In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 1 oktober 2019 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die zijn woning aan de [adres] in [woonplaats] huurt, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van de gemeente Nunspeet, die hem gelastte zijn woning te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Dit besluit volgde op een bestuurlijke rapportage van de politie, waarin werd geconcludeerd dat vanuit de woning van verzoeker drugs werden verkocht. Tijdens de zitting op 3 september 2019 heeft de voorzieningenrechter een ordemaatregel getroffen en het besluit van de burgemeester geschorst, omdat er onvoldoende bewijs was om de sluiting te rechtvaardigen.
Na een vervolgonderzoek op 26 september 2019, waarbij aanvullende stukken zijn overgelegd, heeft de voorzieningenrechter de situatie opnieuw beoordeeld. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten, ook al waren er geen drugs aangetroffen. De verklaringen van getuigen en de omstandigheden rondom de woning gaven voldoende aanleiding om aan te nemen dat er drugs werden verhandeld. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de sluiting van de woning voor drie maanden in overeenstemming was met het beleid van de gemeente en dat de gevolgen voor verzoeker niet onevenredig waren in verhouding tot de doelen van de Opiumwet.
De voorzieningenrechter heeft de schorsing van het besluit opgeheven en verzoeker een week de tijd gegeven om aan de last te voldoen. Tevens is de burgemeester veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, omdat hij in eerste instantie onvoldoende stukken had overgelegd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.