ECLI:NL:RBGEL:2019:3564

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 augustus 2019
Publicatiedatum
6 augustus 2019
Zaaknummer
NL19.8703
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.A.M. Strens - Meulemeester
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van de mededelingsplicht bij het aangaan van een arbeidsongeschiktheidsverzekering en de gevolgen daarvan voor uitkering en opzegging

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 6 augustus 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en Achmea Schadeverzekeringen NV over de weigering van een arbeidsongeschiktheidsuitkering. [eiser] had in 2008 een arbeidsongeschiktheidsverzekering afgesloten bij PGGM, die later werd overgedragen aan Achmea. Bij de aanvraag vulde [eiser] een gezondheidsverklaring in, waarin hij bepaalde medische aandoeningen niet meldde. Achmea weigerde in 2016 de uitkering en beëindigde de verzekering op grond van schending van de mededelingsplicht. De rechtbank oordeelde dat [eiser] inderdaad relevante informatie had verzwegen, wat Achmea het recht gaf om de verzekering op te zeggen en de uitkering te weigeren. De rechtbank benadrukte dat de mededelingsplicht ook geldt voor minder ernstige aandoeningen en dat de waarschuwing in de gezondheidsverklaring voldoende was om [eiser] te wijzen op de noodzaak om alle relevante informatie te verstrekken. De vorderingen van [eiser] werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer: NL19.8703
Vonnis van 6 augustus 2019
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser, hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat mr. H.A.J. Stollenwerck te Maastricht,
tegen
de naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN NV,
gevestigd te Apeldoorn,
verweerster, hierna te noemen: Achmea,
advocaat mr. H.E. Foudraine te Apeldoorn.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de procesinleiding
  • het verweerschrift
  • producties 8 tot en met 10 van Achmea
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling op 25 juli 2019.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 24 september 2008 heeft [eiser] van PGGM een brief met folder ontvangen van de PPGM arbeidsongeschiktheidsverzekering. Voor € 18,89 per maand wordt aanvullend inkomen in het vooruitzicht gesteld als een deel van het inkomen door arbeidsongeschiktheid wegvalt. De brief sluit af met:

Regel het nu
Vul het antwoordformulier in en stuur dit naar ons terug. Vergeet ook niet de
gezondheidsverklaring in te vullen. Dit hebben wij nodig om de verzekering af te sluiten.”
2.2.
Op 27 september 2008 heeft [eiser] de ”
Verkorte gezondheidsverklaring” ingevuld en ondertekend teruggestuurd. In de aanhef staat:

Lees de vragen goed door en beantwoord ze eerlijk. Let er goed op dat u alle vragen invult.
(…)
Gezondheidsvragen
(…)
4. Verzuim
Heeft u de laatste 3 jaar wegens ziekte 2 weken of langer achtereen niet gewerkt? ■ nee □ ja
Zo ja, hoelang was u ziek? waarom?
Wanneer was dat?
5. Arbeidsongeschiktheid
Bent u de afgelopen 10 jaar arbeidsongeschikt geweest? (u heeft/had een WAO- of WIA-uitkering) ■ nee □ ja
Zo ja, hoe lang was u arbeidsongeschikt? waarom?
Wanneer was dat?
6. Ziekten
Lijdt u of heeft u ooit geleden aan een ziekte, kwaal of gebrek zoals kanker, hart-aandoeningen, druk op de borst, verhoogde bloeddruk, longaandoeningen, astma, ziekte van de maag, darmen of ingewanden, suikerziekte, nieraandoeningen, leverkwalen, aandoeningen van het zenuwstelsel, hersenletsel, psychische stoornissen of psychische overbelasting of aan een andere ernstige ziekte, gebrek of kwaal? ■ nee □ ja
6.
6. Ziekten (vervolg)
Zo ja, welke aandoening of klacht betreft het?
Wanneer was dat?
Bent u hiervoor behandeld door een huisarts of specialist? □ nee □ ja
Zo ja, bent u nog onder behandeling of controle? □ nee □ ja
Heeft u hiervoor medicijnen gebruikt? □ nee □ ja
Zo ja, welke medicijnen?
Gebruikt u deze nog steeds? □ nee □ ja
Heeft u nog klachten? □ nee □ ja
(…)
Onderteken het formulier en stuur het samen met de offerte in bijgevoegde antwoordenvelop naar PGGM. Een postzegel is niet nodig. Onze medisch adviseur stuurt de offerte samen met zijn beoordeling door naar PGGM Verzekeringen.
Uw gezondheidsverklaring blijft in het bezit van de medisch adviseur.
2.3.
Met ingang van 1 december 2008 is een arbeidsongeschiktheidsverzekering van kracht (geweest) tussen [eiser] en PGGM.
Artikel 2.2 van de Algemene Voorwaarden PGGM Arbeidsongeschiktheidsverzekering luidt als volgt:

Als sprake is van opzet om PGGM Verzekeringen te misleiden wordt de verzekeringsovereenkomst door PGGM Verzekeringen beëindigd. Dit geldt ook als vragen verkeerd beantwoord zijn of relevante feiten of omstandigheden niet gemeld zijn. Relevant zijn in ieder geval ook ziekten, kwalen en gebreken die de verzekerde en/of verzekeringnemer voor het sluiten van de verzekering kende.”
2.4.
Bij brief van 16 mei 2013 heeft PGGM [eiser] op de hoogte gebracht van de overdracht van de arbeidsongeschiktheidspolis aan Achmea, handelend onder de naam Avéro Achmea, met ingang van 1 januari 2013. Tevens is [eiser] de mogelijkheid geboden om de verzekering op te zeggen. [eiser] heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
2.5.
Op 14 augustus 2014 maakt [eiser] jegens Achmea aanspraak op een arbeidsongeschiktheidsuitkering wegens psychische klachten. Naar aanleiding van deze arbeidsongeschiktheidsmelding is een onderzoek gestart. Bij brief van 20 december 2016 laat de volmacht namens Achmea weten dat het verzoek om uitkering wordt afgewezen op grond van artikel 2.2 van de algemene voorwaarden, omdat volgens de medisch adviseur sprake is van het niet melden van relevante feiten en omstandigheden die [eiser] voor het sluiten van de verzekering kende. Om dezelfde reden heeft Achmea per 1 augustus 2016 de verzekeringsovereenkomst beëindigd.
2.6.
Uit de medische rapportages komt naar voren dat [eiser] van jongs af aan slechthorend is aan het linker oor, dat in 1996 een goedaardige epidermoid cyste ter hoogte van de linker brughoek operatief is verwijderd, dat sprake is geweest van een depressie en een cognitieve stoornis NAO en dysthyme stoornis in 2005.
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] , tevens medisch adviseur, antwoordt aan Achmea rechtsbijstand (door [eiser] ingeschakeld) op de vraagstelling “Wat was het advies bij acceptatie geweest indien verzwegen medische gegevens/klachten (indien van toepassing) toen reeds bekend waren? onder meer het volgende: “
Indien hij dit wel vermeld had was in verband met de brughoektumor aanvullende informatie opgevraagd. Bij aanhoudende klachten na verwijdering van de aandoening, zoals hier in ieder geval voor wat betreft de cognitieve klachten zo blijkt te zijn, is er aanleiding om negatief te adviseren. Dan was betrokkene op medische gronden afgewezen. (…)
2.7.
In het door Achmea overgelegde VTPO (Verzekerings Technisch Product Ontwerp) van de verzekering van [eiser] is over medische acceptatie het volgende opgenomen:
8. Medische acceptatie
Bij de technische acceptatie kan er in bepaalde gevallen gekeken worden naar de hoogte van het verzekerde recht in relatie tot het inkomen. Dit gebeurt op het ‘gevoel’ en hiervoor zijn geen formele richtlijnen opgesteld.
8.1
Nieuwe polissen
Deelnemers die ziek zijn of al WAO/WIA uitkering ontvangen komen niet in aanmerking voor het afsluiten van dit product. Voor overige deelnemers gelden de volgende medische grenzen:
Kapitaal
t/m 45 jaar
Boven 45 jaar
t/m € 30.000
GV
GV
€ 30.000 t/m
€ 65.000
UGV + verk.
Lab onderz.
incl HIV
UGV + verk. Lab onderz.
incl HIV
(…)
(…)
(…)
Indien een van de antwoorden op de vragenlijst daar aanleiding toegeeft wordt dit voorgelegd aan de medisch adviseur. Deze geeft vervolgens een advies:
● afwijzen
● aanvullende medische gegevens opvragen/keuren
● accepteren rekening houdend met bepaalde mate van verhoogde AO-kans (hogere
prijs)
2.8.
Bij brief van 27 juni 2019 beantwoordt [verzekeringsarts/medisch adviseur 1] , verzekeringsarts/medisch adviseur de door Achmea gestelde vraag:

Is er, rekening houdend met de gezondheidskundige en verzekeringstechnische gegevens, sprake van een verhoogd verzekeringsrisico bij aanvraag van de arbeidsongeschiktheidsverzekering in of rond september/oktober 2008?” als volgt:

M.i. is er sprake van een verhoogd verzekeringsrisico bij aanvraag van de arbeidsongeschiktheidsverzekering in of rond september/oktober 2008.”
Bij brief van 1 juli 2019 concludeert [verzekeringsarts/medisch adviseur 2] , verzekeringsarts/medisch adviseur op het verzoek van Achmea om een visie op de geanonimiseerde casus, betreffende een acceptatiebeoordeling verzwijging, te geven als volgt:

er is een sprake van een verhoogd verzekeringsrisico op het moment van de aanvraag van de arbeidsongeschiktheidsverzekering in of rond september 2008.”

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert na vermindering van eis dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Achmea veroordeelt tot betaling van:
I een bedrag van € 11.200,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over telkens een bedrag van € 350,00 vanaf 30 dagen nadat de maanduitkering opeisbaar is geworden en te
berekenen tot de dag der algehele voldoening,
II een bedrag van € 350,00 per maand vanaf 1 april 2019 tot 1 september 2029, althans
zolang [eiser] meer dan 35% volledig arbeidsongeschikt is, te vermeerderen met de
wettelijke rente vanaf 30 dagen na opeisbaarheid van elk maandbedrag en te berekenen
tot de dag der algehele voldoening,
III buitengerechtelijke kosten van € 1.736,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
heden en te berekenen tot de dag der voldoening,
IV alsmede in de kosten van deze procedure, onder bepaling dat u de wettelijke rente
over de proceskosten verschuldigd wordt indien u niet binnen veertien dagen na
dagtekening van het vonnis, althans na de dag van betekening van het vonnis hebt betaald.
3.2.
Achmea voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Deze zaak gaat over de vraag of Achmea aan [eiser] het recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering mocht weigeren en deze verzekering per 1 augustus 2016 mocht opzeggen wegens verzwijging door [eiser] van volgens Achmea voor haar relevante feiten ter beoordeling van het risico op arbeidsongeschiktheid bij het aangaan van de verzekering.
4.2.
[eiser] betwist dat hij bij het aangaan van de arbeidsongeschiktheidsverzekering informatie voor Achmea heeft verzwegen waarvan hij redelijkerwijs had behoren te begrijpen dat deze voor Achmea van belang was voor de beslissing of, en zo ja, op welke voorwaarden zij [eiser] wilde verzekeren tegen het risico van arbeidsongeschiktheid (artikel 9:928 lid 1 BW). PGGM heeft destijds in 2008 [eiser] een brochure gestuurd met een aanbod om voor een gering maandbedrag een aanvullend inkomen zeker te stellen bij arbeidsongeschiktheid. Hiertoe moest hij onder meer een verkorte gezondheidsverklaring invullen. Bij het invullen hiervan is hij niet bijgestaan door een functionaris van PGGM en op het formulier is niet vermeld welke sancties de verzekeraar hanteert indien de vragen niet volledig of onjuist worden ingevuld. Hij heeft de vragen zo begrepen dat alleen ernstige ziekten van belang waren en hij voelde hij zich op dat moment goed gezond, aldus [eiser] .
4.3.
Vaststaat dat [eiser] vraag 6: “
Lijdt u of heeft u ooit geleden aan een ziekte, kwaal of gebrek zoals (…)” (zie 2.2) ontkennend heeft beantwoord
.Het standpunt van [eiser] dat alleen ernstige ziekten vermeld hoeven te worden, is niet houdbaar. Behalve ernstige ziekten staan ook minder ernstige aandoeningen als voorbeeld in vraag 6 opgesomd. Hierbij komt het de rechtbank voor dat de operatie in 1996 aan een brughoektumor, ook als tevoren bekend is dat het een goedaardige tumor is, een ingrijpende gebeurtenis is. Na deze operatie heeft [eiser] klachten van concentratiestoornissen en vergeetachtigheid. Er is sprake geweest van een depressie in 2000. In 2005 is nog een neuropsychologisch onderzoek (NPO) gedaan in verband met voornoemde cognitieve stoornissen. De vervolgvraag, die ziet op bevestigende beantwoording van vraag 6, stelt nadere vragen met onder andere ook de vraag “
Heeft u nog klachten”. Hieruit had [eiser] kunnen afleiden dat hij vraag 6 ook bevestigend moest beantwoorden als sprake is geweest van ziekten waarvan hij inmiddels geen klachten meer ondervond. Dat [eiser] zijn mededelingsplicht heeft geschonden, staat hiermee vast. De omstandigheid dat hij geen bijstand bij het invullen van het formulier heeft gehad en niet op de hoogte was van eventuele sancties bij niet nakoming van deze verplichting, maakt niet dat de tekortkoming [eiser] niet kan worden toegerekend. De inleiding van de verkorte gezondheidsverklaring luidt immers als volgt: “
Lees de vragen goed door en beantwoord ze eerlijk. Let er goed op dat u alle vragen invult.” Deze waarschuwing is voldoende om de relatief eenvoudige vragen naar waarheid in te vullen.
Conclusie is dat Achmea terecht een beroep gedaan heeft op schending van de mededelingsplicht door [eiser] .
4.4.
Achmea heeft met een beroep op artikel 9:929 lid 2 BW de verzekering opgezegd en ingevolge artikel 9:930 lid 4 BW aan [eiser] iedere uitkering ontzegt. [eiser] heeft betwist dat Achmea hiertoe mocht overgaan. Achmea hanteert namelijk een acceptatiebeleid dat afwijkt van wat een redelijk handelend verzekeraar doet en waarvan [eiser] niet op de hoogte was bij het invullen van de verkorte gezondheidsverklaring.
4.5.
Het beroep van Achmea op de artikelen 9:929 lid 2 en 9:930 lid 4 BW kan in beginsel alleen slagen als zij aantoont dat een redelijk handelend verzekeraar bij bekendheid met de ware stand van zaken de verzekering niet zou hebben gesloten.
De Hoge Raad overweegt in dat verband:

dat bij het beantwoorden van de vraag wat een redelijk handelend verzekeraar bij kennis van de ware stand van zaken zou hebben gedaan, groot gewicht kan toekomen aan het acceptatiebeleid van andere verzekeraars. Niet uitgesloten is evenwel dat het beleid van een of meer andere verzekeraars op inhoudelijke gronden de toets aan de maatstaf van een redelijk handelend verzekeraar niet kan doorstaan, zodat daarop geen beroep kan worden gedaan. Evenmin is uitgesloten dat het acceptatiebeleid van de betrokken verzekeraar op inhoudelijke gronden blijkt te voldoen aan de maatstaf van de redelijk handelend verzekeraar, ook al voeren andere verzekeraars een ander (of geen) beleid ten aanzien van de betrokken feiten en omstandigheden. Het beredeneerde betoog van een verzekeraar dat een redelijk handelend verzekeraar, bij kennis van de ware stand van zaken, de verzekering niet zou hebben gesloten, kan – afhankelijk van de door de verzekeraar daartoe aangevoerde argumenten en de omstandigheden van het geval – tot het oordeel leiden dat een redelijk handelend verzekeraar de verzekering in dat geval niet zou zijn aangegaan. Voor dat oordeel is niet steeds noodzakelijk dat het acceptatiebeleid van andere verzekeraars wordt onderzocht. Het zal van het verweer van de verzekeringnemer afhangen of het acceptatiebeleid van andere verzekeraars in de beoordeling moet worden betrokken.” (HR 5 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1841)
4.6.
Ter onderbouwing van haar standpunt dat zij het arbeidsongeschiktheidsrisico van [eiser] niet in dekking had genomen, heeft Achmea het VTPO (Verzekerings Technisch Product Ontwerp) overgelegd, het advies van [verzekeringsarts/medisch adviseur 2] , verzekeringsarts/ medisch adviseur en de schriftelijke beantwoording van door Achmea aan [verzekeringsarts/medisch adviseur 1] , verzekeringsarts/medisch adviseur gestelde vraag. Tevens is een uitgebreid verslag van [naam verzekeringsarts] , verzekeringsarts/medisch adviseur beschikbaar dat ten behoeve van [eiser] is opgesteld in opdracht van Achmea Rechtsbijstand, de rechtsbijstandsverzekeraar van [eiser] .
4.7.
Op grond van het VTPO moest [eiser] voor medische acceptatie een gezondheidsverklaring invullen. Uit de beschikbare medische informatie over de gezondheid van [eiser] in de periode van 1996 tot 2008 blijkt dat [eiser] de gezondheidsverklaring niet juist heeft ingevuld. De vraag is wat Achmea zou hebben beslist bij de kennis van de ware stand van zaken in 2008. De ware stand van zaken ten tijde van het invullen is onder meer kenbaar uit de door [verzekeringsarts/medisch adviseur 2] uit het medisch dossier van [eiser] gedestilleerde opsomming van de klachten en de met de klachten samenhangende risico’s :
“•
Psychische klachten: De huisarts vermeldt in zijn journaal: in 1997 depressie. De
psychiater vermeldt in zijn brief van 17-07-2017 bij de voorgeschiedenis: in 1997
depressie en in 2005 dysthyme stoornis. Depressies recidiveren in 60% van de gevallen en
een dysthyme stoornis is berucht vanwege het therapieresistente chronische karakter. Dit
leidt dus zonder meer tot een verhoogd verzekeringsrisico.
• Gehoorklachten: al dan niet in relatie met de verwijdering van de brughoektumor in 1997.
Het betreft een zeer fors gehoorverlies en problemen met de spraakverstaanbaarheid. Dit
leidt vaak tot vermoeidheid, isolement en cognitieve en psychische klachten (>10%). Ook
hierdoor is er daarom sprake van een verhoogd verzekeringsrisico.
• Cognitieve klachten waarvan de genese niet duidelijk is. Volgens de onderzoeker in 2005
leken de door de betrokkene subjectief ervaren klachten gerelateerd aan normale
cognitieve verschijnselen t.g.v. de operatie in 1997, terwijl bij neuropsychologisch
onderzoek ook enigetekorten
werden geobjectiveerd. Het verhoogde risico ligt hier
voornamelijk in het feit dat op dat moment geheel onduidelijk was hoe zich dit in de te
verzekeren toekomst zou ontwikkelen.
Voorts heeft de advocaat opgegeven dat [eiser] naar aanleiding van het overlijden van zijn broer in 2000 nog een lichte depressie heeft gehad, die medicamenteus is behandeld.
4.8.
Als [eiser] in de gezondheidsverklaring bij vraag 6 melding had gemaakt van de hersenoperatie en de gehoorstoornis, en van de psychische en cognitieve klachten, had Achmea na het opvragen van aanvullende medische gegevens en een eventuele keuring, de keuze tussen afwijzen van het risico dan wel tegen een hogere prijs het verhoogde risico van arbeidsongeschiktheid accepteren (zie 2.7). Achmea stelt dat zij als redelijk handelend verzekeraar heeft mogen kiezen voor afwijzen van het risico vanwege de onzekerheid over de ontwikkeling van de psychische en cognitieve klachten van [eiser] in de toekomst.
4.9.
[eiser] bepleit dat Achmea moet bewijzen dat zij als redelijk handelend verzekeraar op 27 september 2008 het verzekeren van het risico op arbeidsongeschiktheid van [eiser] zou hebben geweigerd als zij bekend was met (1) de operatieve verwijdering van de tumor in 1996, (2) een korte tijd van klachten van concentratie en vergeetachtigheid als gevolg daarvan, (3) slechthorendheid van jongs af aan en (4) een lichte depressie in 2000 die met medicatie is verholpen. Hierbij rekening houdend met de omstandigheid dat [eiser] in de periode van december 2002 tot 1 januari 2014 werkzaam is geweest bij de welzijnsinstelling Trajekt zonder één dag verzuim wegens ziekte; in oktober/november 2007 met succes aan een training in de Verenigde Staten heeft deelgenomen; alsmede de training “Nieuwe bestuurders op Maat” aan de Maastricht Graduate School of Governance succesvol heeft afgesloten. [eiser] stelt voor dat de rechtbank een deskundige benoemt ter beantwoording van de vraag “
Wat was de lichamelijke en geestelijke gezondheidstoestand van [eiser] op 27 september 2008?” en de vraag “
Zou een redelijk handelend verzekeraar in Nederland - bekend met de uit dat onderzoek voortkomende feiten - het risico van arbeidsongeschiktheid hebben geweigerd?
4.10.
[eiser] heeft aldus volstaan met het opsommen van ziekten die hij volgens hem had moeten opgeven en het benadrukken van zijn arbeidsgeschiktheid over een lange periode als uitgangspunt voor de beoordeling van het arbeidsongeschiktheidsrisico. Hij heeft niet gemotiveerd aangevoerd dat de medische informatie waarop Achmea haar standpunt baseert, onjuist is. Evenmin heeft hij aangevoerd dat Achmea hem niet geweigerd zou hebben, maar tegen een hogere premie zou hebben verzekerd.
4.11.
Het verzoek van [eiser] tot benoeming van een deskundige wordt afgewezen. Allereerst omdat [eiser] te weinig concrete eigen stellingen heeft ingenomen over het acceptatiebeleid dat Achmea in zijn geval als redelijk handelend verzekeraar had moeten hanteren. In de tweede plaats gaan de voorgestelde vragen langs de kern heen. Het gaat erom dat de verzekeraar op basis van de informatie over de lichamelijke en geestelijke gezondheidstoestand van [eiser] in de periode van 1996 tot 27 september 2008 zich een beeld kan vormen over het risico van arbeidsongeschiktheid in de toekomst. Vragen over hoe groot de kans op herhaling van bepaalde klachten is, zijn dan van belang. De vraagstelling van [eiser] lijkt te veel te focussen op alleen het moment van invullen van de gezondheidsverklaring.
4.12.
Op grond van het voorgaande heeft te gelden dat Achmea als redelijk handelend verzekeraar het risico van arbeidsongeschiktheid van [eiser] in de genoemde concrete omstandigheden zoals hiervoor uiteengezet niet had verzekerd. De vorderingen van [eiser] zullen daarom worden afgewezen.
4.13.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Achmea worden begroot op:
- griffierecht 1.992,00
- salaris advocaat
1.086,00(2 punten × tarief € 543,00)
Totaal € 3.078,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Achmea tot op heden begroot op € 3.078,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. Strens - Meulemeester en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2019.
St/Vr