénmaal
of meermalen (met kracht) in/onder de borst,
althans in het lichaamvan voornoemde
[slachtoffer] te steken
en/of te snijdenen
/of
-
(vervolgens
)het mes
(met beide handen
)vast te pakken en
(met kracht
)dieper
(tot aan het
heft
)in het lichaam van voornoemde [slachtoffer] te duwen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Doodslag.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie geëist dat aan verdachte de maatregel tot terbeschikkingstelling met voorwaarden en een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) zal worden opgelegd. De officier van justitie acht een maatregel tot terbeschikkingstelling met voorwaarden noodzakelijk, omdat de vereiste behandeling in een ander kader onvoldoende gerealiseerd kan worden. De officier van justitie heeft verzocht de behandeling van de strafzaak aan te houden, opdat de reclassering een maatregelrapportage kan opmaken.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht geen lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Verder heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat een maatregel tot terbeschikkingstelling niet geïndiceerd is, nu verdachte geen gevaar vormt voor anderen. De raadsman verzet zich dan ook tegen het aanhoudingsverzoek.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 7 februari 2019;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 27 juni 2019;
- een triple rapport van drs. [naam 1] , klinisch psycholoog, van dr. [naam 2] , psychiater, en van [naam 3] , forensisch milieuonderzoeker i.o., gedateerd 25 juni 2019;
- een aanvullende brief van drs. [naam 1] , gedateerd 3 juli 2019.
Verdachte heeft op 5 februari 2019 zijn moeder om het leven gebracht, door haar met een mes meermalen in de buik te steken. Door haar het recht op leven te ontnemen, heeft verdachte één van de zwaarste misdrijven uit het strafrecht gepleegd. Verdachte heeft haar naasten en nabestaanden, waaronder haar dochter (zijnde verdachtes zus) een groot en onherstelbaar verlies en veel verdriet toegebracht. Het geweld heeft bovendien begin van de avond plaatsgevonden, in het appartement waar hij en zijn moeder woonden. Dit heeft voor gevoelens van angst en onveiligheid gezorgd bij de buurtbewoners. Verder is van belang dat dit soort ernstige misdrijven in het algemeen gevoelens van onveiligheid in de samenleving versterken.
De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Uit de triple rapportage van 25 juni 2019 blijkt het volgende. Verdachte is lijdende aan een ziekelijke stoornis, te weten een autisme spectrum stoornis en een depressieve stoornis. Beide stoornissen waren ten tijde van het ten laste gelegde feit aanwezig en beïnvloedden de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte. Er is een gelijktijdigheidsverband tussen beide stoornissen en het hem tenlastegelegde. Daarnaast is er sprake van doorwerking van de stoornissen in de keuzes die hij tijdens en voorafgaand aan het tenlastegelegde heeft gemaakt. De autisme spectrum stoornis impliceert dat verdachte beperkt vaardig in het leven staat. Hij hecht aan vaste routines, is beperkt belastbaar en kan veranderingen en teleurstellingen slecht opvangen. Hij signaleert spanningen en onvrede bij zichzelf nauwelijks en door een gebrek aan communicatievaardigheden en betekenisvolle contacten wordt ook zijn omgeving niet gealarmeerd. De veranderde leefomstandigheden van verdachte, waarbij hij geleidelijk minder steun had aan zijn moeder en belast werd met zorg en verantwoordelijkheid voor haar, overvroeg hem in toenemende mate. Dit leidde tot uitval op zijn werk en terugkerende depressieve gevoelens. Toen de gevoelens van onmacht toenamen en diverse escalaties hadden plaatsgevonden, heeft hij geprobeerd hulp in te schakelen. Deze interventies brachten de oplossing niet dichterbij en vormden zelfs een bron voor nieuwe conflicten. Verdachte was wanhopig en zat klem, hij vermeed confrontaties waar mogelijk en trok zich bij oplopende spanningen terug op zijn kamer. Zo voorkwam hij overprikkeling. Op de bewuste dag vond opnieuw een stevig conflict plaats. Hij trok zich terug om af te koelen, maar de situatie escaleerde op het moment dat zijn moeder (tegen haar gewoonte in) ook op zijn kamer een beroep op hem deed. Verdachte zag geen uitweg meer en besloot zijn moeder te doden, om van het probleem verlost te zijn. Passend in zijn autistiforme manier van denken fixeerde hij zich op deze oplossing en stelde het niet meer ter discussie. Detaillistisch als hij is, overwoog hij nog wel de randzaken. Deze ogenschijnlijk rustige handelswijze en de afstandelijke en rationele verklaringen achteraf, wekken de indruk van gecontroleerd handelen, maar zijn te beschouwen als een direct uitvloeisel van de autistiforme problematiek. Een eenmaal ingezet spoor is voor verdachte moeilijk te verlaten en het inlevingsvermogen in de ander is per definitie beperkt. Vanuit de situatie van wanhoop en overprikkeling ontstond een tunnelvisie over een oplossing, die vervolgens gedetailleerd werd uitgewerkt. Verdachte was op dat moment niet meer bij machte om alternatieven te bedenken en zijn gedachten bij te sturen. Hij was zich wel bewust van het ontoelaatbare van zijn handelen, getuige ook zijn initiatief om direct na het tenlastegelegde de politie te bellen. Op grond van bovenstaande wordt geadviseerd om verdachte het tenlastegelegde in sterk verminderde mate toe te rekenen.
Ten aanzien van het recidiverisico is vermeld dat momenteel en in een situatie van voldoende steun en structuur een laag risico voor recidive bestaat bij verdachte. Het risico stijgt naar matig als verdachte over langere tijd zonder externe hulp moet functioneren. Een eventuele recidive zou, net als nu, een lange aanloop kennen. Vanuit zorgoogpunt en om recidive op de langere termijn te voorkomen, is vooral van belang dat verdachte ingebed raakt (en blijft) in een beschermende woon- en werkomgeving. Daarnaast zou hij kunnen profiteren van psycho-educatie over de stoornis die bij hem is vastgesteld en waarvoor - ondanks diverse eerdere behandelingen - nog geen aandacht is geweest. De begeleiding dient bij voorkeur met een kortdurende klinische fase te starten, waarna verdachte toegeleid kan worden naar een beschermde woonvorm, gecombineerd met poliklinische zorg. Daarnaast dient een passende dagbesteding gevonden te worden. Een intensieve en op verandering gerichte behandeling is gezien de aard van de stoornis weinig kansrijk en door de chroniciteit van de stoornis ook niet geïndiceerd. De interventies zijn uitvoerbaar in het kader van detentiefasering (tijdens of voorafgaand aan de voorwaardelijke invrijheidstelling). Geadviseerd wordt om tevens de gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen. Met deze maatregel kan verdachte na afloop van een gevangenisstraf in een forensisch kader worden ondersteund, begeleid en gemonitord door de reclassering, terwijl hij daarbij tevens de begeleiding en ondersteuning ontvangt die nodig is zowel vanuit zorgoogpunt als het voorkomen van recidive op de langere termijn. Gezien het lage recidiverisico, het ontbreken van een behandelindicatie en de te verwachten beperkte responsiviteit, wordt een maatregel tot terbeschikkingstelling niet noodzakelijk en evenmin wenselijk geacht. In een aanvullende brief van 3 juli 2019 heeft de psycholoog toegelicht dat het risicomanagement afdoende is vorm te geven binnen het kader van een langdurig reclasseringstoezicht. Het opleggen van een maatregel tot terbeschikkingstelling is voor het voorkomen van herhaling niet nodig en draagt het risico in zich dat betrokkene opnieuw vanuit een behandel- en niet een begeleidingsoptiek wordt bejegend. Dit kan opnieuw leiden tot overvraging en stagnatie en is om die reden contra-geïndiceerd.
In hiervoor genoemde triple rapportage hebben de deskundigen geadviseerd om verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren. De rechtbank neemt deze conclusie over.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het uitgebrachte reclasseringsadvies. Daarin wordt eveneens geadviseerd om, naast een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf, een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen. Van belang is dat na een eventuele gevangenisstraf nog de mogelijkheid bestaat om verdachte in een dwangkader te behandelen en/of begeleiden. Gezien de gestelde diagnose is er sprake van een ziektebeeld dat ook na detentie nog zal bestaan, waardoor risico’s aanwezig blijven. Met een behandeling en/of begeleiding in het kader van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel kan dit beperkt worden.
De rechtbank verenigt zich met de inhoud en de conclusies van vorengenoemde rapporten. Gelet daarop zal de rechtbank - anders dan door de officier van justitie is geëist - niet de maatregel tot terbeschikkingstelling met voorwaarden opleggen of nader laten onderzoeken, zoals de officier heeft gevorderd. Om die reden ziet de rechtbank dan ook verder geen aanleiding om alsnog een reclasseringsrapportage op te laten maken en wijst zij het verzoek van de officier van justitie af.
De rechtbank ziet reden om - ondanks het feit dat zij minder bewezen heeft geacht dan de officier van justitie - een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist. Zij ziet daartoe aanleiding nu zij niet de maatregel tot terbeschikkingstelling aan verdachte zal opleggen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z Sr
Daarnaast zal de rechtbank, in navolging van vorengenoemde adviezen, aan verdachte de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr opleggen. Naar het oordeel van de rechtbank is de oplegging van deze maatregel in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen.
De rechtbank leidt uit de stukken omtrent de persoon van verdachte af dat de kans op herhaling op lange termijn matig is als verdachte over langere tijd zonder externe hulp moet functioneren en - kort gezegd - in een situatie terechtkomt die vergelijkbaar is met de situatie waarin het bewezenverklaarde feit is gepleegd. Indien verdachte overprikkeld raakt en de spanningen hoog oplopen, kan niet worden uitgesloten dat verdachte (wederom) zal overgaan tot geweld. De rechtbank betrekt ook in haar oordeel dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij zelf ook vindt dat hij langdurig toezicht nodig heeft.
Mede gelet op de inschatting van de deskundigen en de reclassering, en gezien hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat het creëren van een mogelijkheid om verdachte langdurig onder toezicht te stellen noodzakelijk is om het recidiverisico in de toekomst naar een aanvaardbaar risico terug te kunnen dringen dan wel op een aanvaardbaar niveau te houden. Aan de wettelijke voorwaarden voor de oplegging van de maatregel is voldaan. De rechtbank merkt ten overvloede op dat de maatregel pas kan worden tenuitvoergelegd na een daartoe strekkende vordering van het Openbaar Ministerie en een daaropvolgende beslissing van de rechtbank.
Conclusie
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren passend en geboden. Naast deze gevangenisstraf zal zij aan verdachte de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maategel als bedoeld in artikel 38z Sr opleggen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 38z en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
  • veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
  • beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • legt veroordeelde tevens op de
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Keijzer (voorzitter), mr. L.C.P. Goossens en
mr. K.A.M. van Hoof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Blankenspoor, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 juli 2019.
mr. S.H. Keijzer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2019054724, onderzoek Jasmijn / ON5R019014, gesloten op 13 april 2019, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.