ECLI:NL:RBGEL:2019:3455

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 juli 2019
Publicatiedatum
30 juli 2019
Zaaknummer
05/760089-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een ex-marinier wegens fraude met woninghuur tegemoetkoming op Aruba

Op 22 juli 2019 heeft de meervoudige militaire kamer van de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 42-jarige ex-marinier uit Gorinchem, die werd beschuldigd van fraude met betrekking tot zijn tegemoetkoming in de woninghuur op Aruba. De verdachte had van medio juli 2013 tot en met 8 januari 2016 een woning gehuurd in Savaneta, Aruba, en had een huurcontract afgesloten met Defensie. Hij ontving een tegemoetkoming in de huur, maar heeft nagelaten om het DienstenCentrum Internationale Ondersteuning Defensie (DCIOD) te informeren dat er een andere persoon, [naam 1], in zijn woning verbleef, die niet tot zijn gezin behoorde. Deze persoon betaalde maandelijks een bedrag aan de verdachte voor het verblijf in de studio achter de woning. De militaire kamer oordeelde dat de verdachte opzettelijk de benodigde gegevens niet tijdig had verstrekt, wat kon leiden tot bevoordeling van zichzelf of een ander. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het opzettelijk nalaten van het doorgeven van deze informatie, wat in strijd was met de wettelijke verplichtingen die aan hem waren opgelegd. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 90 dagen indien deze straf niet naar behoren werd verricht. De benadeelde partij, het Commando Zeestrijdkrachten van het Ministerie van Defensie, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/760089-17
Datum uitspraak : 22 juli 2019
Verstek
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] , [woonplaats]
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 juli 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 november 2013 tot en met 4 mei 2016 te Savaneta, Aruba, althans binnen het Koninkrijk der Nederlanden, in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift(en) opgelegde verplichting, te weten artikel 108 Algemeen militair ambtenarenreglement en/of, althans in samenhang met, artikel 13 voorzieningenstelsel Buitenland Defensiepersoneel en/of, althans in samenhang met, artikel 12 derde lid Voorzieningenstelsel Buitenland Defensiepersoneel en/of, althans in samenhang
met, paragraaf 3200 sub 3212 onder g Aanwijzing Commando Zeestrijdkrachten
CZMCARIB 577 en/of, althans in samenhang met paragraaf 3700 onder 3710 Aanwijzing Commando Zeestrijdkrachten CZMCARIB 577 opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, en dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten verdachtes recht op een tegemoetkoming woninghuur buitenland en/of verdachtes recht op een aanvulling tegemoetkoming woninghuur buitenland, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, door (telkens) opzettelijk na te laten om onverwijld en/of uit eigen beweging het DienstenCentrum Internationale Ondersteuning Defensie (DCIOD) er (volledig) van op de hoogte te stellen dat hij, verdachte, [naam 1] , in elk geval een ander dan verdachte en/of zijn gezinsleden in (een deel van)
zijn woning en/of appartement, althans op het door hem gehuurde perceel en/of in de door hem gehuurd woning en/of gehuurde appartement liet wonen/huisvesten.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Vanaf medio juli 2013 vervulde verdachte de functie geweergroepscommandant bij het eerste peloton van de 32e infanterie compagnie mariniers, te Savaneta, Aruba. Vanaf medio juli 2013 huurde verdachte ook de woning aan de [adres 2] [2] Verdachte huurde de woning van [naam 2] , door tussenkomst van bureau huisvesting van de marinierskazerne Savaneta. Verdachte heeft een huurcontract afgesloten, opgemaakt door Defensie, waar zowel verdachte als de verhuurder zich aan moest conformeren. Verdachte mocht voor 3.100 Florin per maand huren en betaalde daarvan 17% van zijn brutosalaris zelf (ongeveer € 442,00). Het overige deel werd vergoed door Defensie. Deze tegemoetkoming werd door het DienstenCentrum Internationale Ondersteuning Defensie (hierna: DCIOD) toegekend. [3] De woning was een eengezinswoning, vrijstaand ommuurd, met twee losstaande studio’s. De studio’s hadden geen aparte aansluiting voor water en elektra. Het gas werd via een losse aansluiting, waarop een gasfles werd aangesloten, geregeld. [4] [naam 1] verbleef met instemming van verdachte sinds november 2013 in een studio achter het huis. [5] Hij betaalde maandelijks 650,00 Florin aan verdachte. [6] [naam 1] behoort niet tot het gezin van verdachte. [7]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Beoordeling door de militaire kamer
Het juridisch kader
De militaire kamer zal allereerst beoordelen welke wettelijke regelingen van toepassing zijn.
In het eerste lid van artikel 108 van het Algemeen Militair Ambtenarenreglement is geregeld dat:
“Aan de militair kan gedurende zijn verblijf in werkelijke dienst, naar regels bij ministeriële regeling te stellen, door de commandant van rijkswege huisvesting worden verleend….”
Het Voorzieningenstelsel Buitenland Defensiepersoneel (VBD) gaat nader in op de regels omtrent het verblijf van militairen in het buitenland. Zo is het volgende in het tweede lid van artikel 13 van het Voorzieningenstelsel Buitenland Defensiepersoneel geregeld:
“De defensie-ambtenaar die aanspraak heeft op de toelage-buitenland, bedoeld in artikel 7, eerste of derde lid, en die in het gebied van plaatsing een eigen huishouding voert, heeft aanspraak op een maandelijkse tegemoetkoming in de woninghuur, indien het hem naar het oordeel van de commandant niet mogelijk is geweest:
a. in Duitsland, de Nederlandse Antillen of Aruba: een passende defensiewoning of, indien een zodanige woning naar het oordeel van de commandant niet beschikbaar is, een passende woning te huren;
b. in overige gebieden: een passende woning te huren,
waarvan de huur lager is dan of gelijk is aan de eigen bijdrage. De tegemoetkoming bedraagt het verschil tussen de verschuldigde huur, of bij een vrije keuze woning de door de commandant bepaalde maximale huur, en de eigen bijdrage.”
De militaire kamer constateert dat de wettelijk opgelegde verplichtingen met betrekking tot de maandelijkse tegemoetkoming in de woninghuur voortvloeien uit artikel 108 van het Algemeen Militair Ambtenarenreglement in samenhang met artikel 13 van het Voorzieningenstelsel Buitenland Defensiepersoneel.
Voorts voorziet het formulier Dfe 022 in de mogelijkheid om te verzoeken in aanmerking te komen voor de in artikel 13 VBD genoemde tegemoetkoming woninghuur. Op dit formulier staat, net boven het ondertekeningblok, dat de verzoeker verklaart:
“(…)
d dat de woning niet is/wordt onderverhuurd en dat geen andere personen dan gezinsleden bij hem/haar inwonen;
e dat hij/zij indien wijziging optreedt in de vermelde gegevens of in het hier verklaarde, onverwijld het DienstenCentrum Internationale Ondersteuning (DC IOD) hiervan in kennis zal stellen;
(…)”
In het dossier en in de tenlastelegging wordt, naar het oordeel van de militaire kamer ten overvloede, nog verwezen naar de Aanwijzing Commando Zeestrijdkrachten CZMCARIB 577. Deze stelt in paragraaf 3711 dat de defensieambtenaar die in aanmerking wil komen voor een tegemoetkoming in de woninghuur een aanvraag op het daartoe bestemde formulier in moet dienen bij de commandant. Uit het dossier blijkt echter niet of en wanneer deze Aanwijzing door het daartoe bevoegde gezag is vastgesteld, waardoor de militaire kamer niet kan beoordelen of er sprake is van een (dienst)voorschrift. De militaire kamer zal deze aanwijzing CZMCARIB 577 dan ook niet verder bij de beoordeling betrekken.
De inhoudelijke beoordeling
Vervolgens zal de militaire kamer de tenlastelegging inhoudelijk beoordelen.
[naam 1] heeft verklaard dat hij sinds november 2013 een appartement huurde op de [adres 2] [8] voor een bedrag van 650 gulden (
de militaire kamer begrijpt: Florin). [9] Hij betaalde dit bedrag via overboeking via de bank, met als omschrijving ‘huur’. [10] Na augustus 2015 heeft [naam 1] de opmerking ‘huur’ bij de overschrijving weggelaten omdat hij verdachte had gesproken en verdachte tegen hem had gezegd dat het geen huur betrof. [11] Op 8 januari 2016 heeft [naam 1] verklaard dat hij woonde in het achterste appartement van het vrijstaande huis waar twee appartementen bij zijn. [12]
[naam 1] had geen huurcontract omdat hij zich niet kon inschrijven op het adres, de [adres 2] [13]
Verdachte heeft op 16 oktober 2015 verklaard dat hij geen ruimtes van of in zijn woning mocht verhuren aan derden. Hij had ook geen toestemming van de verhuurder om een studio onder te verhuren. [14]
Op 12 juli 2013 heeft verdachte door middel van het voornoemde formulier Dfe 022 een tegemoetkoming woninghuur voor zijn woning aan de [adres 2] aangevraagd. [15]
De verklaringen van verdachte en [naam 1] dat [naam 1] bij verdachte woonde worden ondersteund door de bankafschriften van verdachte over de periode van november 2013 tot met oktober 2015 waarin volgt dat verdachte maandelijks een bedrag van 650,00 Florin ontving van [naam 1] .
Getuige [getuige] heeft nog verklaard, tijdens zijn verhoor op 21 juni 2016, dat hij het voorgaande jaar twee weken bij verdachte een appartement heeft gehuurd voor 400,00 Florin per week. Verdachte had tegen hem gezegd dat hij dit niet aan iedereen moest vertellen, want hij verhuurde alleen aan collega’s en vrienden die het nodig hadden. [16]
De conclusie
Uit het vorenstaande volgt naar het oordeel van de militaire kamer onomstotelijk dat verdachte [naam 1] – die niet behoorde tot het gezin van verdachte – heeft laten wonen in een van de studio’s behorende bij zijn huurwoning. Nu verdachte zelf het aanvraagformulier voor de tegemoetkoming in de woninghuur heeft ingediend moet het voor hem duidelijk zijn geweest dat ook het laten inwonen van anderen dan zijn gezinsleden in zijn woning verboden was. Dat verdachte dat wist, blijkt mede uit de hiervoor aangehaalde verklaringen van [naam 1] en [getuige] . Nu verdachte [naam 1] toch in één van de appartementen heeft laten verblijven had verdachte deze omstandigheid onverwijld moeten doorgeven aan het DCIOD. Deze omstandigheid was dan van invloed op de vaststelling op het recht van de tegemoetkoming van verdachte dan wel op de hoogte van de tegemoetkoming geweest. Verdachte heeft echter nagelaten om deze wijziging aan het DCIOD door te geven.
De periode
De militaire kamer gaat, gelet op de verklaring van [naam 1] , ervan uit dat [naam 1] in ieder geval op 8 januari 2016 nog in het appartement aan de [adres 2] woonde. Of hij tot 4 mei 2016 in het appartement heeft gewoond kan niet uit het dossier worden opgemaakt. Om die reden zal de militaire kamer de pleegperiode inperken tot 8 januari 2016.
Gelet op het vorenstaande acht de militaire kamer het tenlastegelegde overtuigend bewezen, met inachtneming van de inperking van de pleegperiode.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
één ofmeerdere tijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 27 november 2013 tot en met 8 januari 2016 te Savaneta, Aruba,
althans binnen het Koninkrijk der Nederlanden,
in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift(en) opgelegde verplichting, te weten artikel 108 Algemeen militair ambtenarenreglement
en/of, althansin samenhang met artikel 13 Voorzieningenstelsel Buitenland Defensiepersoneel,
en/of, althans in samenhang met, artikel 12 derde lid Voorzieningenstelsel Buitenland Defensiepersoneel en/of, althans in samenhang
met, paragraaf 3200 sub 3212 onder g Aanwijzing Commando Zeestrijdkrachten
CZMCARIB 577 en/of, althans in samenhang met paragraaf 3700 onder 3710 Aanwijzing Commando Zeestrijdkrachten CZMCARIB 577
opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, en dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl hij, verdachte, wist,
althans redelijkerwijze moest vermoedendat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van
verdachtes of eens anders rechtop een verstrekking of tegemoetkoming, te weten verdachtes recht op een tegemoetkoming woninghuur buitenland en/of verdachtes recht op een aanvulling tegemoetkoming woninghuur buitenland, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, door (telkens) opzettelijk na te laten om onverwijld en
/ofuit eigen beweging het DienstenCentrum Internationale Ondersteuning Defensie (DCIOD) er (volledig) van op de hoogte te stellen dat hij, verdachte, [naam 1] , zijnde een ander dan verdachte en/of zijn gezinsleden
in (een deel van) zijn woning en/of appartement, althans
op het door hem gehuurde perceel
en/of in de door hem gehuurd woning en/of gehuurde appartementliet wonen
/huisvesten.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
In strijd met een de schuldige bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl het feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, en terwijl de schuldige weet dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming dan wel voor de hoogte of de duur van een dergelijke verstrekking of tegemoetkoming, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van 180 uren werkstraf, te vervangen door 90 dagen hechtenis.
Beoordeling door de rechtbank
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 23 mei 2019.
Verdachte heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan fraude door opzettelijk na te laten door te geven dat hij een ander tegen betaling liet wonen op/in de door hem gehuurde woonruimte. Hierdoor is het voor Defensie onmogelijk geweest, met inachtneming van alle van belang zijnde feiten en omstandigheden, het recht van verdachte op een tegemoetkoming in de woninghuur, dan wel de juiste hoogte hiervan te bepalen. Daarmee heeft verdachte Defensie voor een, vermoedelijk aanzienlijk, bedrag benadeeld. Verdachte heeft, zo blijkt ook uit de verklaring van [getuige] , willens en wetens misbruik gemaakt van een sociale huurvoorziening die bij Defensie bestaat. Hij kreeg een aanzienlijke vergoeding van Defensie om een woning te huren, maar wilde daar nog een extra slaatje uit slaan door ongeoorloofd extra inkomsten te vergaren. Dit neemt de militaire kamer verdachte kwalijk, zeker omdat hij op deze manier zijn werkgever voor de gek heeft gehouden. Bovendien heeft verdachte geen verantwoordelijkheid voor zijn daden genomen, nu verdachte ook met deze praktijken is doorgegaan nadat hij daarop was aangesproken.
In beginsel is bij fraude, zoals in dit geval, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan de orde. De militaire kamer houdt echter rekening met de eis van de officier van justitie, alsmede met het feit dat verdachte niet eerder voor een dergelijk feit is veroordeeld, en dat verdachte inmiddels niet meer werkzaam is bij Defensie.
Gelet op het voorgaande acht de militaire een fikse taakstraf op zijn plaats, zoals hierna te melden.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij, Commando Zeestrijdkrachten van het Ministerie van Defensie heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezen verklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 29.945,60.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, nu de vordering goed is onderbouwd, vermeerderd met de wettelijke rente en met vordering van de schadevergoedingsmaatregel.
Beoordeling door de rechtbank
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de behandeling van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De militaire kamer komt tot dit oordeel omdat zich onvoldoende informatie in het dossier bevindt omtrent grondslag en hoogte van de vordering. De militaire kamer kan niet uitsluiten dat verdachte aanspraak zou hebben behouden op enige tegemoetkoming indien hij het DCIOD wel zou hebben medegedeeld dat er iemand anders dan een gezinslid op zijn perceel woonachtig was. Dat vereist nader onderzoek. Een dergelijk onderzoek veroorzaakt een onevenredige belasting van het strafgeding.
De benadeelde partij kan de vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22b en 227b van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De meervoudige militaire kamer:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
taakstrafgedurende
180 (honderdtachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 (negentig) dagen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij Commando Zeestrijdkrachten, Ministerie van Defensie.
 verklaart de
benadeelde partij niet-ontvankelijk.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Quak (voorzitter) en mr. J.M.J.M. Doon, rechters, en
Kolonel mr. H.C.M. Snellen, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Verhagen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 juli 2019.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door wachtmeester 1e klasse der Koninklijke Marechaussee en buitengewoon agent van Politie Aruba [naam 3] , district LBE, brigade Caraïbisch Gebied, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer BAVP11/15-000042, gesloten op 4 augustus 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 32, onderaan.
3.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 33, eerste helft van de pagina.
4.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 34, derde en vierde alinea.
5.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 34 onderaan en Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 35, zevende alinea, derde zin.
6.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 36, vijfde alinea, eerste en derde zin.
7.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 35, vierde alinea.
8.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 1] , p. 134, derde en vierde alinea.
9.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 1] , p. 135, negende alinea, tweede zin.
10.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 1] , p. 136, zevende alinea en achtste alinea, tweede zin.
11.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 1] , p. 137, eerste en tweede alinea, tweede zin.
12.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 1] , p. 135, zesde alinea.
13.Het proces-verbaal, p. 20, vijfde alinea.
14.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 34, zesde en zevende alinea.
15.Een schriftelijk bescheid, te weten aanvraagformulier tegemoetkoming woninghuur en lening huurwaarborgsom buitenland van Ministerie van Defensie, p. 39 en 40.
16.Het proces-verbaal van verhoor [getuige] , p. 175.