ECLI:NL:RBGEL:2019:4187

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 september 2019
Publicatiedatum
17 september 2019
Zaaknummer
19-5233
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.J. Jue
  • M.H.Y. Snoeren-Bos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake sluiting woning op basis van de Opiumwet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 17 september 2019 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker, die de burgemeester van Harderwijk als verweerder heeft. De zaak betreft de sluiting van de woning van verzoeker op basis van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester had op 10 september 2019 besloten om de woning voor de duur van zes maanden te sluiten, ingaande 18 september 2019, na het aantreffen van aanzienlijke hoeveelheden drugs in de woning tijdens een politieonderzoek. Verzoeker, die samen met zijn zes kinderen in de woning woont, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 17 september 2019 is verzoeker verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de burgemeester werd vertegenwoordigd door mr. S.A.J. Kuijper. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend voor een eventueel bodemgeding. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij geen weet had van de drugs in zijn woning, aangezien hij op vakantie was in Marokko ten tijde van de vondst. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is dat verzoeker verantwoordelijk is voor de drugs in de woning en dat de sluiting van de woning vergaande gevolgen heeft voor hem en zijn gezin.

Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen, het besluit van de burgemeester te schorsen tot drie weken na de beslissing op bezwaar, en verweerder te veroordelen in de proceskosten van verzoeker. De voorzieningenrechter heeft de proceskosten vastgesteld op € 1.024 en bepaald dat het griffierecht van verzoeker ad € 174 door verweerder vergoed moet worden. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/5233

uitspraak van de voorzieningenrechter van

op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker], te [woonplaats], verzoeker

(gemachtigde: mr. S. Ettalhaoui),
en

de burgemeester van Harderwijk, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 10 september 2019 heeft verweerder verzoeker onder aanzegging van bestuursdwang gelast de woning op de [locatie] in [woonplaats] voor de duur van zes maanden te sluiten, ingaande 18 september 2019.
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter tevens verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 september 2019. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S.A.J. Kuijper.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Verzoeker is huurder van de woning aan de [locatie] in [woonplaats] en woont hier samen met zes kinderen, waaronder één minderjarige jongen. Verweerder heeft een bestuurlijke rapportage van de politie ontvangen. Hieruit blijkt dat na aanhouding van een van de zoons van verzoeker, [zoon], in verband met het dealen van drugs op 6 augustus 2019 een doorzoeking in de woning heeft plaatsgevonden. Hierbij is in de woning en in de bij de woning behorende schuur in totaal 623,51 gram cocaïne, waaronder 61 sealtjes met in totaal 77,87 gram cocaïne, aangetroffen, 1357,77 gram hasj en 124,05 gram hennep. Verder is in de woning een bedrag van € 13.860 contant geld aangetroffen, alsmede drugsgerelateerde producten (enkele honderden ponypacks, verpakkingsmateriaal voor het importeren van drugs, een bus Inositol versnijdingsmiddel en een weegschaal met wit poeder). In de voor de woning geparkeerde auto, waarvan de sleutel in de woning lag, is bovendien ruim vier kilogram gedroogde hennep aangetroffen. De auto staat op naam van de broer van [zoon].
3. Verweerder heeft in de aangetroffen soft- en harddrugs aanleiding gezien verzoeker te gelasten de woning voor de duur van zes maanden te sluiten.
4. Verzoeker bestrijdt niet dat verweerder op basis van hetgeen in de woning is aangetroffen bevoegd is met toepassing van artikel 13b van de Opiumwet de woning te sluiten. Eveneens wordt niet bestreden dat sluiting voor de duur van zes maanden conform het beleid van verweerder is. [1]
5. Dat sluiting van de woning voor de duur van zes maanden overeenkomt met het beleid van verweerder betekent echter nog niet zonder meer dat verweerder het besluit tot sluiting voor de duur van 6 maanden in redelijkheid heeft kunnen nemen. Verweerder dient bij het nemen van een besluit nog een nadere beoordeling te maken, waarbij hij alle omstandigheden van het geval betrekt en beziet of deze op zichzelf dan wel tezamen met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) die maken dat het handelen overeenkomstig de beleidsregels gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen. Daarbij geldt dat aan de voor de bewoner(s) mogelijk zeer ingrijpende gevolgen van de sluiting van de woning een zwaar gewicht dient te worden toegekend.
6. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij geen weet heeft gehad van enige drugs(handel) vanuit zijn woning. Hij is op 24 juli 2019 met zijn gezin op vakantie naar Marokko gegaan. De drugs is bij een doorzoeking in augustus aangetroffen. Hij had hier geen weet van en heeft ook geen toestemming gegeven voor het hebben van drugs in de woning.
7. De voorzieningenrechter overweegt allereerst dat uit de bestuurlijke rapportage die verweerder aan de besluitvorming ten grondslag heeft gelegd, niet volgt dat handel vanuit de woning heeft plaatsgevonden. Ook volgt hier niet uit hoe lang de waarnemingen van de politie bij de woning hebben plaatsgevonden. Deze informatie is eveneens van belang om de verwijtbaarheid van verzoeker aan te tonen. Immers, indien – zoals verzoeker onder verwijzing naar het verhoor van zijn zoon bij de politie heeft gesteld – de drugs eerst na het vertrek van de familie naar Marokko de woning in zijn gebracht, ligt de verwijtbaatbaarheid van verzoeker anders dan wanneer blijkt dat reeds eerder drugs vanuit de woning zijn verhandeld.
Uit de bestuurlijke rapportage blijkt dat de politie een onderzoek is gestart na een melding via Meld Misdaad Anoniem (MMA) in juli 2019. Onduidelijk is gebleven wanneer deze melding precies is gedaan en wat de melding inhoudt. Verweerder heeft dit ter zitting erkend en gesteld dat dit in de bezwaarfase beter uitgezocht en onderbouwd kan worden. Hierbij heeft verweerder benadrukt dat hij bepaalde informatie van de politie mondeling heeft gekregen. Deze informatie is (nog) niet schriftelijk vastgelegd.
8. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat het bestreden besluit in bezwaar wellicht geen stand zal houden. Gelet op de vergaande gevolgen die een woningsluiting op grond van artikel 13b van de Opiumwet voor verzoeker en zijn gezin heeft ziet de voorzieningenrechter aanleiding om een het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen en het besluit van 10 september 2019 te schorsen tot drie weken na de beslissing op bezwaar.
9. Nu het verzoek om voorlopige voorziening wordt toegewezen veroordeelt de voorzieningenrechter verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024. Tevens zal worden bepaald dat verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht dient te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
schorst het besluit van 10 september 2019 tot drie weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 1.024, te betalen aan verzoeker;
bepaalt dat verweerder het griffierecht van verzoeker ad € 174 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J. Jue, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van
mr. M.H.Y. Snoeren-Bos, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 17 september 2019.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.De Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Harderwijk houdende regels omtrent drugs (Damoclesbeleid Harderwijk 2019), in werking getreden op 27 juni 2019