primair
1) voor recht verklaart dat de facturen van DAS Transport zoals nader beschreven in punt 43 van de dagvaarding van in totaal € 24.902,39 op [naam eiseres] door verrekening met de onder punt 42 genoemde facturen van [naam eiseres] aan DAS Transport zijn tenietgegaan, zodat [naam eiseres] op 15 januari 2017, na matiging tot de competentiegrens, opeisbaar van DAS Transport een bedrag te vorderen heeft van € 97,61,
2a) voor recht verklaart dat [naam eiseres] vanaf 16 januari 2017 tot 18 januari 2018, zijnde de periode dat DAS Transport de trailer met kenteken OH-98-XJ onder zich heeft gehouden, gerechtigd is daarvoor aan DAS Transport in rekening te brengen, mits deugdelijk gespecificeerd, de gebruikelijke dagvergoeding van € 65,00 te vermeerderen met btw, althans een redelijke, in goede justitie te bepalen vergoeding, en dat DAS Transport, DASE Participatie en [gedaagde 3] hoofdelijk gehouden zijn om deze dagvergoeding binnen 14 dagen na factuurdatum aan [naam eiseres] te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente indien DAS Transport, DASE Participatie en [gedaagde 3] niet tijdig betalen,
2b) dan wel voor recht verklaart dat DAS Transport jegens [naam eiseres] onrechtmatig heeft gehandeld door de trailer met kenteken OH-98-XJ onder zich te houden, op grond waarvan DAS Transport gehouden is aan [naam eiseres] te voldoen de dagvergoeding van € 65,00 te vermeerderen met btw, althans een redelijke, in goede justitie te bepalen vergoeding, en dat DAS Transport, DASE Participatie en [gedaagde 3] hoofdelijk gehouden zijn om deze dagvergoeding binnen 14 dagen na factuurdatum aan [naam eiseres] te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente indien DAS Transport, DASE Participatie en [gedaagde 3] niet tijdig betalen,
3) DAS Transport, DASE Participatie en [gedaagde 3] veroordeelt tot vergoeding aan [naam eiseres] van schade van € 4.000,00 te vermeerderen met btw, die is ontstaan door en/of voortvloeit uit het langdurig onder zich houden, stilhouden en niet onderhouden van de oplegger, als gevolg waarvan de restwaarde van de oplegger lager is dan de waarde van de oplegger indien deze schade niet zou zijn ontstaan,
4) DAS Transport, DASE Participatie en [gedaagde 3] hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan [naam eiseres] van € 97,61,
subsidiair
indien de rechtbank van oordeel mocht zijn dat de vorderingen van DAS Transport, DASE Participatie en [gedaagde 3] niet door verrekening met de vorderingen van [naam eiseres] op DAS Transport, DASE Participatie en [gedaagde 3] zijn tenietgegaan,
5) DAS Transport, DASE Participatie en [gedaagde 3] hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan [naam eiseres] van € 25.000,00 exclusief btw, zijnde het totaal van de vordering van [naam eiseres] zoals gespecificeerd onder punt 39 van de dagvaarding, althans tot een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente indien DAS Transport, DASE Participatie en [gedaagde 3] niet tijdig betalen,
6) een verklaring voor recht geeft als primair gevorderd onder 2a en 2b,
7) een veroordeling uit te spreken als primair gevorderd onder 3,
zowel primair als subsidiair
8) voor recht verklaart dat DAS Transport gehouden is om de onder punt 18 – 22 van de dagvaarding genoemde vrachtbrieven binnen 14 dagen na dit vonnis af te geven aan [naam eiseres] ,
9) met hoofdelijke veroordeling van DAS Transport, DASE Participatie en [gedaagde 3] in de proceskosten en de nakosten met rente.