ECLI:NL:RBGEL:2019:4225

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 september 2019
Publicatiedatum
19 september 2019
Zaaknummer
05/840409-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens zware mishandeling met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 19 september 2019 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van zware mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 26 mei 2018 tijdens een tentfeest in Nederhemert, waar het slachtoffer, [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel opliep door een vuistslag in het gezicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, [verdachte], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan het slachtoffer, wat resulteerde in een gebroken oogkas en een jukbeenbreuk. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en verschillende getuigen als voldoende betrouwbaar beoordeeld, ondanks dat er enige inconsistenties waren in de getuigenverklaringen. De verdachte ontkende de mishandeling, maar de rechtbank oordeelde dat de bewijsmiddelen, waaronder getuigenverklaringen en een geneeskundige verklaring, voldoende steun boden voor de beschuldiging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden en een schadevergoeding van in totaal € 17.153,42 aan het slachtoffer, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft ook de wettelijke rente vanaf de datum van het delict toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/840409-18
Datum uitspraak : 19 september 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
Raadsvrouw: mr. W.M.L. van Koningsveld, advocaat te Oss.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 5 september 2019 en 2 oktober 2018.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 26 mei 2018, te Nederhemert, in de gemeente Zaltbommel, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken/verbrijzelde oogkas en/of een of meer uitgeslagen tand(en), heeft toegebracht door deze meermalen in elk geval eenmaal in het gezicht en/althans tegen het hoofd te stompen en/of te slaan;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 26 mei 2018, te Nederhemert, in de gemeente Zaltbommel, [slachtoffer] heeft mishandeld door deze meermalen, in elk geval eenmaal in het gezicht en/althans tegen het hoofd te stompen en/of te slaan, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken/verbrijzelde oogkas en/of een of meer uitgeslagen tand(en) ten gevolge heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Het slachtoffer, [slachtoffer] , was in de nacht van 26 mei 2018 aanwezig bij de Truckshow en het bijbehorende tentfeest in Nederhemert. Op enig moment is [slachtoffer] op zijn gezicht geslagen, ten gevolge waarvan hij - kort gezegd - letsel aan zijn oog, jukbeen, wang en gebit heeft opgelopen. [2] Verdachte was eveneens aanwezig bij de Truckshow en het tentfeest. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit. Een alternatief scenario is niet aannemelijk. Mede gelet op zijn verleden als kickbokstrainer, heeft verdachte in ieder geval voorwaardelijk opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangever.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat alle getuigen die verklaren dat verdachte de dader is, vrienden of familie van het slachtoffer zijn. De verklaring van het slachtoffer is onbetrouwbaar. Zijn verklaring over het aantal klappen komt niet overeen met de verklaringen van de getuigen en [slachtoffer] kan zich geen specifieke details herinneren. Ook is hij, in tegenstelling tot zijn verklaring, wel ergens bij betrokken geweest en heeft hij woorden gehad met iemand. De verklaringen van de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] , [getuige 4] , [getuige 5] en [getuige 6] zijn onbetrouwbaar. Zij hebben met elkaar gesproken, hebben verdachte aangewezen en hebben in de tussentijd zijn Facebookpagina bekeken. Daar komt bij dat alle belastende getuigen telefonisch zijn gehoord, waardoor de drempel om [slachtoffer] te helpen laag was. Voornoemde getuigenverklaringen zijn onvoldoende betrouwbaar om in voldoende mate steun te bieden aan de verklaring van het slachtoffer. Verdachte ontkent dat hij degene is geweest die [slachtoffer] heeft geslagen. De verklaring van verdachte, dat hij enkel een duw heeft gegeven aan [getuige 6] en iets heeft geroepen, vindt steun in de verklaringen van de getuigen [getuige 7] , [getuige 8] , [getuige 9] en [getuige 10] . De verklaringen van de getuigen [getuige 11] en [getuige 12] zijn ook ontlastend. Het videofilmpje, gemaakt door [getuige 13] , is van doorslaggevende betekenis. Op de beelden is te zien dat in een fractie van een seconde een klap wordt gegeven aan [slachtoffer] . Op de beelden is niet te zien dat [slachtoffer] zich omdraait of dat hij op zijn schouder wordt getikt, voorafgaand aan de klap. Ook is te horen dat er niets wordt gezegd. [slachtoffer] kon deze klap niet zien aankomen en kon derhalve niet gezien hebben wie de klap gaf. Daar komt bij dat [getuige 13] verdachte niet heeft herkend, terwijl hij op korte afstand stond. De raadsvrouw heeft gesteld dat, gelet op voorgaande, het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat op basis van één klap geen opzet op zware mishandeling kan worden aangenomen.
Beoordeling door de rechtbank
Inleiding
De rechtbank stelt het volgende voorop. Het incident waarbij het slachtoffer [slachtoffer] gewond is geraakt, heeft zich aan het eind of net na afloop van een tentfeest afgespeeld op het festivalterrein aldaar. De rechtbank is zich ervan bewust dat er op zo’n avond alcohol wordt genuttigd, dat de kans op ruzies daardoor toeneemt en dat dergelijke situaties vaak chaotisch verlopen. Daarmee wordt ook de waarneming van getuigen diffuus. Daarbij heeft de rechtbank in het dossier gezien dat - relatief kort na voornoemd incident - nog een geweldsincident heeft plaatsgevonden op het festivalterrein, waarbij eveneens iemand gewond is geraakt. De verklaringen in die zaak heeft de rechtbank ook gezien en de rechtbank heeft geconstateerd dat in sommige gevallen onduidelijk is op welk geweldsincident een verklaring betrekking heeft. De rechtbank dient vast te stellen wat er in deze zaak is gebeurd en of verdachte hierbij betrokken is geweest. De verklaringen van het slachtoffer en de getuigen dienen in het kader van de beoordeling van de zaak door de rechtbank te worden beoordeeld op consistentie, accuraatheid en volledigheid. Wat betreft de beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaringen in het dossier, overweegt de rechtbank dat geen van de verklaringen direct na het incident is afgenomen en dat de verklaringen telefonisch zijn afgenomen. Dat is te betreuren en doet af aan de mogelijkheden de waarheid te achterhalen. Toch moet de rechtbank dat doen. Het enkele feit dat de getuigen, voorafgaand aan het afleggen van de verklaringen, eventueel met elkaar gesproken hebben, dezelfde naam dan wel omschrijving van de dader hebben gegeven en dat zij telefonisch zijn gehoord, maakt echter nog niet dat zij de verklaringen op elkaar hebben afgestemd. Op voorhand ziet de rechtbank daarvoor geen aanleiding in het dossier. Zij acht de verklaringen van het slachtoffer en de getuigen voldoende betrouwbaar en zal de verklaringen dan ook wel gebruiken voor het bewijs.
Aangifte en verklaring slachtoffer
Namens [slachtoffer] heeft zijn partner [naam] aangifte gedaan van (zware) mishandeling op 26 mei 2018 te Nederhemert. [4] [slachtoffer] is vervolgens gehoord. Hij heeft verklaard dat hij voor de in- en uitgang van de tent stond. Hij werd bij zijn schouder vastgepakt en omgedraaid door een persoon die hij met 100% zekerheid herkende als [verdachte] . [verdachte] zei: “Ik heb een hekel aan jou”. Vervolgens sloeg [verdachte] hem met gebalde vuist in het gezicht. [slachtoffer] had veel pijn en voelde bloed op zijn gezicht en een stuk tand in zijn mond. [5]
Getuigenverklaringen
[getuige 1] (de partner van de zus van [slachtoffer] ) heeft verklaard dat hij op 26 mei 2018 bij het tentfeest aanwezig was. Hij liep de tent in om [slachtoffer] te halen. [slachtoffer] stond te praten met een paar mensen. [slachtoffer] liep weg en er kwam een jongen die hem bij zijn schouder pakte en omdraaide. Hij zei tegen [slachtoffer] : “ik heb jou nog nooit gemogen”. Vervolgens sloeg hij [slachtoffer] één keer in het gezicht. [slachtoffer] viel achterover. Getuige heeft de jongen die [slachtoffer] sloeg als volgt omschreven: bruine huidskleur, klein zwart baardje, kaal, spijkerbroek met wit shirt en een spijkerblouse of jasje, groot, breed en gespierd en een tattoo op zijn rechterhand. Getuige hoorde van anderen dat de betreffende jongen [verdachte] heet. Getuige heeft [verdachte] opgezocht op Facebook en herkende de persoon op de foto als de persoon die [slachtoffer] heeft geslagen. [6]
[getuige 2] (een vriend van [slachtoffer] ) heeft verklaard dat hij de tent in liep om [slachtoffer] op te halen. Bij de uitgang draaide [slachtoffer] zich om. Getuige zag dat [slachtoffer] geslagen werd door een jongen. De jongen haalde met zijn vuist uit en raakte [slachtoffer] op zijn gezicht, bij zijn oog. De jongen sloeg één keer. Getuige kent deze jongen als [verdachte] . [7]
[getuige 3] (zus van [slachtoffer] ) heeft verklaard dat ze buiten stond en dat [slachtoffer] aan kwam lopen. Een donkere jongen pakte [slachtoffer] bij de schouder, draaide hem om en gaf hem een vuistslag in het gezicht. Getuige heeft de jongen als volgt omschreven: donkere huidskleur, baardje, brede gespierde rug, ongeveer 1.90 - 1.95 meter, tattoo op zijn linker vuist, korte spijkerbroek, wit shirt en een spijkerblouse of spijkerjasje. Van de aanwezigen op het terrein heeft getuige vernomen dat de jongen [verdachte] heet. [8]
[getuige 4] heeft verklaard dat een donkere jongen naar [slachtoffer] liep. [slachtoffer] draaide zich om en de jongen sloeg hem met de vuist op het oog. Getuige heeft de jongen als volgt omschreven: donkere huidskleur, zwart haar, breed, gespierd, wit shirt met een spijkerjasje, een spijkerbroek en een gouden ketting om. [9]
[getuige 5] heeft verklaard dat ze voor de tent op [slachtoffer] stond te wachten. [slachtoffer] kwam de tent uitlopen en getuige zag dat [verdachte] uithaalde naar [slachtoffer] . Getuige zag [verdachte] één keer slaan. [10]
[getuige 6] heeft verklaard dat hij uit zijn ooghoek zag dat [slachtoffer] een linkse hoek kreeg van een donker getinte jongen. De jongen sloeg met gebalde vuist op het gezicht. Vrijwel daarna ging iedereen met elkaar vechten. Getuige heeft de jongen als volgt omschreven: 25-30 jaar, donker getint uiterlijk, breed postuur, ongeveer 1.80 meter, tattoo op zijn linkerarm en droeg een gouden ketting, lichtblauwe spijkerjas en een blauwe spijkerbroek. [11]
Op 26 mei 2018, omstreeks 21.30 uur, hebben verbalisanten in het politiebureau te
’s-Hertogenbosch een donker getinte man aangehouden die zich voorstelde als [verdachte] . [12]
Verklaring verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij op de bewuste avond een licht shirt, een jeansbroek en een gouden ketting droeg en dat hij een spijkerjasje aan of mee had. [13] Tijdens het feest heeft hij [getuige 6] geduwd en heeft hij iets geroepen over de familie [getuige 6] . Hij werd weggetrokken door [getuige 7] en ze zijn samen naar de vrachtwagen gegaan. Daarna werd er gevochten. Verdachte is later teruggelopen naar de tent. Bij een opstootje heeft hij een jongen weggetrokken. Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] niet heeft gezien en hij ontkent dat hij [slachtoffer] heeft geslagen.
Overwegingen
Uit voornoemde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer] heeft geslagen. De rechtbank acht daarbij van cruciaal gewicht dat [slachtoffer] van meet af aan de naam van verdachte heeft genoemd als degene die hem heeft geslagen. [slachtoffer] heeft bij zijn verhoor verklaard dat hij bij zijn schouder werd gepakt en werd omgedraaid door een persoon die hij herkende als [verdachte] . In het dossier ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de verklaring van het slachtoffer te twijfelen. Dat [slachtoffer] , anders dan de getuigen, heeft verklaard dat hij meerdere klappen kreeg, doet daaraan niet af. Hij is door de klap direct naar de grond gegaan en het kan bijvoorbeeld zijn dat hij die klap heeft beleefd alsof het meerdere klappen waren
De verklaring van het slachtoffer vindt steun in de verklaringen van de getuigen [getuige 2] en [getuige 5] . Zij hebben eveneens de naam van verdachte genoemd als degene die [slachtoffer] heeft geslagen. De getuigen [getuige 1] , [slachtoffer] , [getuige 4] en [getuige 6] hebben een omschrijving gegeven van de jongen die [slachtoffer] sloeg, welke omschrijvingen naar het oordeel van de rechtbank passen bij het signalement van verdachte. Niet alleen hebben de getuigen verklaard over het uiterlijk van die jongen, maar ook over de kleding die hij droeg. Alle voornoemde getuigen hebben verklaard dat de jongen een spijkerbroek, een wit shirt en een spijkerblouse of
-jasje droeg. Getuigen [getuige 4] en [getuige 6] hebben ook verklaard dat de jongen een gouden ketting droeg. Dit komt overeen met de verklaring van verdachte, dat hij die avond een licht shirt, een jeansbroek en een gouden ketting droeg en dat hij een spijkerjasje aan of mee had. De rechtbank merkt nog op dat uit het dossier in het geheel niet is gebleken dat een andere persoon op het festivalterrein aanwezig was die aan de omschrijvingen van de getuigen voldeed en dat door geen enkele getuige een andere naam is genoemd bij de persoon die [slachtoffer] heeft geslagen.
Dat verdachte zou zijn aangewezen als dader door zijn verleden en doordat hij [getuige 6] zou hebben geduwd en iets zou hebben geroepen, wordt onvoldoende ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier. Getuige [getuige 7] heeft wel verklaard dat verdachte onderweg naar de vrachtwagen iemand een forse duw heeft gegeven, maar dit past niet bij de verklaring van verdachte. Verdachte heeft namelijk verklaard dat hij [getuige 6] zou hebben geduwd en vervolgens werd weggetrokken door [getuige 7] , waarna ze samen naar de vrachtwagen liepen. Daarbij komt dat getuige [getuige 6] zelf niets heeft verklaard over een eventuele duw die hij van verdachte zou hebben gekregen. Getuige [getuige 10] heeft verklaard over een duw van [verdachte] aan [slachtoffer] , maar deze verklaring past evenmin bij de verklaring van verdachte, nu verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] de hele avond niet heeft gezien. De verklaring van getuige [getuige 11] , dat iemand met een geel shirt tegen zijn hoofd werd getrapt door een persoon (niet zijnde [verdachte] ), biedt evenmin steun aan de verklaring van verdachte, nu zowel [slachtoffer] als getuigen niet hebben verklaard dat [slachtoffer] tegen zijn hoofd is getrapt. Getuigen [getuige 8] , [getuige 9] en [getuige 12] hebben niet verklaard over het voorval met [getuige 6] waarbij verdachte betrokken zou zijn. Zij hebben evenmin verklaard over het geweldsincident waarbij [slachtoffer] is geslagen, zodat ook deze verklaringen de voornoemde bewijsmiddelen niet in twijfel trekken.
Ten aanzien van het videobestand, zoals overgelegd door getuige [getuige 13] en afgespeeld ter terechtzitting, merkt de rechtbank op dat zij de waarneming daarvan niet tot het bewijs heeft gebezigd. Behalve de waarneming dat het slachtoffer in beeld is te zien, kan de rechtbank uit het videobestand niets concreets waarnemen, zowel in belastende als ontlastende zin. De rechtbank gaat niet mee in de stelling van de raadsvrouw, dat [slachtoffer] de klap niet kon zien aankomen en niet gezien kan hebben wie de klap gaf. Dat op de beelden niet is te zien dat [slachtoffer] zich omdraait en dat niet is te horen dat iets wordt gezegd, sluit niet uit dat dit
- wellicht voordat de opname werd gestart - wel is gebeurd.
Tussenconclusie
Gelet op het vorengaande stelt de rechtbank vast dat het verdachte is geweest die het slachtoffer op 26 mei 2018 te Nederhemert eenmaal met een vuist in het gezicht heeft geslagen.
Letsel
Uit de geneeskundige verklaring van 7 juni 2018 volgt dat bij [slachtoffer] sprake was van een zeer gecompliceerde oogkasbreuk en van een jukbeenbreuk. [slachtoffer] is geopereerd door een kaak- en aangezichtschirurg, waarbij vijf titaniumplaatjes zijn geplaatst. Het gevoel in zijn wang is (blijvend) beschadigd. [14] [slachtoffer] mocht na de operatie gedurende drie weken zijn neus niet snuiten, hij mocht niet op zijn rechterzijkant liggen en mocht alleen zacht voedsel eten. [15] Uit een brief van de oogarts volgt dat [slachtoffer] dubbel ziet en dat er sprake is van een duidelijk verschil in grootte van de lidspleet. [slachtoffer] is doorverwezen naar het Universitair Medisch Centrum (UMC) in Utrecht. [16] Uit het dossier van de huisarts volgt dat ook sprake is van gebitsschade, te weten het afbreken van een stuk van de snijtand. [17]
Voornoemd letsel dient naar het oordeel van de rechtbank te worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel, in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht. Dit volgt uit de aard van het letsel en de noodzakelijkheid van medisch ingrijpen. Daarnaast is van belang dat het herstel van lange duur is, voor zover al van volledig herstel kan worden gesproken.
Opzet
Verdachte heeft [slachtoffer] één vuistslag in het gezicht, ter hoogte van het oog, gegeven. De rechtbank acht algemeen bekend dat het gezicht, en zeker het oog, een kwetsbaar onderdeel van het lichaam is en dat het slaan met een vuist tegen het gezicht kan leiden tot zwaar lichamelijk letsel, zeker als het slaan met kracht gebeurt. Dat verdachte met de nodige kracht heeft geslagen, leidt de rechtbank af uit de verklaring van het slachtoffer en uit de voornoemde getuigenverklaringen. Door met zulke kracht met een vuist in het gezicht, ter hoogte van het oog, te slaan, heeft verdachte dan ook welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij aan verdachte zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen.
Eindconclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks26 mei 2018, te Nederhemert, in de gemeente Zaltbommel, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een
gebroken/verbrijzelde oogkas en
/ofeen
of meeruitgeslagen tand
(en), heeft toegebracht door deze
meermalen in elk gevaleenmaal in het gezicht
en/althans tegen het hoofd te stompen en/ofte slaan.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Zware mishandeling.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met aftrek van het voorarrest. De officier van justitie heeft aangevoerd dat het taakstrafverbod, zoals neergelegd in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht, van toepassing is.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht geen onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen die de duur van het voorarrest te boven gaat.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 15 juli 2019; en
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 27 augustus 2019.
Verdachte heeft zich in de nacht van 26 mei 2018 schuldig gemaakt aan zware mishandeling. Tijdens een tentfeest van de Truckshow te Nederhemert heeft verdachte - ogenschijnlijk zonder enige aanleiding - het slachtoffer een vuistslag in het gezicht gegeven. Die klap is dusdanig hard geweest, dat het slachtoffer daaraan aan verbrijzelde oogkas en een jukbeenbreuk heeft overgehouden.
Gevallen van uitgaansgeweld maken in de regel grote indruk op getuigen en veroorzaken onrust en gevoelens van onveiligheid in de maatschappij, terwijl in het bijzonder de slachtoffers naast fysieke ook nog lang psychische nadelige gevolgen hiervan kunnen ondervinden. Dit is ook in dit geval gebleken uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring namens [slachtoffer] en de onderbouwing van zijn vordering tot schadevergoeding. [slachtoffer] ondervindt nog steeds klachten van de zware mishandeling. Hij heeft een doof gevoel aan de rechterkant van zijn gezicht en hij ziet dubbel. Daarvoor volgt nog een operatieve ingreep aan het oog. Daarnaast moest hij stoppen met voetballen en is zijn gezinsleven veranderd.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank ook acht geslagen op het strafblad van verdachte. Daaruit volgt dat verdachte twee keer eerder is veroordeeld wegens uitgaansgeweld.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 27 augustus 2019. In het rapport is beschreven dat de reclassering door de ontkennende houding van verdachte geen verbanden kan leggen tussen het delict en de verschillende leefgebieden. Volgens de reclassering kan, gelet op de twee eerdere veroordelingen wegens geweld, wel gesteld worden dat het risico op letselschade gemiddeld is. Op diverse gebieden is sprake van een stabiel beeld. Verdachte heeft een eigen bedrijf, een stabiele relatie en een dochter en hij heeft geen financiële problemen. Van daaruit komen geen problemen naar voren die eventuele voorwaarden zouden indiceren. Geadviseerd wordt dan ook een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Gelet op de aard en ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit feit is gepleegd en het bepaalde in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht, is de rechtbank van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is. De rechtbank houdt bij het bepalen van de hoogte van de straf ook rekening met de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles afwegende acht zij een straf, zoals geëist door de officier van justitie, passend en geboden.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 19.837,29, bestaande uit € 2.337,29 aan materiële schade en € 17.500,- aan immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de post kleding onvoldoende is onderbouwd. Verder heeft de raadsvrouw de hoogte van de immateriële schade betwist. Het vonnis van rechtbank Noord-Holland van 6 november 2018 (ECLI:NL:RBNHO:2018:9962) dient als uitgangspunt te worden gebruikt.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
Materiële schade
Ten aanzien van de materiële schade overweegt de rechtbank als volgt. De benadeelde partij heeft een vergoeding van € 269,85 gevraagd voor zijn broek, T-shirt en schoenen, omdat deze beschadigd zijn geraakt als gevolg van het bewezenverklaarde. De rechtbank acht deze schadepost voldoende onderbouwd en aannemelijk. De overige posten, te weten daggeldvergoeding ziekenhuis (€ 90,-), eigen risico (€ 385,-), tandartskosten (€ 341,01), huishoudelijke hulp (€ 615,60), prowin airbowl (€ 259,-) en de reis- en parkeerkosten met betrekking tot de bezoeken aan het ziekenhuis en de tandarts (€ 192,96) zijn niet betwist en zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en aannemelijk. Zij zal de vordering dan ook toewijzen tot een bedrag van € 2.153,42.
Over de gevorderde reiskosten met betrekking tot gesprekken met de officier van justitie en de advocaat en de aanwezigheid ter zitting, beslist de rechtbank onder het kopje proceskosten.
Immateriële schade
Gelet op de verklaring van het slachtoffer, de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter zitting, acht de rechtbank voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij (ernstig) lichamelijk letsel heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij heeft als gevolg van het bewezenverklaarde een zeer gecompliceerde oogkasbreuk en jukbeenbreuk opgelopen, waaraan hij (meermalen) is geopereerd. Ook ziet hij dubbel en zal hij daarvoor in de toekomst nog een operatie moeten ondergaan. Het rechterdeel van het gezicht zal kwetsbaar blijven. De rechtbank maakt gebruik van haar schattingsbevoegdheid en zal, ook gelet op schadevergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, een bedrag van € 15.000,- toewijzen en het overige deel van de vordering afwijzen.
Proceskostenvergoeding
De benadeelde partij vordert vergoeding van de reiskosten die hij heeft gemaakt. Het gaat om reiskosten met betrekking tot gesprekken met de advocaat en de officier van justitie en de aanwezigheid ter terechtzitting. De gevorderde kosten zijn niet betwist en de rechtbank zal de vordering toewijzen. De toegewezen proceskostenvergoeding komt daarmee uit op € 183,87.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen schadebedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij. De gevorderde en toegewezen vergoeding voor proceskosten is daar niet bij inbegrepen.
Wettelijke rente
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar 26 mei 2018.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

  • veroordeelt verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde feit tot betaling van
  • wijstde vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige
    af;
  • verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Noordraven (voorzitter), mr. L.C.P. Goossens en
mr. S.H. Keijzer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Blankenspoor, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 september 2019.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, basisteam De Waarden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018228093, gesloten op 29 mei 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [naam] namens [slachtoffer] , p. 7-8.
3.Verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 5 september 2019.
4.Proces-verbaal van aangifte [naam] namens [slachtoffer] , p. 7-8
5.Proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer] , p. 9 en proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer] , p. 12.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 14-15.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 16-17.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 18-19.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 20-21.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , p. 26.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] , p. 28-29.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 34.
13.Verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 5 september 2019.
14.Geneeskundige verklaring van [slachtoffer] d.d. 7 juni 2018.
15.Rapportage van drs. S. Walji d.d. 4 juni 2018.
16.Rapportage van drs. K. Allali d.d. 25 juli 2018.
17.Huisartsenpraktijk Brakel d.d. 26 mei 2018.