ECLI:NL:RBGEL:2019:440

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 januari 2019
Publicatiedatum
5 februari 2019
Zaaknummer
AWB - 18 _ 6699
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.J. Jue
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake handhaving van bestemmingsplan en vrije uitloop van kippen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 24 januari 2019 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, een pluimveeslachterij, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [woonplaats] om niet handhavend op te treden tegen de buitenuitloop van kippen door [derde-partij] Pluimveehouderij. Verzoekster vreest dat de vrije uitloop van kippen de kans op vogelgriep vergroot, wat haar bedrijf zou kunnen schaden bij een uitbraak. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vrije uitloop in strijd is met het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2012 en dat er een klaarblijkelijke overtreding dreigt. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, het besluit van 7 december 2018 geschorst en verweerder opgedragen handhavend op te treden. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster en is het griffierecht aan haar vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/6699
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 januari 2019
op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. J.H.M. Berenschot),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [woonplaats], verweerder.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde-partij], te [woonplaats] .
(gemachtigden: ing. B.H. Wopereis en ing. W. Schotsman MSc)

Procesverloop

Bij besluit van 7 december 2018 heeft verweerder het verzoek van verzoekster om (preventief) handhavend op te treden tegen het gebruik van de buitenuitloop van kippen door [derde-partij] Pluimveehouderij (hierna: [derde-partij] ) aan de [adres] in [woonplaats] , afgewezen.
Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter bovendien verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 januari 2019. Verzoekster heeft zich laten vertegenwoordigen door E. Windhorst, directeur. Hij werd bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L. Mekouar en K. van Sleeuwen. [derde-partij] en zijn partner zijn verschenen, bijgestaan door ing. B.H. Wopereis.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
- schorst het besluit van 7 december 2018 tot zes weken na het door verweerder te nemen besluit op bezwaar;
- bepaalt dat verweerder uiterlijk op vrijdag 25 januari 2019 handhavend optreedt tegen de buitenuitloop van kippen door [derde-partij] ;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster ten bedrage van € 1.024;
- gelast dat verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht groot € 338 aan haar vergoedt.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2. [derde-partij] exploiteert een pluimveebedrijf. Hij is van plan een buitenuitloop voor zijn kippen te realiseren. Daarom heeft hij een wand van de stal gewijzigd en het perceel met een hekwerk afgezet.
3. Verzoekster exploiteert op korte afstand van [derde-partij] een pluimveeslachterij en vreest bij een uitbraak van vogelgriep schade te ondervinden door het vervoerverbod en de ophokplicht die dan ingesteld worden. De vrije uitloop van kippen vergroot de kans op vogelgriep. Verzoekster heeft dan ook ernstig bezwaar tegen de aanleg en ingebruikname van het buitenterrein ten behoeve van de kippen.
4. Niet in geschil is dat de vrije uitloop van kippen in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan Buitengebied 2012. [derde-partij] heeft aangegeven bereid te zijn een aanvraag in te dienen tot partiële herziening van het bestemmingsplan om de uitloop mogelijk te maken. [derde-partij] heeft aangegeven vanaf half januari gebruik te zullen gaan maken van het uitloopgebied.
5. Verzoekster heeft verweerder gevraagd om handhavend op te treden tegen het (dreigende) gebruik in strijd met het bestemmingsplan. Verweerder heeft dit verzoek afgewezen omdat geen sprake is van een concreet dreigende overtreding.
6. Op grond van artikel 5:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een herstelsanctie worden opgelegd zodra het gevaar voor de overtreding klaarblijkelijk dreigt. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen in haar uitspraak van 6 april 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:935) volgt uit deze bepaling dat een besluit tot het opleggen van een preventieve last onder dwangsom slechts kan worden genomen als zich een gevaar voordoet van een overtreding van een concreet bij of krachtens de wet gesteld voorschrift die met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal plaatsvinden.
7. Zoals verweerder in zijn besluit zelf al stelt is [derde-partij] van plan in januari 2019 met uitloop van kippen te starten. Dit is ter zitting ook door [derde-partij] bevestigd. Deze uitloop van kippen is in strijd met het bestemmingsplan. Daarmee is de klaarblijkelijkheid van de overtreding een gegeven. Dat verweerder en [derde-partij] een wijziging van het bestemmingsplan voorbereiden maakt dit niet anders. Verweerder had dan ook niet af kunnen zien van preventief handhavend optreden.
8. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat niet valt in te zien dat het besluit van 7 december 2018 in bezwaar gehandhaafd kan worden. Hij ziet daarin aanleiding het besluit van verweerder te schorsen tot zes weken na het te nemen besluit op bezwaar. Omdat verweerder – ondanks de duidelijke dreigende overtreding van het bestemmingsplan – nog altijd geweigerd heeft handhavend op te treden, ziet de voorzieningenrechter tevens aanleiding verweerder op te dragen handhavend op te treden. De voorzieningenrechter ziet nog geen aanleiding hier een dwangsom aan te verbinden.
9. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
10. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J. Jue, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van
mr. M.H.Y. Snoeren-Bos, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 24 januari 2019.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.