Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
Afschrift aan: BK Breeding en BK Dressage
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BK Breeding Horses Trading B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BK Dressage Horses Trading B.V.,
3. [gedaagde sub 3],
4. [gedaagde sub 4],
1.Het verdere procesverloop
2.De verdere beoordeling
Anders dan BK Breeding betoogt is er geen aanleiding om terug te komen op het eerder gegeven oordeel. Er is geen situatie waarin na het tussenvonnis, maar voor het eindvonnis, blijkt van een onjuiste juridische of feitelijke grondslag van de oordelen in het tussenvonnis die er toe zal leiden dat in het eindvonnis op een ondeugdelijke grondslag geoordeeld zal worden. Zoals in het tussenvonnis van 30 mei 2018 onder 4.8. is overwogen, is aannemelijk geacht dat het paard binnen zes maanden na de aankoop afwijkingen heeft geopenbaard, op grond waarvan wordt vermoed dat het paard ten tijde van de aflevering al één of meerdere gebreken vertoonde die aan deelname aan de (hogere) dressuursport in de weg zouden staan. BK Breeding is in de gelegenheid gesteld tegenbewijs te leveren tegen dit wettelijk vermoeden, waarbij geen beperking aan de orde is geweest voor wat betreft de mogelijke oorzaken van gebreken. De discussie over de (mogelijke) oorzaken van de kreupelheid is tussen partijen verder gevoerd naar aanleiding van het deskundigenrapport. Daarover is vervolgens in het tussenvonnis van 10 april 2019 een oordeel gegeven, waar BK Breeding het inhoudelijk niet mee eens is. BK Breeding herhaalt thans standpunten, die zij ook na het deskundigenbericht heeft geformuleerd, en die in het tussenvonnis zijn meegewogen. Aanleiding voor een nieuwe mogelijkheid tot (tegen)bewijslevering is er dan ook niet.
Het openstellen van tussentijds hoger beroep is evenmin aan de orde, nu het debat van partijen inmiddels in het eindstadium verkeert en een eindvonnis gewezen kan worden, waarna partijen, desgewenst, hoger beroep kunnen instellen.
Met betrekking tot de kosten voor de onderzoeken van de dierenartsen Van Toor en Van Campen en de fysiotherapie betwist BK Breeding dat deze noodzakelijk geweest zijn. BK Breeding kan hierin niet worden gevolgd. Vastgesteld is, dat het paard na aankoop problemen ondervond, zodat het laten verrichten van medisch onderzoek en (medische) behandeling te verwachten is. Ook al zou achteraf geconstateerd moeten worden dat een (deels) onjuiste of onvolledige diagnose heeft plaatsgevonden en de behandeling niet het gewenste resultaat heeft opgeleverd, dan is dat geen grond om de gemaakte kosten niet als schade aan te merken. De kosten, in totaal € 1.493,90, komen voor vergoeding in aanmerking.
€ 125,00 per maand. Zij heeft de vordering onderbouwd met facturen van Pensionstal Midden Heuven over de maanden september 2016 tot en met mei 2017 tot het bedrag van
€ 4.157,50 en bewijzen van betalingen aan (manege) [naam manege] uit december 2016 tot en met mei 2017, in totaal tot een bedrag van € 2.957,50. Hiermee is dit gedeelte van de vordering afdoende onderbouwd. De stallingskosten voor de maanden november 2018 en volgende zijn niet onderbouwd. Dit had wel op de weg van [eiseres] gelegen, zodat de vordering voor dit gedeelte niet toegewezen kan worden.
Volgens vaste jurisprudentie kan aangenomen worden, dat degene, die een veroordeling tot betaling van een geldsom vordert, het vereiste belang bij uitvoerbaarverklaring bij voorraad heeft (HR 27 februari 1998, NJ 1998/512 (https://www.navigator.nl/document/id15761998022716758nj1998512dosred?h1=((art.%20233%20Rv))%2C((art.%20233.%20Wetboek%20van%20Burgerlijke%20Rechtsvordering%20(geldt%20in%20geval%20van%20niet-digitaal%20procederen)%20art.%20233%20.%20Wetboek%20van%20Burgerlijke%20Rechtsvordering))%2C((%20artikel%20233))%2C((Wetboek%20van%20Burgerlijke%20Rechtsvordering%2C%20Artikel%20233))&idp=LegalIntelligence)), terwijl een daartegenover gesteld restitutierisico geconcretiseerd moet worden (HR 17 juni 1994, NJ 1994/591 (https://www.navigator.nl/document/id15761994061715586nj1994591dosred?h1=((art.%20233%20Rv))%2C((art.%20233.%20Wetboek%20van%20Burgerlijke%20Rechtsvordering%20(geldt%20in%20geval%20van%20niet-digitaal%20procederen)%20art.%20233%20.%20Wetboek%20van%20Burgerlijke%20Rechtsvordering))%2C((%20artikel%20233))%2C((Wetboek%20van%20Burgerlijke%20Rechtsvordering%2C%20Artikel%20233))&idp=LegalIntelligence)). Dat de executie mogelijk tot ingrijpende gevolgen leidt, die ongedaan gemaakt moeten worden als het Gerechtshof op enig moment het vonnis zou vernietigen, staat op zichzelf niet in de weg aan uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Het is slechts een omstandigheid die meegewogen moet worden (HR 28 mei 1993, NJ 1993/468 (https://www.navigator.nl/document/id15761993052815243nj1993468dosred?h1=((art.%20233%20Rv))%2C((art.%20233.%20Wetboek%20van%20Burgerlijke%20Rechtsvordering%20(geldt%20in%20geval%20van%20niet-digitaal%20procederen)%20art.%20233%20.%20Wetboek%20van%20Burgerlijke%20Rechtsvordering))%2C((%20artikel%20233))%2C((Wetboek%20van%20Burgerlijke%20Rechtsvordering%2C%20Artikel%20233))&idp=LegalIntelligence)). BK Breeding heeft niet onderbouwd dat en waarom uitvoerbaar bij voorraadverklaring voor haar zal leiden tot financieel nadelige gevolgen. Het (impliciet) gestelde restitutierisico is niet geconcretiseerd voor wat betreft de situatie van [eiseres]. Het belang van BK Breeding weegt niet zwaarder dan het belang van [eiseres], zodat de gevorderde uitvoerbaar bij voorraad verklaring toegewezen zal worden.
€ 1.920,00 salaris gemachtigde (4 punten, tarief € 480,00)
Zoals volgt uit het tussenvonnis van 30 mei 2018 onder 4.1., zullen de vorderingen voor zover ingesteld tegen BK Dressage worden afgewezen. Nu in dat vonnis ook is geconcludeerd dat BK Breeding heeft te gelden als verkopende partij (overweging 4.5) bestaat geen grond voor toewijzing van de vorderingen, voor zover ingesteld tegen de partijen [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4]. [eiseres] zal worden veroordeeld in de proceskosten die aan de zijde van deze drie partijen zijn gevallen, waarbij wordt aangenomen dat voor BK Dressage geen eigen kosten, los van de kosten van BK Breeding, zijn gemaakt. De kosten van [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] worden vastgesteld op € 1.200,00 aan salaris voor de gemachtigde (2,5 x 480,00).
3. Beslissing
22 februari 2017 rechtsgeldig buitengerechtelijke heeft ontbonden,