ECLI:NL:RBGEL:2019:4415

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 augustus 2019
Publicatiedatum
3 oktober 2019
Zaaknummer
6318457 CV EXPL 17-5218
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en ontbinding koopovereenkomst paard

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 28 augustus 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en de besloten vennootschappen BK Breeding Horses Trading B.V. en BK Dressage Horses Trading B.V. De zaak betreft een vordering tot schadevergoeding en de ontbinding van een koopovereenkomst van een paard, die op 22 februari 2017 is gesloten. De eiseres heeft gesteld dat het paard gebreken vertoonde die deelname aan de hogere dressuursport belemmerden. In een eerder tussenvonnis van 10 april 2019 is al geoordeeld dat de koopovereenkomst rechtsgeldig is ontbonden en dat de vorderingen tot terugbetaling van de koopsom en terugname van het paard toewijsbaar zijn. BK Breeding heeft in deze procedure verzocht om terug te komen op het eerdere oordeel, maar de kantonrechter heeft dit verzoek afgewezen. De rechter heeft geoordeeld dat er geen nieuwe feiten zijn die een heroverweging rechtvaardigen.

De eiseres heeft haar schadevordering verder toegelicht, die bestaat uit verschillende posten, waaronder stallingskosten, voer, en medische kosten. De kantonrechter heeft de vordering tot schadevergoeding toegewezen tot een bedrag van € 10.228,93, met wettelijke rente. BK Breeding is veroordeeld om het paard op te halen en de koopsom van € 15.500,00 te restitueren, onder dwangsom. Daarnaast zijn de proceskosten aan de zijde van de eiseres vastgesteld op € 2.105,89, terwijl de kosten aan de zijde van BK Dressage en de andere gedaagden op nihil zijn vastgesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Apeldoorn
Zaaknummer: 6318457 CV EXPL 17-5218
Grosse aan: [eiseres], [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4]
Afschrift aan: BK Breeding en BK Dressage
Verzonden d.d.
Vonnis d.d. 28 augustus 2019 van de kantonrechter
in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eisende partij,
gemachtigde: mr. B.E.J. Loeffen,
tegen

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BK Breeding Horses Trading B.V.,

statutair gevestigd te Beemte Broekland, gemeente Apeldoorn,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BK Dressage Horses Trading B.V.,

statutair gevestigd te Beemte Broekland, gemeente Apeldoorn,

3. [gedaagde sub 3],

wonende te [woonplaats],
4. [gedaagde sub 4],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij,
gemachtigde sub 1 en sub 2: mr. S.A. Wensing,
gemachtigde sub 3 en sub 4: mr. W.P.C. Ros.
Partijen worden hierna mede aangeduid als [eiseres] en gedaagden, terwijl gedaagden afzonderlijk zullen worden aangeduid als BK Breeding, BK Dressage, [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4].

1.Het verdere procesverloop

Het verloop blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 april 2019,
- de akte na tussenvonnis, tevens akte indienen producties en (voorwaardelijke) akte wijziging eis van de zijde van [eiseres],
- de antwoordakte, tevens verzoek terugkomen op eerdere beslissing en verzoek instellen tussentijds appel, van de zijde van BK Breeding en BK Dressage,
- de akte na antwoordakte van de zijde van [eiseres].
Tenslotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1
In het tussenvonnis is overwogen dat de vordering van [eiseres] in zoverre toegewezen kan worden, dat voor recht verklaard kan worden dat zij de koopovereenkomst op 22 februari 2017 rechtsgeldig heeft ontbonden. Tevens is overwogen dat daarmee ook de vorderingen tot terugbetaling van de koopsom en terugname van het paard voor toewijzing in aanmerking komen. [eiseres] en BK Breeding zijn verder in de gelegenheid gesteld een inhoudelijk debat te voeren over de omvang van de schade, de noodzaak van de gemaakte kosten en de verplichting om schadebeperkend op te treden.
2.2.
BK Breeding kan zich niet vinden in de in het tussenvonnis genomen (eind)oordelen en verzoekt de kantonrechter daarvan terug te komen, althans de mogelijkheid van tussentijds hoger beroep open te stellen. Daarbij richt BK Breeding zich met name tegen de beoordeling van de kreupelheid vanuit de ondervoet.
Anders dan BK Breeding betoogt is er geen aanleiding om terug te komen op het eerder gegeven oordeel. Er is geen situatie waarin na het tussenvonnis, maar voor het eindvonnis, blijkt van een onjuiste juridische of feitelijke grondslag van de oordelen in het tussenvonnis die er toe zal leiden dat in het eindvonnis op een ondeugdelijke grondslag geoordeeld zal worden. Zoals in het tussenvonnis van 30 mei 2018 onder 4.8. is overwogen, is aannemelijk geacht dat het paard binnen zes maanden na de aankoop afwijkingen heeft geopenbaard, op grond waarvan wordt vermoed dat het paard ten tijde van de aflevering al één of meerdere gebreken vertoonde die aan deelname aan de (hogere) dressuursport in de weg zouden staan. BK Breeding is in de gelegenheid gesteld tegenbewijs te leveren tegen dit wettelijk vermoeden, waarbij geen beperking aan de orde is geweest voor wat betreft de mogelijke oorzaken van gebreken. De discussie over de (mogelijke) oorzaken van de kreupelheid is tussen partijen verder gevoerd naar aanleiding van het deskundigenrapport. Daarover is vervolgens in het tussenvonnis van 10 april 2019 een oordeel gegeven, waar BK Breeding het inhoudelijk niet mee eens is. BK Breeding herhaalt thans standpunten, die zij ook na het deskundigenbericht heeft geformuleerd, en die in het tussenvonnis zijn meegewogen. Aanleiding voor een nieuwe mogelijkheid tot (tegen)bewijslevering is er dan ook niet.
Het openstellen van tussentijds hoger beroep is evenmin aan de orde, nu het debat van partijen inmiddels in het eindstadium verkeert en een eindvonnis gewezen kan worden, waarna partijen, desgewenst, hoger beroep kunnen instellen.
2.3.
[eiseres] heeft in haar akte haar vordering tot schadevergoeding nader toegelicht. De vordering is opgebouwd uit acht posten voor de periode tot en met februari 2018, in welke periode het paard bij derden was gestald, vier posten voor de periode van maart 2018 tot en met oktober 2018 waarin het paard bij haar thuis gestald was en vier posten voor de periode november 2018 tot en met mei 2019 waarin het paard weer bij derden gestald stond, in totaal € 11.103,93. De kosten betreffen met name stallingskosten, voer, vlas, hooi, hoefsmid en medische kosten. [eiseres] heeft haar vordering, voor zover nodig, vermeerderd tot het bedrag van € 11.103,93.
2.4.
BK Breeding heeft de diverse posten in hoogte en noodzaak bestreden. Alleen ten aanzien van de post ‘aankoopkeuring’ ad € 576,57 heeft geen betwisting plaatsgevonden.
Met betrekking tot de kosten voor de onderzoeken van de dierenartsen Van Toor en Van Campen en de fysiotherapie betwist BK Breeding dat deze noodzakelijk geweest zijn. BK Breeding kan hierin niet worden gevolgd. Vastgesteld is, dat het paard na aankoop problemen ondervond, zodat het laten verrichten van medisch onderzoek en (medische) behandeling te verwachten is. Ook al zou achteraf geconstateerd moeten worden dat een (deels) onjuiste of onvolledige diagnose heeft plaatsgevonden en de behandeling niet het gewenste resultaat heeft opgeleverd, dan is dat geen grond om de gemaakte kosten niet als schade aan te merken. De kosten, in totaal € 1.493,90, komen voor vergoeding in aanmerking.
2.5.
[eiseres] stelt dat zij het paard regelmatig heeft laten bekappen en beslaan door een hoefsmid, aanvankelijk voor € 100,- à € 150,- per keer, later voor € 55,00 per drie maanden. In totaal stelt zij dat zij hiervoor € 1.030,00 heeft uitgegeven in de periode van september 2016 tot mei 2019. Zij heeft geen bonnetjes of andere onderbouwing bijgevoegd. BK Breeding betwist de hoogte van de kosten en stelt dat de hoeven van het paard ten tijde van het deskundigenonderzoek onverzorgd waren en in slechte staat verkeerden. Deze constatering is echter in het deskundigenonderzoek niet te lezen. In de rapportage staat alleen in het algemeen dat het paard in ‘goede verzorgingstoestand’ was ten tijde van het onderzoek. Niet betwist is, dat kosten voor het bekappen en (aanvankelijk) beslaan van de hoeven tot de normale en te verwachten onderhoudskosten van een paard behoren. Het gestelde bedrag komt niet onrechtmatig voor en is dan ook toewijsbaar.
2.6.
Ten aanzien van de stallingskosten stelt [eiseres] dat zij voor de periode september 2016 tot en met mei 2017 € 4.157,50 heeft betaald en vervolgens vanaf november 2018
€ 125,00 per maand. Zij heeft de vordering onderbouwd met facturen van Pensionstal Midden Heuven over de maanden september 2016 tot en met mei 2017 tot het bedrag van
€ 4.157,50 en bewijzen van betalingen aan (manege) [naam manege] uit december 2016 tot en met mei 2017, in totaal tot een bedrag van € 2.957,50. Hiermee is dit gedeelte van de vordering afdoende onderbouwd. De stallingskosten voor de maanden november 2018 en volgende zijn niet onderbouwd. Dit had wel op de weg van [eiseres] gelegen, zodat de vordering voor dit gedeelte niet toegewezen kan worden.
2.7
De kosten voor voer en hooi zijn deels onderbouwd met facturen van Edwin Jansen Speciaalvoerders (en betaalbewijzen), deels met algemene overzichten van kostprijzen van voer zoals dat op internet wordt aangeboden. Het is evident dat voor het paard in de periode na de aankoop kosten zijn gemaakt voor voer en hooi. BK Breeding heeft de daarvoor in rekening gebrachte bedragen op zich niet bestreden, maar slechts volstaan met de constatering dat een overlegging van prijslijsten geen bewijs vormt van schade. Dit verweer is, gelet op het vaststaande gegeven dat voor het paard voer en hooi moet zijn gekocht, onvoldoende. Uit de overgelegde prijslijsten blijkt dat de gestelde kosten redelijk zijn, zodat dit gedeelte van de vordering toegewezen kan worden.
2.8.
Uit het voorgaande volgt, dat de vordering toegewezen kan worden tot het bedrag van € 10.228,93. De gevorderde vergoeding van wettelijke rente kan voor wat betreft het bedrag van € 7.548,12 toegewezen worden vanaf 1 maart 2017 en voor het overige vanaf heden. BK Breeding verzet zich tegen toewijzing van het uitvoerbaar bij voorraad verklaren van enige veroordeling tot betaling.
Volgens vaste jurisprudentie kan aangenomen worden, dat degene, die een veroordeling tot betaling van een geldsom vordert, het vereiste belang bij uitvoerbaarverklaring bij voorraad heeft (HR 27 februari 1998, NJ 1998/512 (https://www.navigator.nl/document/id15761998022716758nj1998512dosred?h1=((art.%20233%20Rv))%2C((art.%20233.%20Wetboek%20van%20Burgerlijke%20Rechtsvordering%20(geldt%20in%20geval%20van%20niet-digitaal%20procederen)%20art.%20233%20.%20Wetboek%20van%20Burgerlijke%20Rechtsvordering))%2C((%20artikel%20233))%2C((Wetboek%20van%20Burgerlijke%20Rechtsvordering%2C%20Artikel%20233))&idp=LegalIntelligence)), terwijl een daartegenover gesteld restitutierisico geconcretiseerd moet worden (HR 17 juni 1994, NJ 1994/591 (https://www.navigator.nl/document/id15761994061715586nj1994591dosred?h1=((art.%20233%20Rv))%2C((art.%20233.%20Wetboek%20van%20Burgerlijke%20Rechtsvordering%20(geldt%20in%20geval%20van%20niet-digitaal%20procederen)%20art.%20233%20.%20Wetboek%20van%20Burgerlijke%20Rechtsvordering))%2C((%20artikel%20233))%2C((Wetboek%20van%20Burgerlijke%20Rechtsvordering%2C%20Artikel%20233))&idp=LegalIntelligence)). Dat de executie mogelijk tot ingrijpende gevolgen leidt, die ongedaan gemaakt moeten worden als het Gerechtshof op enig moment het vonnis zou vernietigen, staat op zichzelf niet in de weg aan uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Het is slechts een omstandigheid die meegewogen moet worden (HR 28 mei 1993, NJ 1993/468 (https://www.navigator.nl/document/id15761993052815243nj1993468dosred?h1=((art.%20233%20Rv))%2C((art.%20233.%20Wetboek%20van%20Burgerlijke%20Rechtsvordering%20(geldt%20in%20geval%20van%20niet-digitaal%20procederen)%20art.%20233%20.%20Wetboek%20van%20Burgerlijke%20Rechtsvordering))%2C((%20artikel%20233))%2C((Wetboek%20van%20Burgerlijke%20Rechtsvordering%2C%20Artikel%20233))&idp=LegalIntelligence)). BK Breeding heeft niet onderbouwd dat en waarom uitvoerbaar bij voorraadverklaring voor haar zal leiden tot financieel nadelige gevolgen. Het (impliciet) gestelde restitutierisico is niet geconcretiseerd voor wat betreft de situatie van [eiseres]. Het belang van BK Breeding weegt niet zwaarder dan het belang van [eiseres], zodat de gevorderde uitvoerbaar bij voorraad verklaring toegewezen zal worden.
2.9.
BK Breeding zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [eiseres], tot op heden worden vastgesteld op € 2.105,89, bestaande uit € 107,89 explootkosten, € 78,00 vast recht en
€ 1.920,00 salaris gemachtigde (4 punten, tarief € 480,00)
Zoals volgt uit het tussenvonnis van 30 mei 2018 onder 4.1., zullen de vorderingen voor zover ingesteld tegen BK Dressage worden afgewezen. Nu in dat vonnis ook is geconcludeerd dat BK Breeding heeft te gelden als verkopende partij (overweging 4.5) bestaat geen grond voor toewijzing van de vorderingen, voor zover ingesteld tegen de partijen [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4]. [eiseres] zal worden veroordeeld in de proceskosten die aan de zijde van deze drie partijen zijn gevallen, waarbij wordt aangenomen dat voor BK Dressage geen eigen kosten, los van de kosten van BK Breeding, zijn gemaakt. De kosten van [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] worden vastgesteld op € 1.200,00 aan salaris voor de gemachtigde (2,5 x 480,00).
3. Beslissing
De kantonrechter:
3.1.
verklaart voor recht dat [eiseres] de koopovereenkomst ter zake het paard op
22 februari 2017 rechtsgeldig buitengerechtelijke heeft ontbonden,
3.2.
veroordeelt BK Breeding om het paard binnen 7 dagen na betekening van het vonnis op te halen, onder restitutie van de koopsom € 15.500,00, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag of gedeelte daarvan dat BK Breding in gebreke blijft met het ophalen van het paard,
3.3.
veroordeelt BK Breeding tot betaling van € 10.228,93, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 7.548,12 vanaf 1 maart 2017 en voor het overige vanaf heden,
3.4.
veroordeelt BK Breeding in de proceskosten die aan de zijde van [eiseres] tot op heden worden vastgesteld op € 2.105,89,
3.5.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten die aan de zijde van BK Dressage tot op heden worden vastgesteld op nihil en aan de zijde van [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] worden vastgesteld op € 1.200,00,
3.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Engelbert-Clarenbeek en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2019.