ECLI:NL:RBGEL:2019:381

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 februari 2019
Publicatiedatum
1 februari 2019
Zaaknummer
05/098159-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijke brandstichting met gemeen gevaar voor goederen in GGNet kliniek

Op 1 februari 2019 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 37-jarige patiënte van GGNet, die beschuldigd werd van opzettelijke brandstichting in haar kamer in de kliniek. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 22 november 2016 in Winterswijk opzettelijk brand heeft gesticht door een aansteker onder handdoeken in een stalen afvalbak te plaatsen, wat leidde tot brand in de kamer. De rechtbank achtte het feit te ernstig om enkel een schuldigverklaring zonder strafoplegging te geven, ondanks de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden op met een proeftijd van 2 jaar, zonder bijzondere voorwaarden, omdat begeleiding door de reclassering niet zinvol werd geacht. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het onderdeel van de tenlastelegging dat betrekking had op levensgevaar voor personen, omdat daar onvoldoende bewijs voor was. De uitspraak is gedaan na een zitting op 18 januari 2019, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben toegelicht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/098159-17
Datum uitspraak : 1 februari 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
Raadsman: jhr. mr. E.A.C. Sandberg, advocaat te Vorden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 januari 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 22 november 2016 te Winterswijk
opzettelijk brand heeft gesticht in een kamer (op de gesloten afdeling) in de instelling GGNet (gelegen aan het Beatrix-park),
immers heeft verdachte in haar kamer van die instelling opzettelijk een (brandende) aansteker tegen/onder een of meer handdoek(en) en/of papier(en) en/of een of meer andere goederen gehouden, terwijl voornoemde goederen zich in een stalen afvalbak bevonden,
in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een of meer brandbare stof(fen),
ten gevolge waarvan brand is ontstaan in voornoemde kamer en/of een of meer goederen en/of de inboedel geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor:
- die kamer en/of de inboedel van die kamer en/of de overige zich in die kamer en/of op de afdeling bevindende goederen en/of
- de zich boven en/of naast voornoemde kamer gelegen kamer(s) en/of
- de zich in die kamer(s) bevindende goederen,
in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar voor de personen in omliggende kamers en/of personen op de afdeling, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de personen in omliggende kamers en/of personen op de afdeling, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 22 november 2016 te Winterswijk
een vuur aanlegt, voedt en/of onderhoudt op zo korte afstand van gebouwen en/of goederen, dat daardoor brandgevaar kan ontstaan.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding onderzoek
Op 23 november 2016 deed [vertegenwoordiger van de stichting] namens GGNet aangifte van brandstichting door verdachte.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzettelijke brandstichting met gemeen gevaar voor goederen tot gevolg. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht. De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat door de brandstichting levensgevaar voor personen te duchten was, zodat verdachte van dat deel van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair tenlastegelegde. De verdachte heeft weliswaar vuur ontstoken, maar gelet op de omstandigheden waaronder dat gebeurde kan geen sprake zijn geweest van gemeen gevaar voor goederen. Als al iets bewezen kan worden verklaard, dan is het overtreding van artikel 429 van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsman heeft verzocht om een brandonderzoek door een deskundige. Dit om vast te stellen of met het door verdachte aangestoken vuur sprake is geweest van gemeen gevaar voor de kamer, voor naastliggende kamers en ook levensgevaar voor personen.
Beoordeling door de rechtbank
Op basis van de verklaring van verdachte [2] , de aangifte van GGNet [3] en de verklaringen van de getuigen [getuige 1] [4] en [getuige 2] [5] stelt de rechtbank het volgende vast.
Verdachte was in de nacht van 21 november 2016 op 22 november 2016 op haar kamer op de gesloten afdeling van GGNet in Winterswijk. Op die gesloten afdeling waren zes kamers waarvan er in vier mensen lagen te slapen. Die kamers waren niet op slot, maar de gang waaraan de kamers grenzen was wel afgesloten. In de kamer bevonden zich brandbare objecten en de kamer zelf bestaat ook uit brandbaar materiaal, bijvoorbeeld het plafond; er is geen automatische brandblusinstallatie op de kamers. [6] Verdachte was boos en gespannen omdat zij gehoord had dat zij zou worden overgeplaatst. Zij heeft een weekendtas bij de gesloten tussendeur geplaatst en is toen teruggegaan naar haar kamer. Op haar kamer had verdachte een aansteker tot haar beschikking. [7] Ze heeft volgens haar vier handdoeken in een stalen prullenbak geplaatst, en een daarvan aangestoken. [8] Door de sterke rookontwikkeling ging het brandalarm af en ging de afgesloten tussendeur automatisch open. Verdachte heeft toen de weekendtas gepakt en is naar buiten gelopen. [9] Getuige [getuige 1] zag de rokende prullenbak staan in de kamer van verdachte. De rookontwikkeling was volgens [getuige 1] enorm; het duurde uren voordat dat enigszins was weggetrokken. [getuige 1] heeft de prullenbak verplaatst, en zag dat de vlam er in sloeg. In de prullenbak zat volgens [getuige 1] ook papier. [getuige 1] heeft toen de brand geblust met een brandblusser. [10]
Uit het bovenstaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte open vuur in aanraking heeft gebracht met een daartoe niet bestemde brandbare stof, en aldus opzettelijk brand heeft gesticht. Dat verdachte bedoeld heeft rook te veroorzaken om zichzelf te verstikken, doet hier niet aan af. Op grond van algemene ervaringsregels moest verdachte bovendien weten dat door haar handelen gemeen gevaar voor goederen kon ontstaan. Dat er daadwerkelijk groter vuur is ontstaan blijkt onder andere uit de verklaring van getuige [getuige 1] , die zag dat de vlam erin sloeg toen zij de prullenbak uit de kamer had gehaald. [11] Verdachte heeft ’s nachts brand gesticht in een voor woondoeleinden bedoelde ruimte. Naar algemene ervaring levert die situatie gevaar op voor de ruimte en de daarin aanwezige goederen. Dit wordt bevestigd door de aangifte en de verklaring van verbalisant [verbalisant 2] dat het vlam vatten van het plafond de start had kunnen zijn voor een grote(re) brand met in potentie grote gevolgen. [12] Een en ander brengt mee dat de rechtbank het door de verdediging gevraagde deskundigenonderzoek niet noodzakelijk acht. Het verzoek daartoe wordt afgewezen.
De rechtbank komt tot de conclusie en acht dan ook bewezen dat sprake is van opzettelijke brandstichting met gemeen gevaar voor goederen. De rechtbank acht niet bewezen dat door de brandstichting levensgevaar voor personen is ontstaan, omdat het dossier daarvoor onvoldoende aanknopingspunten biedt. De rechtbank spreekt verdachte van dat deel van de tenlastelegging vrij. De overige verweren vinden hun weerlegging in de bewijsmiddelen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
zij op of omstreeks 22 november 2016 te Winterswijk
opzettelijk brand heeft gesticht in een kamer (op de gesloten afdeling) in de instelling GGNet (gelegen aan het Beatrix-park),
immers heeft verdachte in haar kamer van die instelling opzettelijk een (brandende) aansteker tegen/onder een of meer handdoek(en) en/of papier(en) en/of een of meer andere goederen gehouden, terwijl voornoemde goederen zich in een stalen afvalbak bevonden,
in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een of meer brandbare stof(fen),
ten gevolge waarvan brand is ontstaan in voornoemde kamer en
/ofeen of meer goederen
en/of de inboedelgeheel of gedeeltelijk
is/zijn verbrand,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor:
- die kamer en/of de inboedel van die kamer en/of de overige zich in die kamer en/of op de afdeling bevindende goederen en/of
- de zich boven en/of naast voornoemde kamer gelegen kamer(s) en/of
- de zich in die kamer(s) bevindende goederen,
in elk geval gemeen gevaar voor goederen
en/of
levensgevaar voor de personen in omliggende kamers en/of personen op de afdeling, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de personen in omliggende kamers en/of personen op de afdeling, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderente duchten was.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op het psychiatrisch onderzoeksrapport van 30 januari 2018, opgemaakt door dr. L.H.W.M. Kaiser, psychiater. De conclusie van dat rapport is dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis in de vorm van een post traumatische stress stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van haar geestvermogens in de vorm van een borderline persoonlijkheidsstoornis. De psychiater adviseert om verdachte het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen.
Op grond van het onderzoeksrapport stelt de rechtbank vast dat het bewezenverklaarde aan verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate. Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken, waarvan 7 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Het standpunt van de verdediging
Onder verwijzing naar onder andere de door de psychiater vastgestelde verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, heeft de verdediging primair verzocht de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf. Subsidiair heeft de verdediging verzocht geen onvoorwaardelijke straf op te leggen, en evenmin een voorwaardelijke straf in combinatie met therapie of andere voorwaarden.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en met de omstandigheden waaronder dit is begaan. Ook is rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 11 december 2018;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 11 december 2018;
- een multidisciplinair rapport van drs. B. Koudstaal en drs. D. Schippers, psychologen, gedateerd 31 januari 2018 en van dr. L.H.W.M. Kaiser, psychiater, gedateerd 30 januari 2018.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het volgende.
Verdachte heeft zich in de kliniek van GGNet waar zij verbleef, schuldig gemaakt aan brandstichting met gevaar voor goederen. Ze stichtte die brand tijdens de nachtelijke uren. Dat is een ernstig feit dat bovendien – naar mag worden aangenomen – tot onrust heeft geleid bij de medewerkers van GGNet en de (kwetsbare) medebewoners van verdachte.
De PJ-rapporteurs hebben een voorwaardelijke straf met begeleiding door de reclassering geadviseerd. De reclassering heeft in haar rapport geadviseerd de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf en uiteengezet dat en waarom bij deze verdachte, gezien haar problematiek en de inzet van andere disciplines, het niet zinvol is haar door de reclassering te laten begeleiden. Reclasseringswerker R. Klomp heeft verder ter terechtzitting verklaard dat verdachte waarschijnlijk moeilijk hanteerbaar is in detentie, en dat zij mogelijk nog lange tijd na beëindiging van detentie daardoor ontregeld zal zijn.
In navolging van de adviezen acht de rechtbank begeleiding door de reclassering niet zinvol. Het bewezen verklaarde feit is naar het oordeel van de rechtbank echter te ernstig om te volstaan met een schuldigverklaring zonder strafoplegging. Mede gelet op het tijdsverloop dat niet aan verdachte te wijten is, zal de rechtbank een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur opleggen zonder bijzondere voorwaarden.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 157 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 wijst af het verzoek van de raadsman tot deskundigenonderzoek;
 verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de
proeftijddie op
twee jarenwordt bepaald;
 de algemene voorwaarde dat, de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet
zal schuldig maken aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Mei (voorzitter), mr. D.R. Sonneveldt en
mr. B.F. Schuver, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.M. Fransen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 februari 2019.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Nederland, Basisteam Achterhoek-west, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2016573696, gesloten op 7 juni 2017, alsmede in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de politie Oost Nederland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2016573696-11, gesloten op 26 september 2017, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 15-18 en p. 19-22.
3.Proces-verbaal van aangifte van GGNet, p. 3-5.
4.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , p. 6-9.
5.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , p. 10-11.
6.Proces-verbaal van aangifte van GGNet, p. 4.
7.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , p. 7.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 21.
9.Proces-verbaal van aangifte van GGNet, p. 4.
10.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , p. 7-8.
11.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , p. 8.
12.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p.