ECLI:NL:RBGEL:2019:3767

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 augustus 2019
Publicatiedatum
22 augustus 2019
Zaaknummer
05/740558-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke taakstraf voor de handel in gestolen champagne met terugbetalingsverplichting

Op 22 augustus 2019 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van schuldheling van champagneflessen. De verdachte, geboren in 1987 en woonachtig in Nederland, had in de periode van 1 november 2018 tot en met 5 december 2018 een grote hoeveelheid champagneflessen verworven, terwijl hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze flessen door misdrijf waren verkregen. De officier van justitie vorderde vrijspraak voor opzetheling, maar eiste bewezenverklaring van schuldheling. De verdediging pleitte voor integrale vrijspraak, stellende dat er geen bewijs was dat de champagne gestolen was en dat de verdachte geen wetenschap had van de criminele herkomst.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte onvoldoende onderzoek had gedaan naar de herkomst van de champagneflessen, ondanks duidelijke aanwijzingen dat deze afkomstig waren van diefstal. De rechtbank concludeerde dat de verdachte had moeten vermoeden dat de champagne door een misdrijf was verkregen, gezien de lage prijs en de omstandigheden waaronder de flessen werden geleverd. De verdachte werd schuldig bevonden aan schuldheling en kreeg een voorwaardelijke taakstraf van 80 uur opgelegd, met de verplichting om ruim € 7.000 terug te betalen aan de benadeelde partij, Albert Heijn.

De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en de impact van de zaak op zijn gezin. De rechtbank vond een onvoorwaardelijke straf niet op zijn plaats, maar legde wel een voorwaardelijke taakstraf op als waarschuwing voor de toekomst.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/740558-18
Datum uitspraak : 22 augustus 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
Raadsvrouw: mr. M.P. Waninge, advocaat te Groningen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 8 augustus 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 01 november 2018 tot en met 05 december 2018 te Uden en/of Nuland, in elk geval in Nederland, een goed, te weten een grote hoeveelheid champagneflessen heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor opzetheling en gerekwireerd tot bewezenverklaring van schuldheling. Volgens de officier kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte in de ten laste gelegde periode een grote hoeveelheid flessen champagne heeft afgenomen van [naam] en dat deze flessen afkomstig zijn van diefstal door [naam] en dus door een misdrijf zijn verkregen. Verdachte heeft onvoldoende onderzoek gedaan naar de herkomst van de flessen, terwijl er duidelijke aanwijzingen waren voor twijfel aan de betrouwbaarheid van [naam] . Verdachte had dan ook redelijkerwijs moeten vermoeden dat de flessen champagne uit misdrijf afkomstig waren. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en nader toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit. Daartoe heeft zij primair aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat [naam] in de ten laste gelegde periode een
grote hoeveelheidchampagneflessen heeft gestolen en voorts dat er geen bewijs is dat de champagne die verdachte van [naam] heeft afgenomen, ook de champagne is die [naam] heeft gestolen. Subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte geen wetenschap had van de criminele herkomst van de champagneflessen die hij van [naam] heeft afgenomen en dat hij in het kader van zijn onderzoeksplicht datgene heeft gedaan wat van hem kon worden gevergd.
Beoordeling door de rechtbank
Beoordeling verwerving door verdachte van door misdrijf verkregen champagneflessen
Op grond van de bewijsmiddelen, waaronder aangiften van Albert Heijn filialen en Albert Heijn B.V., bezien in onderlinge samenhang met de bijbehorende processen-verbaal uitkijken camerabeelden en processen-verbaal van herkenning, alsmede een proces-verbaal van bevindingen inzake onderzoek kassabon Albert Heijn en inzake verdachte transacties bij Albert Heijn filialen en de telkens door de dader toegepaste zelfde specifieke modus operandus, [2] stelt de rechtbank vast dat verdachte [naam] (hierna: [naam] ) vóór en in de periode van 1 november 2018 tot en met 4 december 2018 met grote regelmaat, grote hoeveelheden flessen wijn en champagne heeft weggenomen bij Albert Heijn. Uit het onderzoek naar [naam] is geen enkele aanwijzing gebleken dat hij ook op legale wijze wijnen en champagne van Albert Heijn of van derden betrok. De rechtbank concludeert daarom dat alle flessen wijn en champagne die [naam] in de ten laste gelegde periode heeft verkocht, afkomstig waren van diefstal.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij (onder meer) in de ten laste gelegde periode flessen wijn en champagne heeft afgenomen van [naam] , die hij vervolgens weer heeft verkocht. [3] Uit WhatsApp-berichten, aangetroffen op de telefoon van [naam] , is op te maken dat [naam] in de periode van 1 november tot en met 4 december 2018 iedere week een door verdachte geplaatste bestelling van (onder meer) flessen champagne aflevert aan verdachte. [4] Ook heeft de politie in de boekhouding van verdachte notities aangetroffen van lijstjes met aantallen flessen champagne en andere wijnen die verdachte van [naam] heeft aangekocht. Op grond van het voorgaande, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de ten laste gelegde periode champagneflessen heeft afgenomen van [naam] en dat deze afkomstig zijn van diefstal en aldus door een misdrijf zijn verkregen. De verweren die de raadsvrouw op dit punt heeft gevoerd, worden weerlegd door de bewijsmiddelen zodat deze worden verworpen.
De raadsvrouw heeft betoogd dat het onderdeel ‘grote hoeveelheid’ in de tenlastelegging een subjectief en vaag begrip is en voorts dat hooguit kan worden bewezen dat [naam] in de periode van 1 november tot en met 5 december 2018 30 flessen champagne heeft gestolen, wat geen ‘grote hoeveelheid’ is, zodat verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken .
De rechtbank volgt de raadsvrouw hierin niet. Immers, voor de beantwoording van de vraag hoeveel flessen verdachte heeft afgenomen in de betreffende periode is niet van belang dat [naam] deze flessen ook in die periode heeft weggenomen. Blijkens lijsten aangetroffen in de telefoon van [naam] zijn in de tenlastegelegde periode in ieder geval meer dan 100 flessen champagne aan verdachte geleverd. [5] De raadsvrouw heeft nog opgemerkt dat de enkele benaming “Brut” of “Demi” niet hoeft te betekenen dat het om champagne gaat. Gelet op de inhoud van de door verdachte en [naam] gewisselde (Whatsapp)berichten in samenhang bezien met de door verdachte bij de politie en ter terechtzitting afgelegde verklaringen is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat met de termen “Brut” en “Demi” champagnes wordt bedoeld. Naar het oordeel van de rechtbank betreft een aantal van meer dan 100 flessen een grote hoeveelheid.
Beoordeling opzetheling
De rechtbank moet vervolgens beoordelen of verdachte, op het moment dat hij de champagneflessen kocht bij [naam] en voorhanden kreeg, wist dat deze door een misdrijf waren verkregen. Evenals de officier van justitie en de raadsvrouw, acht de rechtbank hiervoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig, zodat zij verdachte zal vrijspreken van de ten laste gelegde opzetheling.
Beoordeling schuldheling
Aansluitend ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling, zoals tevens ten laste is gelegd.
Vooropgesteld wordt dat voor een bewezenverklaring van schuldheling is vereist dat de verdachte redelijkerwijs moet vermoeden dat zijn helingshandeling een door misdrijf verkregen goed betreft. Onder ‘redelijkerwijs moet vermoeden’ wordt doorgaans ‘aanmerkelijke of grove onvoorzichtigheid’ verstaan. Daarvan is onder meer sprake indien de verdachte bij enig nadenken over de hem bekende gegevens over het goed, had moeten vermoeden dat het goed gestolen was en hij zonder nader onderzoek niet had mogen handelen. Het bewijs van schuld kan onder andere afgeleid worden uit de omstandigheden waaronder wordt gehandeld en uit de lage prijs die voor het goed is gevraagd/betaald. In hoeverre op de verdachte de plicht rustte onderzoek te doen naar de herkomst van het voorwerp, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
De rechtbank overweegt als volgt.
Verdachte heeft verklaard dat hij sinds 2016 van beroep wijnhandelaar is. Ook volgt uit zijn verklaringen dat hij sinds ruim vier jaar wijn en champagne kocht van [naam] . Verdachte wist dat [naam] geen bedrijfspand of kantoor had en dat [naam] de wijnen niet op voorraad had. [naam] gaf iedere week via zijn smartphone aan verdachte door welke merken en aantallen hij kon leveren. De champagne en wijnen die verdachte bij [naam] bestelde, werden door [naam] in zogenaamde bananendozen vaak op vooraf bepaalde buiten de stad gelegen parkeerplaatsen halverwege hun woonplaatsen overgedragen. De prijs die verdachte voor de champagne aan [naam] betaalde, lag minimaal de helft onder de winkelwaarde van Albert Heijn. Nadat [naam] aan verdachte had laten weten dat hij voortaan meer champagne en wijnen kon leveren, heeft verdachte de tweede helft van 2018 beduidend meer flessen van [naam] aangekocht met een recordafname in november 2018 Over de herkomst van de wijnen en de champagne die [naam] aan verdachte leverde, had [naam] aan verdachte verteld dat hij via een contactpersoon, een wijnimporteur van Albert Heijn B.V. tegen voordelige prijzen restpartijen en zogenaamde ‘breukwijnen’ van Albert Heijn opkocht. [6]
Uit het dossier volgt verder dat verdachte op 18 april 2017 door de politie als getuige is gehoord over zijn zakelijke relatie met [naam] . Uit het betreffende proces-verbaal van verhoor blijkt dat verdachte over zijn handelsrelatie met [naam] , waarbij hij tevens expliciet over wijnhandel spreekt, onder meer het volgende heeft verklaard.
“Het is niet bij mij opgekomen dat [naam] mogelijk niet op eerlijke wijze aan de flessen kwam. De prijs die hij vroeg was ook niet afwijkend van de handelsprijzen.” [7]
Verder heeft verdachte op 25 april 2017 het volgende WhatsApp-bericht aan [naam] gestuurd:
“He [naam] , ik ben meerdere malen ondervraagd door de politie Midden-Nederland naar onze connectie. (…) Ik ga wel bij deze onze samenwerking /contact stopzetten.
Sorry, maar ik weet niet meer of jij op een eerlijke manier aan je wijn of champagne komt en daardoor of ik eerlijk mijn wijn doorverkoop. Als je uitleg wilt geven… of je laat de politie bellen dat dit allemaal een vergissing is (…). Ik hoop dat je mij op dit moment begrijpt”. [8]
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij naar aanleiding van zijn verhoor bij de politie de samenwerking en handel met [naam] gedurende zo’n 4 maanden heeft stop gezet omdat hij er vanuit ging dat [naam] problemen had met de politie en hij geen risico wilde lopen. Toen [naam] 4 maanden later op eigen initiatief weer contact met hem opnam, heeft verdachte hem op 11 september 2017 geconfronteerd met de vragen die de politie aan hem had gesteld over [naam] en met een tweet die hij had gelezen waarin stond dat [naam] een bedrieger is. Vervolgens heeft verdachte op basis van de mondelinge toelichting van [naam] , die hij aannemelijk vond, en zijn woord dat hun handel eerlijk was - zonder verder nader onderzoek naar de herkomst van de wijnen – de handel met [naam] – weer voortgezet tot en met begin december 2018.
Desgevraagd heeft verdachte ter zitting verklaard dat hij nooit de naam van de contactpersoon van [naam] bij Albert Heijn heeft gehoord of hiernaar bij [naam] heeft gevraagd. Evenmin heeft hij overwogen om contact op te nemen met Albert Heijn en op die manier onderzoek te doen naar de door [naam] gestelde contactpersoon/wijnimporteur. Ook heeft verdachte verklaard dat [naam] in bovenstaand gesprek geen stukken aan hem heeft getoond over de herkomst van de wijnen zoals inkoopfacturen, noch andere objectief verifieerbare informatie heeft verstrekt met betrekking tot de inkoop van zijn wijnen dan wel ten aanzien van zijn gestelde tussenpersoon bij Albert Heijn. [9] Verdachte heeft kort gezegd uitsluitend genoegen genomen met de mondelinge toelichting van [naam] en zijn toezegging dat hun handel eerlijk is en heeft nagelaten derden of objectieve bronnen te raadplegen over de herkomst van de flessen. De enkele omstandigheid dat verdachte na april 2017 navraag heeft gedaan bij de politie over de stand van zaken van het onderzoek tegen [naam] , doet hieraan niet af, nu de politie hem hierop naar eigen zeggen geen informatie heeft verstrekt en zijn navraag tevens zijn twijfels over [naam] ondersteunt.
In het licht van de in april 2017 bij verdachte gerezen twijfel over de betrouwbaarheid van [naam] en zijn handel, bezien in onderlinge samenhang met de lage verkoopprijzen van [naam] , de frequentie en de grootte van de leveringen alsook de leveringsomstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat verdachte tekort is geschoten in de op hem rustende onderzoeksplicht als beroepsmatig wijnhandelaar. Verdachte had redelijkerwijs moeten vermoeden dat de champagne, die hij van [naam] aankocht, door een misdrijf waren verkregen. Verdachte had de handel met [naam] daarom niet zonder het verrichten van nader onderzoek naar de herkomst van de goederen via andere bronnen dan [naam] mogen voortzetten. Het verweer van de raadsvrouw, dat verdachte en [naam] al lange tijd een goede handelsbetrekking hadden en dat om die reden lagere eisen gelden aan de onderzoeksplicht van verdachte, slaagt dan ook niet. Gezien het voorgaande acht de rechtbank de ten laste gelegde schuldheling wettig en overtuigend bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij in
of omstreeksde periode van 01 november 2018 tot
en met05 december 2018
te Uden en/of Nuland, in elk gevalin Nederland, een goed, te weten een grote hoeveelheid champagneflessen heeft verworven, voorhanden gehad en
/ofovergedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed
wist, althansredelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Schuldheling

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 1 jaar en een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 150 uren.
Het standpunt van de verdediging
In geval van een bewezenverklaring heeft de raadsvrouw bepleit geen straf of maatregel op te leggen aan verdachte. Daarbij heeft zij gewezen op de volgens haar geringe ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van verdachte, het beperkt aantal flessen dat hij heeft afgenomen en de omstandigheid dat deze strafzaak voor hem een harde les is geweest zodat strafoplegging geen enkel doel meer treft.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Daarbij heeft de rechtbank onder meer acht geslagen op het
uittreksel justitiële documentatie van verdachte, gedateerd 28 mei 2019.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich tijdens een periode van één maand schuldig gemaakt aan het aankopen van bij elkaar opgeteld een grote hoeveelheid champagneflessen, terwijl hij op het moment van de overdacht van de goederen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de flessen afkomstig waren uit een misdrijf. Hoewel verdachte gerede twijfels had over de betrouwbaarheid van zijn leverancier en hij hun samenwerking om die reden een aantal maanden had stopgezet, heeft hij hun handel zonder nader onderzoek naar de herkomst van de wijnen hierna weer voortgezet. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zich als beroepsmatig wijnhandelaar niet bij derden heeft vergewist van de herkomst van de champagne en zich heeft laten verblinden door de verhalen van zijn leverancier. Door zo te handelen heeft verdachte bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor door misdrijf verkregen goederen en is zijn leverancier doorgegaan met het plegen van diefstallen van steeds meer flessen. Hierdoor is de eigenaar van de flessen, supermarkt Albert Heijn, financieel benadeeld.
Toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht zoals de raadsvrouw heeft bepleit, doet naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen recht aan de ernst van het feit.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank bij de straftoemeting mee dat hij een nagenoeg blanco strafblad heeft. Ook betrekt de rechtbank bij de strafoplegging dat de zaak een enorme impact heeft (gehad) op verdachte en zijn jonge gezin. Zijn aanhouding door de politie en de daarop volgende in verzekeringstelling zijn hem erg zwaar gevallen, nu hij en zijn echtgenote op dat moment net een kind hadden gekregen. Ter zitting was verdachte hierover nog kenbaar aangeslagen.
Gelet op de aard van het strafbare feit en de persoonlijke omstandigheden van verdachte vindt de rechtbank een onvoorwaardelijk(e) straf(deel) in welke vorm dan ook, in dit geval niet op zijn plaats. Wel zal de rechtbank aan verdachte een voorwaardelijke taakstraf opleggen als stok achter de deur zodat verdachte als handelaar voortaan beter let op de legale herkomst van de goederen als hiertoe reden tot twijfel bestaat. Alles afwegend en rekening houdend met de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, vindt de rechtbank een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 80 uren met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een taakstraf gedurende
80 (tachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen;
 bepaalt, dat deze taakstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
 dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J.M. Doon, voorzitter, mr. Y.M.J.I. Baauw en
mr. D.S.M. Bak, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.M. Fransen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 augustus 2019.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost- Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2019030602 Z, gesloten op 27 december 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aangifte p. 57-58, proces-verbaal van bevindingen p. 63-64, proces-verbaal van bevindingen p. 65-66, proces-verbaal van bevindingen p. 67, proces-verbaal van bevindingen p. 68, proces-verbaal van bevindingen p. 70, proces-verbaal van bevindingen p. 75-77, proces-verbaal van bevindingen p. 85-87 met bijlagen, proces-verbaal van bevindingen p. 128-129, proces-verbaal van aangifte p. 385-386, proces-verbaal van bevindingen p. 389, proces-verbaal van bevindingen p. 391-392, proces-verbaal van bevindingen p. 395, proces-verbaal van aangifte p. 400-401, proces-verbaal van bevindingen p. 403-404, proces-verbaal van aangifte p. 408-409, proces-verbaal van aangifte p. 412, proces-verbaal van bevindingen p. 417-423, proces-verbaal van bevindingen p. 442-425, proces-verbaal van aangifte p. 435-438, proces-verbaal van bevindingen p. 445-446 met bijlagen.
3.verklaring van verdachte afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting.
4.Proces-verbaal van bevindingen p. 148, 156-166.
5.Proces-verbaal van bevindingen p. 205 met bijbehorende bijlagen op p. 208, 211 en 213
6.Verklaringen van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige PL0900-2016089551-9 (p. 457).
8.Bijlage 5, pagina 1 (niet genummerd), horende bij de brief van 15 maart 2019 van mr. M.P. Waninge.
9.Verklaringen van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting.