Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
uitspraak van de voorzieningenrechter van
het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland, verweerder.
[derde partij]te [woonplaats] .
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 30 augustus 2019 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Het verzoeker, een publiekrechtelijke rechtspersoon, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de provincie Gelderland, waarin een last onder dwangsom was opgelegd. Dit besluit, gedateerd op 3 juli 2019, verplichtte verzoeker om voor 1 september 2019 verkeersremmende maatregelen te nemen, met een dwangsom van € 1.000 per week tot een maximum van € 20.000 bij niet-naleving.
De zitting vond plaats op 27 augustus 2019, waar verzoeker werd vertegenwoordigd door meerdere personen, terwijl de provincie werd vertegenwoordigd door mr. K. de Kok, C. Vierhout en J. Bouw. De voorzieningenrechter overwoog dat voor het treffen van een voorlopige voorziening, er sprake moet zijn van 'onverwijlde spoed'. In dit geval was er geen acute financiële nood of onomkeerbare situatie, waardoor het spoedeisend belang ontbrak. Verzoeker erkende bovendien dat de betaling van de dwangsom geen acute financiële problemen zou veroorzaken.
De voorzieningenrechter concludeerde dat de enkele imagoschade die verzoeker aanvoerde onvoldoende was om het verzoek te honoreren. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.