ECLI:NL:RBGEL:2019:450

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 januari 2019
Publicatiedatum
6 februari 2019
Zaaknummer
325668
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen en verrekening in een geschil tussen een logistiek dienstverlener en een vrachtvervoerder

In deze zaak vorderde de eiseres, een logistiek dienstverlener, betaling van facturen van de gedaagde vrachtvervoerder, DAS Transport, en voerde zij een beroep op verrekening aan. De eiseres stelde dat zij facturen had verzonden aan DAS Transport voor schade aan opleggers en andere kosten, terwijl DAS Transport op zijn beurt ook facturen aan de eiseres had gestuurd voor uitgevoerde transporten. De rechtbank heeft de procedure beoordeeld aan de hand van de feiten en de ingediende stukken. De eiseres heeft onder andere gesteld dat DAS Transport schade aan haar opleggers heeft veroorzaakt en dat zij recht heeft op vergoeding van huurkosten voor een oplegger die DAS Transport onrechtmatig onder zich houdt. De rechtbank oordeelde dat de eiseres niet voldoende bewijs had geleverd dat de schade aan de opleggers door DAS Transport was veroorzaakt. De vordering tot betaling van de facturen van de eiseres werd afgewezen, terwijl de rechtbank de vordering van DAS Transport in reconventie tot betaling van € 38.623,35, vermeerderd met rente en incassokosten, toewijsbaar achtte. De eiseres werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/325668 / HA ZA 17-457
Vonnis van 30 januari 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. D.P.M.G. van den Boom te Tilburg,
tegen
1. de vennootschap onder firma
DAS TRANSPORT,
gevestigd te Veendam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DASE PARTICIPATIE B.V.,
gevestigd te Delfzijl,
3.
[gedaagde 3],
wonende te [woonplaats gedaagde 3] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. G.P. Wempe te Drachten.
Partijen zullen hierna [naam eiseres] en DAS Transport, DASE Participatie en [gedaagde 3] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 1 november 2017
  • het proces-verbaal van comparitie van 14 maart 2018.
1.2.
Ten slotte is opnieuw vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[naam eiseres] is logistiek dienstverlener. Zij besteedt transportopdrachten van haar opdrachtgevers uit aan zelfstandige vrachtvervoerders. Daarbij stelt zij opleggers (trailers) aan deze vrachtvervoerders ter beschikking. Zij transporteren de opleggers met vracht met eigen trekkers naar de plaats van bestemming. De vrachtvervoerders gebruiken de opleggers van [naam eiseres] over periodes van meerdere maanden. Bij het transport wordt ook gebruik gemaakt van zogenaamde Europallets of EP-pallets.
2.2.
DAS Transport is een vrachtvervoerder. DASE Participatie en [gedaagde 3] zijn twee van haar vennoten. Sinds 21 november 2014 heeft [naam eiseres] opdrachten aan haar verstrekt. DAS Transport heeft facturen aan [naam eiseres] gestuurd voor de transporten die zij in haar opdracht heeft uitgevoerd. De facturen die DAS Transport heeft verstuurd over de periode van 30 juni tot en met 5 augustus 2016 zijn weergegeven in onderstaand overzicht, voorzien van een door de rechtbank gegeven volgnummer.
datum factuur (2016)
nummer factuur (2016)
bedrag zonder btw
bedrag met btw
1
30 juni
369
€ 3.531,22
€ 4.272,78
2
30 juni
370
€ 3.208,63
€ 3.882,44
3
30 juni
371
€ 3.172,40
€ 3.838,60
4
8 juli
393
€ 1.427,97
€ 1.727,84
5
8 juli
394
€ 3.486,52
€ 4.218,69
6
8 juli
395
€ 3.369,45
€ 4.077,03
7
15 juli
401
€ 2.462,00
€ 2.979,02
8
15 juli
402
€ 1.468,36
€ 1.776,72
9
15 juli
403
€ 3.005,98
€ 3.637,24
10
22 juli
413
€ 2.720,04
€ 3.291,25
11
22 juli
414
€ 1.684,93
€ 2.038,77
12
29 juli
429
€ 376,82
€ 455,95
13
5 augustus
456
€ 2.005,80
€ 2.427,02
totaal
€ 31.920,12
€ 38.623,35
Het totaal van deze facturen behalve de nummers 1 en 5 bedraagt € 24.902,38 zonder btw / € 30.131,88 met btw.
Het totaal van deze facturen behalve de nummers 1, 4, 5 en 9 bedraagt € 20.468,43 zonder btw / € 24.766,80 met btw.
2.3.
[naam eiseres] heeft van haar kant ook facturen aan DAS Transport gestuurd. DAS Transport heeft deze facturen niet betaald. De facturen zijn weergegeven in onderstaand overzicht.
datum factuur (2016)
nummer factuur
(2016)
bedrag zonder btw
bedrag met btw
omschrijving
datum transport
(2016)
23 juni
4495
€ 7.935,20 (deel)
€ 9.601,59
Trade Port 320710
11 april
6 september
6194
€ 57,00
boete OH-98-XJ te Rogat
6 augustus
6 september
6150
€ 2.999,34
€ 3.629,20
schade ON-76-BN
12 augustus
6 september
6151
€ 2.350,00
€ 2.843,50
schade OK-83-KK
19 augustus
9 september
6263
€ 417,00
€ 504,57
emballage 28 EP à € 14,00 administratiekosten
45-BDP-7
2 maart
14 september
6385
€ 704,80
€ 748,59
factuur Celieplant / administratiekosten
6 juni
21 september
6558
€ 389,00
€ 470,69
26 EP à € 14,00 niet correct geruild
administratiekosten 73-BBR-8
7 april
28 september
6736
€ 685,50
€ 829,46
slot 3 stuks à € 135 dubbel stock spanband 3 stuks à € 85,-
spanband 3 stuks à € 8,50
28 september
totaal
€ 15.537,84
€ 18.684,60
2.4.
Op 16 augustus 2016 heeft [naam eiseres] aan DAS Transport per e-mail bericht:
In de bijlage een overzicht van de papieren die we missen van [voornaam werknemer gedaagde 1] en [voornaam werknemer gedaagde 1] . Graag zsm reactie of en wanneer we deze papieren kunnen verwachten.
[Volgt een overzicht van twaalf ritten; rechtbank].
Bovenstaande allemaal gereden door DAS [voornaam werknemer gedaagde 1] , diverse keren contact met hem gezocht maar hij zegt papieren op gestuurd te hebben alleen geen kopieën gemaakt. Nu zijn de papieren al meer dan een maand zoek en we kunnen ook niet onze klanten papieren geven, waardoor onze betalingen ook achter gaan lopen. (...)
Gelieve met spoed de papieren inleveren!
In een e-mailbericht van bijna een uur later van [naam eiseres] ( [naam eiseres] ) aan de toenmalige gemachtigde van DAS Transport staat:
Wij hanteren een betalingstermijn na binnenkomst van cmr’s. Wij wachten al enkele weken op vrachtbrieven wij kunnen niet uitfaktureren. Geen cmr’s geen geld
2.5.
Op 18 augustus 2016 heeft DAS Transport aan [naam eiseres] , kennelijk in verband met door [naam eiseres] in rekening gebrachte kosten voor de oplegger met het kenteken OH-98-XJ, per e-mail onder meer bericht:
Factuur is niet akkoord, huur voor een oplegger die onbruikbaar is en überhaupt niet gebruikt MAG worden is natuurlijk een lachertje. (...) Jullie hebben zelf bewust en zeer overwogen gekozen om deze oplegger niet te keuren. De keuring is verlopen sinds 5-6-2016, het is dus niet een foutje van een paar dagen ofzo !!!! (...) Het is een schande dat jullie ons hebben laten rijden met een ongekeurde en onverzekerde oplegger. Deze oplegger mag helemaal niet op de Nederlandse wegen komen, hoe moeten wij hem in godsnaam ergens inleveren? (...)
2.6.
Op 22 augustus 2016 heeft DAS Transport aan [naam eiseres] onder meer bericht:
(...)
Vervolgens worden wij ineens geconfronteerd met missende papieren, wekelijks worden alle papieren opgestuurd naar het zelfde adres, iedere week is het ontvangen en 1 week is alles ineens spoorloos. Ons afzend adres staat op de envelop dus dan zou het retour moeten komen naar ons, maar is het heel zeker dat ze niet bij jullie ergens tussen andere post is beland?
(...)
2.7.
Op 13 september 2016 heeft de advocaat van [naam eiseres] aan DAS Transport per e-mail onder meer bericht:
(...) U hebt de trailer nog steeds niet afgeleverd bij cliënte. De trailer hebt u zonder toestemming van cliënte vanaf Tiel naar Veendam, de locatie waar de trailer volgens u nog steeds staat, gebracht. Dat hebt u één dag voordat de trailer gekeurd moest worden gedaan.
Vervolgens weigert u, ook na sommatie, om de trailer terug te geven. (...)
Ik heb u eerder bericht dat cliënte aangifte zal doen als de trailer niet teruggebracht zou worden. Cliënte geeft u nog één keer de gelegenheid om er vrijwillig voor te zorgen dat de trailer terugkomt. U kunt de trailer voor keuring daarvan aanbieden bij Bouwheer te Zeewolde.
Uw stelling dat u de trailer daarom niet kunt teruggeven omdat de trailer niet gekeurd is en daarom niet mag deelnemen aan het verkeer hebt u dus zelf in de hand gewerkt.
De trailer dient uiterlijk
16 september 2016 om 12:00 uurafgegeven te zijn bij Bouwheer of bij cliënte. (...)
2.8.
Op 22 februari 2017 heeft DAS Transport per e-mail (met kennelijk als bijlage een factuur van [naam eiseres] met nummer 201701241) aan [naam eiseres] bericht:
Factuur niet akkoord
Zoals bekend is deze oplegger niet verhuurbaar zonder APK
Trailer mag niet op de openbare weg komen, huurprijs bedraagt nihil.
Indien de oplegger niet wordt afgehaald worden blijven de stallingskosten hier bij ons doorlopen.
2.9.
In reactie op een e-mailbericht van 18 december 2017 van de advocaat van [naam eiseres] heeft DAS Transport bericht dat de oplegger kan worden opgehaald, maar dat hij niet is gekeurd. Op 11 januari 2018 heeft DAS Transport aan [naam eiseres] per e-mail bericht:
De oplegger kan op werkdagen worden afgehaald bij ons in Veendam, wij zijn aanwezig van 9.00 t/m 17.00
Zoals u weet is de oplegger alleen niet APK gekeurd sinds 5-6-2016, het rijden ermee is dus strafbaar. Ook zal het voertuig dan ook niet goed verzekerd zijn, hetgeen overigens ook strafbaar is.
Verder zal er nog een huur verschuldigd zijn aan ons voor stalling van de trailer op ons terrein, dit bedrag zal nog aansluitend aan u worden gefactureerd.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[naam eiseres] vordert na vermeerdering van eis dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
primair
1) voor recht verklaart dat de facturen van DAS Transport zoals nader beschreven in punt 43 van de dagvaarding van in totaal € 24.902,39 op [naam eiseres] door verrekening met de onder punt 42 genoemde facturen van [naam eiseres] aan DAS Transport zijn tenietgegaan, zodat [naam eiseres] op 15 januari 2017, na matiging tot de competentiegrens, opeisbaar van DAS Transport een bedrag te vorderen heeft van € 97,61,
2a) voor recht verklaart dat [naam eiseres] vanaf 16 januari 2017 tot 18 januari 2018, zijnde de periode dat DAS Transport de trailer met kenteken OH-98-XJ onder zich heeft gehouden, gerechtigd is daarvoor aan DAS Transport in rekening te brengen, mits deugdelijk gespecificeerd, de gebruikelijke dagvergoeding van € 65,00 te vermeerderen met btw, althans een redelijke, in goede justitie te bepalen vergoeding, en dat DAS Transport, DASE Participatie en [gedaagde 3] hoofdelijk gehouden zijn om deze dagvergoeding binnen 14 dagen na factuurdatum aan [naam eiseres] te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente indien DAS Transport, DASE Participatie en [gedaagde 3] niet tijdig betalen,
2b) dan wel voor recht verklaart dat DAS Transport jegens [naam eiseres] onrechtmatig heeft gehandeld door de trailer met kenteken OH-98-XJ onder zich te houden, op grond waarvan DAS Transport gehouden is aan [naam eiseres] te voldoen de dagvergoeding van € 65,00 te vermeerderen met btw, althans een redelijke, in goede justitie te bepalen vergoeding, en dat DAS Transport, DASE Participatie en [gedaagde 3] hoofdelijk gehouden zijn om deze dagvergoeding binnen 14 dagen na factuurdatum aan [naam eiseres] te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente indien DAS Transport, DASE Participatie en [gedaagde 3] niet tijdig betalen,
3) DAS Transport, DASE Participatie en [gedaagde 3] veroordeelt tot vergoeding aan [naam eiseres] van schade van € 4.000,00 te vermeerderen met btw, die is ontstaan door en/of voortvloeit uit het langdurig onder zich houden, stilhouden en niet onderhouden van de oplegger, als gevolg waarvan de restwaarde van de oplegger lager is dan de waarde van de oplegger indien deze schade niet zou zijn ontstaan,
4) DAS Transport, DASE Participatie en [gedaagde 3] hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan [naam eiseres] van € 97,61,
subsidiair
indien de rechtbank van oordeel mocht zijn dat de vorderingen van DAS Transport, DASE Participatie en [gedaagde 3] niet door verrekening met de vorderingen van [naam eiseres] op DAS Transport, DASE Participatie en [gedaagde 3] zijn tenietgegaan,
5) DAS Transport, DASE Participatie en [gedaagde 3] hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan [naam eiseres] van € 25.000,00 exclusief btw, zijnde het totaal van de vordering van [naam eiseres] zoals gespecificeerd onder punt 39 van de dagvaarding, althans tot een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente indien DAS Transport, DASE Participatie en [gedaagde 3] niet tijdig betalen,
6) een verklaring voor recht geeft als primair gevorderd onder 2a en 2b,
7) een veroordeling uit te spreken als primair gevorderd onder 3,
zowel primair als subsidiair
8) voor recht verklaart dat DAS Transport gehouden is om de onder punt 18 – 22 van de dagvaarding genoemde vrachtbrieven binnen 14 dagen na dit vonnis af te geven aan [naam eiseres] ,
9) met hoofdelijke veroordeling van DAS Transport, DASE Participatie en [gedaagde 3] in de proceskosten en de nakosten met rente.
3.2.
[naam eiseres] legt het volgende aan deze vorderingen ten grondslag. Zij stelt dat zij terecht aan DAS Transport de facturen heeft gestuurd die zijn opgenomen in het overzicht dat hierboven onder 2.3 is gegeven. [naam eiseres] heeft die facturen aan DAS Transport gestuurd om de volgende redenen. Volgens [naam eiseres] heeft DAS Transport schade aan opleggers veroorzaakt waarvoor DAS Transport aansprakelijk is (facturen met nummers 04495, 06150 en 06151). Voorts stelt [naam eiseres] dat zij een boete heeft gekregen voor een snelheidsovertreding die DAS Transport op 6 augustus 2016 heeft begaan (factuur met nummer 06194). Verder verwijt [naam eiseres] DAS Transport dat zij 28 respectievelijk 26 pallets niet heeft omgeruild dan wel niet heeft afgeleverd (facturen met nummers 06263 en 06558). Zij stelt voorts dat DAS Transport op 6 juni 2016 in plaats van 129 aan Celieplant te leveren karren met exotische planten er 123 aan haar heeft afgeleverd, in verband waarmee [naam eiseres] van Celieplant een factuur van € 704,80 exclusief btw / € 748,59 inclusief btw heeft ontvangen, die zij heeft voldaan (factuur met nummer 06385). Zij stelt verder dat na een transport van DAS Transport een drietal sloten met dubbel stock spanband en een reguliere spanband ontbraken (factuur met nummer 06736). [naam eiseres] stelt voorts dat DAS Transport ten onrechte een oplegger onder zich houdt en niet aan [naam eiseres] teruggeeft. Daarvoor brengt [naam eiseres] huurtermijnen bij haar in rekening die tot 15 januari 2017 zijn opgelopen tot € 8.515,00 exclusief btw. Het voorgaande leidt ertoe dat [naam eiseres] een vordering op DAS Transport heeft van € 24.052,84. [naam eiseres] maakt bovendien aanspraak op € 1.126,42 aan buitengerechtelijke incassokosten. Het totaal van € 25.179,26 (€ 24.052,84 + € 1.126,42) verrekent zij met elf facturen die DAS Transport voor uitgevoerde transporten aan haar heeft gestuurd over de periode van 7 juli 2016 tot en met 5 augustus 2016 voor een bedrag van € 24.902,39. Dat zijn de facturen die hierboven onder 2.2 zijn weergegeven behalve de facturen met nummers 1 en 5. [naam eiseres] maakt aanspraak op betaling door DAS Transport van het verschil tussen € 25.179,26 en € 24.902,39 welke aanspraak zij om procestechnische redenen (ook na verwijzing naar een kamer voor andere zaken dan kantonzaken) beperkt tot € 97,61 (€ 25.000,00 -/- € 24.902,39). Hierop zien de primaire vorderingen onder 1 en 4. Bij conclusie van antwoord in reconventie onder 4 corrigeert [naam eiseres] dit standpunt in zoverre dat zij betwist dat zij de facturen die hierboven onder 2.2 zijn aangeduid met nummers 4 en 9 verschuldigd is omdat zij de daarbij behorende documenten niet heeft ontvangen. [naam eiseres] maakt voorts aanspraak op een vergoeding totdat zij de oplegger terug heeft en schadevergoeding doordat er schade aan die oplegger is ontstaan. Daarop zien de primaire vorderingen onder 2 en 3.
[naam eiseres] maakt voorts aanspraak op afgifte van vrachtbrieven.
3.3.
DAS Transport betwist de afzonderlijke facturen. Voorts betwist zij dat [naam eiseres] bevoegd is tot verrekening over te gaan.
in reconventie
3.4.
DAS Transport, DASE Participatie en [gedaagde 3] vorderen dat de rechtbank [naam eiseres] veroordeelt tot betaling aan hen van € 38.623,35 te vermeerderen met rente en kosten. Het bedrag is het totaal van dertien facturen die DAS Transport in de periode van 30 juni 2016 tot 5 augustus 2016 aan [naam eiseres] heeft verstuurd voor uitgevoerde transporten.
3.5.
[naam eiseres] verweert zich met een beroep op verrekening, allereerst overeenkomstig de vordering in conventie. Dat ziet op alle facturen behalve die hierboven onder 2.2 zijn aangeduid met volgnummers 1, 4, 5 en 9. [naam eiseres] heeft betaling van de facturen 1 en 5 opgeschort en vervolgens verrekend, gedeeltelijk met de facturen die zij in de dagvaarding heeft genoemd (tot een bedrag van € 4.433,95 zonder btw / € 5.363,08 met btw) en het restant met andere onbetaald gebleven facturen (tot een bedrag van € 2.583,79 zonder btw / € 3.126,39 met btw). [naam eiseres] betwist dat zij de facturen 4 en 9 verschuldigd is omdat zij de daarbij behorende documenten niet heeft ontvangen. Voorts baseert [naam eiseres] zijn beroep op verrekening op zestien overige facturen die hij bij conclusie van antwoord in reconventie onder 5 heeft genoemd.

4.De beoordeling

in conventie
verrekening en algemene voorwaarden
4.1.
DAS Transport voert het verweer dat verrekening niet is toegestaan op grond van haar algemene voorwaarden, de Algemene Vervoerscondities 2002 (conclusie van antwoord 17). Zij betoogt dat deze Algemene Vervoerscondities op de overeenkomst tussen haar en [naam eiseres] van toepassing zijn omdat zij in haar facturen steeds daarnaar verwijst. Het vijfde lid van artikel 7 over ‘vrachtbetaling’ luidt:
Beroep op verrekening van vorderingen tot betaling van vracht, van het uit anderen hoofde terzake van het vervoer verschuldigde of van verdere op de zaken drukkende kosten met vorderingen uit anderen hoofde is niet toegestaan.
4.2.
Van de zijde van [naam eiseres] is ter comparitie verklaard dat de samenwerking in november 2014 is begonnen, dat dit niet op schrift is gesteld en dat er over algemene voorwaarden niet is gesproken.
4.3.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt. Of de toepasselijkheid van algemene voorwaarden is overeengekomen, moet worden beoordeeld aan de hand van de bepalingen over aanbod en aanvaarding en de totstandkoming van rechtshandelingen in het algemeen. DAS Transport heeft niet weersproken dat de overeenkomst tussen haar en [naam eiseres] mondeling tot stand is gekomen en dat er daarbij niet over algemene voorwaarden is gesproken. Dat staat daarmee in deze procedure vast. Uit de enkele verwijzing op de nadien door DAS Transport gestuurde facturen naar de Algemene Vervoerscondities kan niet worden geconcludeerd dat DAS Transport en [naam eiseres] door aanbod en aanvaarding de toepasselijkheid van de Algemene Vervoerscondities zijn overeengekomen. Bijkomende omstandigheden die kunnen leiden tot een ander oordeel zijn niet gesteld of gebleken. De conclusie is dat de algemene voorwaarden niet van toepassing zijn, zodat het beroep op het vijfde lid van artikel 7 van die voorwaarden wordt verworpen.
verschuldigdheid van facturen van DAS Transport
4.4.
Van negen van de facturen van DAS Transport heeft [naam eiseres] niet betwist dat zij ze verschuldigd is. Dat zijn de facturen in het onder 2.2 gegeven overzicht behalve die met volgnummers 1, 4, 5 en 9. [naam eiseres] meent dat zij de negen facturen heeft voldaan door verrekening met facturen die zij van haar kant aan DAS Transport heeft gestuurd.
bevoegdheid tot verrekening
4.5.
Op grond van het eerste lid van artikel 6:127 BW gaan schulden en vorderingen tot hun gemeenschappelijk beloop teniet wanneer de schuldenaar die de bevoegdheid tot verrekening heeft aan zijn schuldeiser verklaart dat hij zijn schuld met een vordering verrekent. Op grond van het tweede lid van dat artikel heeft een schuldenaar de bevoegdheid tot verrekening, wanneer hij een prestatie te vorderen heeft die beantwoordt aan zijn schuld jegens dezelfde wederpartij en hij bevoegd is zowel tot betaling van de schuld als tot het afdwingen van de vordering. Hierna zal worden beoordeeld of [naam eiseres] prestaties van DAS Transport te vorderen heeft. Als dat niet het geval is, kan [naam eiseres] om die reden niet verrekenen.
schade aan opleggers (facturen met nummers 04495, 06150 en 06151)
4.6.
[naam eiseres] stelt dat DAS Transport ritten heeft uitgevoerd met de oplegger met het kenteken OL-53-YF. Volgens [naam eiseres] is bij controle door haar onderhoudsgarage Trade Port Trailer Service B.V. gebleken dat DAS Transport schade aan de oplegger heeft veroorzaakt tijdens de periode waarin zij deze in gebruik had. De onderhoudsgarage heeft de schade hersteld. Daarvoor heeft zij op 9 mei 2016 een factuur aan [naam eiseres] gestuurd van € 7.935,20 exclusief btw / € 9.601,59 inclusief btw. Op 23 juni 2016 heeft [naam eiseres] deze factuur aan DAS Transport doorbelast (factuur nummer 04495).
4.7.
[naam eiseres] stelt voorts dat DAS Transport ritten heeft uitgevoerd met de oplegger met het kenteken ON-76-BN. Toen deze oplegger op 6 juli 2016 bij [naam eiseres] is teruggekomen, is daaraan eveneens schade geconstateerd. Bij e-mailbericht van 12 augustus 2016 heeft de verzekeringsadviseur van [naam eiseres] , [naam verzekeringsadviseur] , deze schade aan DAS Transport gemeld. Op 6 september 2016 heeft [naam eiseres] in verband met deze schade € 2.999,34 inclusief btw / € 3.629,20 exclusief btw bij DAS Transport in rekening gebracht (factuur nummer 06150).
4.8.
[naam eiseres] stelt verder dat DAS Transport schade heeft veroorzaakt aan de oplegger met het kenteken OK-83-KK. Deze schade is hersteld door Bouwheer Zeewolde B.V., waarvoor zij een factuur aan [naam eiseres] heeft gestuurd op 19 augustus 2016 voor € 2.350,00 exclusief btw / € 2.843,50 inclusief btw. Op 6 september 2016 heeft [naam eiseres] deze factuur aan DAS Transport doorbelast (factuur nummer 06151).
4.9.
DAS Transport voert verweer. Zij betwist dat zij schade aan de opleggers heeft veroorzaakt. Volgens haar is de toestand van de opleggers bij aanvang van het gebruik niet opgenomen of overigens bekend en geldt hetzelfde voor de toestand van de opleggers bij het einde van het gebruik door DAS Transport. Zij betoogt voorts dat niet kan worden verwacht dat de opleggers na normaal gebruik nog steeds als nieuw zijn. Zij wijst erop dat [naam eiseres] niet heeft gesteld wat de grondslag van haar vordering is en betwist dat zij in de nakoming van enige verbintenis is tekortgeschoten. Verder voert zij aan dat [naam eiseres] haar niet de kans heeft gegeven de schade te herstellen, zodat zij niet in verzuim is komen te verkeren en zij om die reden niet is gehouden schade te vergoeden. Ten slotte betwist zij dat over schadevergoeding btw verschuldigd is.
4.10.
Ter comparitie heeft [naam eiseres] nader gesteld dat zij met DAS Transport was overeengekomen dat kosten van onderhoud van de ter beschikking gestelde opleggers voor rekening van [naam eiseres] zouden komen en kosten van schadeherstel voor rekening van DAS Transport. DAS Transport heeft dat ter comparitie bevestigd. Zij heeft daaraan echter toegevoegd dat zij in verband met de schades waar het in deze procedure over gaat niet de kans heeft gekregen om ernaar te kijken, om het goedkoper te herstellen en om vast te stellen of de schades waren ontstaan tijdens haar ritten.
4.11.
Uit het partijdebat tijdens de comparitie leidt de rechtbank af dat [naam eiseres] aan de vorderingen tot betaling van deze facturen (althans verrekening ermee) ten grondslag legt dat DAS Transport op grond van een mondelinge overeenkomst gehouden was tot vergoeding van schade die zij tijdens haar ritten aan de opleggers heeft veroorzaakt. De vordering strekt dus tot nakoming. Die vordering kan toewijsbaar zijn als komt vast te staan dat de schade is veroorzaakt door DAS Transport. Ter toelichting op haar stelling dat dat het geval is, heeft [naam eiseres] gesteld dat de schade aan de trailer OL-53-YF is gebleken bij controle door Trade Port Trailer Service en dat de schade aan de trailers ON-76-BN en OK-83-KK is vastgesteld door Bouwheer. Uit de producties die [naam eiseres] in het geding heeft gebracht, waaronder offertes, facturen en fotoseries, kan weliswaar worden afgeleid dat schade aan de trailers is geconstateerd en hersteld, maar niet dat deze schade is veroorzaakt door DAS Transport. Voor het overige heeft [naam eiseres] niets gesteld waaruit kan blijken dat de schade, waarop de in rekening gebrachte herstelkosten zien en waarvoor vergoeding wordt gevorderd, is veroorzaakt door DAS Transport. Rapporten over de staat van de trailers bij het meenemen en bij het teruggeven van de trailers ontbreken. Hetgeen [naam eiseres] heeft gesteld is naar het oordeel van de rechtbank daarom onvoldoende om haar tot bewijs toe te laten. Nu aldus niet komt vast te staan dat de kosten die [naam eiseres] op DAS Transport wil verhalen betrekking hebben op door DAS Transport veroorzaakte schade, is er geen grondslag voor toewijzing van de vordering om DAS Transport te veroordelen tot vergoeding van die kosten. De vordering tot betaling van de facturen met nummers 04495, 06150 en 06151, althans tot verrekening van facturen van DAS Transport daarmee, is daarom niet toewijsbaar.
boete voor een snelheidsovertreding (factuur met nummer 06194)
4.12.
DAS Transport erkent dat zij de boete van € 57,00 aan [naam eiseres] moet betalen (conclusie van antwoord 11). [naam eiseres] is naar het oordeel van de rechtbank bevoegd het bedrag te verrekenen met vorderingen van DAS Transport op haar.
vergoeding voor pallets (facturen met nummers 06263 en 06558)
4.13.
[naam eiseres] stelt dat bij het vervoer gebruik wordt gemaakt van Europallets. De praktijk is dat een vervoerder na aflevering van de lading (op meegebrachte pallets) terugkeert met lege pallets die hij vanaf het afleveradres meeneemt in de plaats van de pallets waarop hij de lading had afgeleverd (een soort ruil). Daarbij is de bedoeling dat er evenveel pallets terugkomen als dat er zijn afgeleverd. Volgens [naam eiseres] heeft DAS Transport bij ritten van 2 maart 2016 en 7 april 2016 respectievelijk 28 en 26 pallets niet geruild en teruggebracht. [naam eiseres] heeft daarom bij facturen met nummers 06263 en 06558 € 504,57 en € 470,69 inclusief btw bij DAS Transport in rekening gebracht (dagvaarding 15, 16) als vergoeding van de waarde van deze pallets. Ter comparitie is van de zijde van [naam eiseres] nader verklaard dat chauffeurs altijd kisten meekrijgen waar [naam eiseres] 36 pallets in doet, dat dit bij het wegrijden samen met de chauffeur wordt gecontroleerd en dat de chauffeur het moet melden als er bij terugkeer geen 36 pallets zijn.
4.14.
Bij conclusie van antwoord betwist DAS Transport dat zij opdracht heeft gekregen ruilpallets mee te nemen, zodat er van een tekortkoming geen sprake kan zijn. Ter comparitie is van de zijde van DAS Transport de gang van zaken met de kisten erkend, met dien verstande dat volgens DAS Transport de kisten niet altijd vol zaten. DAS Transport weet in dit geval niet of er zo veel zijn meegegeven.
4.15.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt. Op grond van artikel 6:248 lid 1 BW heeft een overeenkomst niet alleen de door partijen overeengekomen rechtsgevolgen, maar ook die welke naar de aard van de overeenkomst uit de gewoonte voortvloeien. In het onderhavige geval zijn de partijen het erover eens dat DAS Transport in de uitvoering van de overeenkomst gebruik maakte van europallets die [naam eiseres] met dat doel aan haar ter beschikking stelde en dat daarbij een systeem werd gehanteerd als door [naam eiseres] gesteld. Vanwege deze praktijk vloeit uit de overeenkomst tussen de partijen voor DAS Transport de verplichting voort elke rit zoveel pallets terug te brengen als aan haar zijn meegegeven. Volgens [naam eiseres] zaten er altijd 36 in de kist met pallets, maar volgens DAS Transport zat die kist niet altijd vol. [naam eiseres] heeft op dat laatste niet gereageerd. Dat in de onderhavige gevallen is gecontroleerd en/of vastgelegd hoeveel pallets er bij vertrek en terugkeer in de kist zaten is niet nader onderbouwd. In dat licht heeft [naam eiseres] niet voldoende onderbouwing gegeven van haar stelling dat DAS Transport op 2 maart 2016 en 7 april 2016 respectievelijk 28 en 26 pallets te weinig heeft teruggebracht. De conclusie is dat [naam eiseres] geen aanspraak kan maken op betaling van de facturen 06263 en 06558 en dat [naam eiseres] deze facturen daarom niet kan verrekenen met haar schuld aan DAS Transport.
Celieplant (factuur met nummer 06385)
4.16.
[naam eiseres] stelt dat zij een opdracht van Celieplant tot het vervoeren van 129 karren met exotische planten aan DAS Transport heeft uitbesteed (dagvaarding 13, 14). Volgens haar heeft DAS Transport op 6 juni 2016 slechts 123 karren op de plaats van bestemming afgeleverd en zijn de overige zes karren door toedoen van de chauffeur van DAS Transport verdwenen, althans niet afgeleverd. Celieplant heeft daarvoor een nota van € 748,59 inclusief btw aan [naam eiseres] gestuurd met vermelding van de reden ‘aantallen kloppen niet’. [naam eiseres] heeft die nota aan Celieplant betaald. Zij heeft deze factuur vervolgens doorbelast aan DAS Transport (dagvaarding 13 en 14).
4.17.
DAS Transport betwist dat er zes karren zijn verdwenen tijdens het transport. Volgens haar heeft zij alle ingeladen karren op de plaats van bestemming ook weer uitgeladen (conclusie van antwoord 12).
4.18.
De rechtbank begrijpt dat [naam eiseres] zich op het standpunt stelt dat DAS Transport toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de vervoersovereenkomst op grond waarvan zij gehouden was 129 karren met exotische planten af te leveren. Gezien de betwisting door DAS Transport had het op de weg van [naam eiseres] gelegen om haar stelling nader toe te lichten dat aan DAS Transport 129 karren met exotische planten zijn aangeboden om te vervoeren. Dat Celieplant minder karren met planten heeft ontvangen dan zij had besteld, wil immers niet zeggen dat door [naam eiseres] (dan wel een klant van haar) aan DAS Transport zes karren met planten meer zijn aangeboden dan DAS Transport bij Celieplant heeft afgeleverd. De stelling dat de zes karren zijn verdwenen althans niet zijn afgeleverd door toedoen van de chauffeur van DAS Transport, wordt door [naam eiseres] niet toegelicht. In het overzicht dat [naam eiseres] heeft overgelegd van de ritten waarvan geen vrachtbrieven door DAS Transport zouden zijn verstrekt komt deze rit niet voor. Dat betekent dat [naam eiseres] bijvoorbeeld aan de hand van de vrachtbrief klaarheid over de aantallen meegegeven en afgetekende karren met planten had kunnen verschaffen, maar dat heeft zij zonder kenbare reden niet gedaan. De vordering tot vergoeding van de schade die [naam eiseres] lijdt doordat zij de factuur van Celieplant heeft betaald, is daarom niet voldoende toegelicht. [naam eiseres] zal zijn schuld aan DAS Transport daarom niet met haar factuur met nummer 06385 kunnen verrekenen.
sloten en spanband (factuur met nummer 06736)
4.19.
[naam eiseres] stelt dat na een transport van DAS Transport met een oplegger van [naam eiseres] drie sloten met dubbel stock spanband en een reguliere spanband ontbraken. [naam eiseres] heeft de kosten daarvan doorbelast aan DAS Transport (dagvaarding 17).
4.20.
DAS Transport betwist dat de sloten en spanbanden bij aanvang van het gebruik aanwezig waren.
4.21.
Naar het oordeel van de rechtbank had het op de weg van [naam eiseres] gelegen om haar impliciete stelling nader toe te lichten dat de sloten en spanbanden die volgens haar na het transport ontbraken er bij aanvang van het transport wel waren. Ook had zij moeten stellen en toelichten hoe dat volgens haar kan worden vastgesteld, te meer nu DAS Transport heeft betwist dat deze sloten en spanbanden bij aanvang van het gebruik aanwezig waren. Door dat niet te doen, heeft [naam eiseres] deze post van haar vordering onvoldoende toegelicht. Daarom wordt geoordeeld dat DAS Transport de factuur met nummer 06736 niet verschuldigd is en dat [naam eiseres] dus ook geen schulden aan DAS Transport met deze factuur kan verrekenen.
oplegger OH-98-XJ (huurtermijnen tot 15 januari 2017))
4.22.
[naam eiseres] stelt dat DAS Transport gebruik heeft gemaakt van haar oplegger (die van [naam eiseres] ) met kenteken OH-98-XJ. Volgens [naam eiseres] houdt DAS Transport deze oplegger sinds medio augustus 2016 zonder toestemming en dus geheel onrechtmatig onder zich om betaling van haar facturen af te dwingen. Ondanks herhaalde verzoeken wil zij de oplegger niet aan [naam eiseres] teruggeven. [naam eiseres] kan de oplegger daarom niet verhuren aan derden of op een andere manier inzetten voor haar bedrijfsvoering. Zij vindt dat zij daarom de gebruikelijke huur voor de trailer aan DAS Transport in rekening mag brengen. Deze huur bedraagt tot 15 januari 2017 € 8.515,00 exclusief btw, dat is € 10.303,15 inclusief btw, en loopt op zolang DAS Transport de oplegger onder zich houdt (dagvaarding 23 – 26).
4.23.
DAS Transport brengt hiertegen in dat deze oplegger niet kan worden teruggebracht omdat deze niet meer APK-gekeurd is. Het is volgens DAS Transport de verantwoordelijkheid van [naam eiseres] dat de oplegger gekeurd is.
4.24.
De rechtbank begrijpt dat de vordering van [naam eiseres] is gebaseerd op onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW) en dat zij ‘huur’ in rekening brengt bij wijze van schadevergoeding. De rechtbank oordeelt daarover als volgt. Uit de gegeven toelichting van het verweer van DAS Transport is als haar standpunt af te leiden dat zij nooit de oplegger onder zich wenste te houden, maar dat niet van haar gevergd kon worden dat zij deze ongekeurde oplegger terugbracht naar [naam eiseres] , met alle risico’s op boetes en verzekeringsperikelen van dien. Uit haar toelichting volgt dat het [naam eiseres] steeds heeft vrijgestaan haar oplegger te komen ophalen, maar dat [naam eiseres] dat lange tijd niet deed. De stukken in het dossier staven dit standpunt, gezien het e-mailbericht van DAS Transport aan [naam eiseres] van 22 februari 2017 en de berichten die daarop zijn gevolgd. Op 18 januari 2018 heeft [naam eiseres] volgens haar eigen stellingen (akte vermeerdering van eis in conventie onder 1) blijkbaar inderdaad de oplegger opgehaald en is daarbij aan haar kennelijk geen strobreed in de weg gelegd door DAS Transport. In dat licht kan niet worden gezegd dat DAS Tranport onrechtmatig heeft gehandeld door de oplegger van [naam eiseres] niet terug te brengen. Dat de oplegger in deze omstandigheden op het terrein van DAS Transport is blijven staan kan dan ook niet worden geduid als een onrechtmatige daad (zonder rechtsgrond onder zich houden). DAS Transport is daarom niet gehouden schadevergoeding aan [naam eiseres] te betalen.
verrekening
4.25.
De conclusie is dat [naam eiseres] naar het oordeel van de rechtbank een verrekenvordering heeft van € 57,00 (factuur met nummer 06194 voor de boete). Zij
zal haar schuld aan DAS Transport dus mogen verrekenen met dat bedrag. Omdat in dit vonnis wordt geoordeeld en beslist dat [naam eiseres] per saldo een bedrag aan DAS Transport moet betalen, heeft [naam eiseres] geen belang bij een verklaring voor recht over haar bevoegdheid tot verrekening.
afgifte vrachtbrieven
4.26.
Aan de vordering strekkende tot afgifte van vrachtbrieven legt [naam eiseres] ten grondslag dat bij het transport van zaken gebruik wordt gemaakt van CMR-vrachtbrieven en dat deze vrachtbrieven aan de basis liggen van betalingen, zodat zij een evident belang heeft bij deze vrachtbrieven (dagvaarding 18 - 21). Volgens DAS Transport heeft zij alle CMR-vrachtbrieven ter beschikking gesteld, wat zij aanbiedt te bewijzen. Zij betwist dat [naam eiseres] haar opdrachtgevers zonder CMR-vrachtbrieven niet kan factureren (conclusie van antwoord 15).
4.27.
De vordering tot afgifte van deze vrachtbrieven wordt afgewezen. Voor de motivering van dit oordeel verwijst de rechtbank naar de beoordeling van het verweer dat [naam eiseres] in reconventie voert tegen de vordering tot betaling van de facturen van DAS Transport met volgnummers 4 en 9, waaruit in dit verband volgt dat onvoldoende gebleken is welk belang van [naam eiseres] met deze vordering is gediend, omdat haar stellingen in dat opzicht ontoereikend zijn.
buitengerechtelijke incassokosten
4.28.
Aangezien [naam eiseres] per saldo aan DAS Transport moet betalen, zal de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen.
proceskosten
4.29.
[naam eiseres] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten.
in reconventie
4.30.
Van de dertien facturen waarvan DAS Transport betaling vordert, erkent [naam eiseres] er negen, zij het dat zij een beroep doet op verrekening. Dat is hiervoor beoordeeld. [naam eiseres] voert afzonderlijk verweer tegen de vordering tot betaling van de facturen met de volgnummers 1 en 5 en met de volgnummers 4 en 9.
verweer in verband met facturen met volgnummers 1 en 5
4.31.
[naam eiseres] stelt dat zij de betaling van de facturen met nummers 1 en 5 van in totaal € 7.017,74 exclusief btw / € 8.491,47 inclusief btw heeft opgeschort en dat zij deze facturen heeft verrekend met de facturen van haar aan DAS Transport. Zij stelt dat zij dat gedeeltelijk heeft gedaan met de facturen die zij heeft opgenomen in de dagvaarding, namelijk voor een bedrag van € 4.433,95 exclusief btw / € 5.365,08 inclusief btw en voor het overige met de niet in de dagvaarding vermelde facturen van haar aan DAS Transport. Daarbij geeft zij een opsomming van zestien facturen die DAS Transport nog steeds niet heeft voldaan (conclusie van antwoord in reconventie 5).
4.32.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt. [naam eiseres] betwist niet dat zij de facturen van DAS Transport met volgnummers 1 en 5 verschuldigd is maar doet ook in verband met deze schuld een beroep op verrekening met haar vordering. Hieronder zal worden beoordeeld wat partijen over en weer van elkaar te vorderen hebben en hoeveel er na verrekening verschuldigd is.
verweer in verband met facturen met volgnummers 4 en 9
4.33.
[naam eiseres] betwist dat zij de facturen met de volgnummers 4 en 9 verschuldigd is. Zij heeft deze facturen niet geaccepteerd omdat zij de CMR-documenten van de transporten die met deze facturen in rekening zijn gebracht niet heeft ontvangen (conclusie van antwoord in reconventie 4). Zonder deze documenten kan [naam eiseres] de transporten ook niet bij haar opdrachtgevers in rekening brengen. DAS Transport brengt hiertegen in dat de CMR-documenten steeds zijn opgestuurd. Zij biedt bewijs aan door het horen van medewerkers (conclusie van antwoord 15).
4.34.
Uit de facturen met volgnummers 4 en 9 en de onderliggende documenten (productie 3 bij conclusie van antwoord) maakt de rechtbank op dat deze zien op transporten die zijn uitgevoerd in Nederland en Duitsland. Op die transporten is dus het CMR-verdrag van toepassing. Uit dat verdrag blijkt niet dat het overleggen van een vrachtbrief een voorwaarde is voor verschuldigdheid van de overeengekomen prijs voor het transport. Het is gesteld noch gebleken dat [naam eiseres] en DAS Transport dat zijn overeengekomen. Van enige verplichting tot het tonen van vrachtbrieven is aldus niet gebleken. Of [naam eiseres] de transporten zonder CMR-documenten bij haar opdrachtgever in rekening kan brengen, speelt in de relatie tussen [naam eiseres] en DAS Transport geen rol. Het verweer van [naam eiseres] dat hij deze facturen niet hoeft te betalen omdat DAS Transport de CMR-documenten niet heeft overgelegd faalt daarom. [naam eiseres] heeft niet betwist dat de transporten zijn uitgevoerd en ook heeft zij de hoogte van de facturen niet betwist. De conclusie is dat [naam eiseres] deze facturen moet betalen.
verweer in verband met de zestien overige facturen
4.35.
Bij conclusie van antwoord in reconventie heeft [naam eiseres] zijn beroep op verrekening naast het voorgaande ook nog gebaseerd op zestien facturen, die daarbij als producties zijn overgelegd, maar niet nader zijn toegelicht in genoemde conclusie noch ter zitting, terwijl de verschuldigdheid van deze facturen door DAS Transport in algemene zin is betwist. Nu deze gestelde maar betwiste vorderingen elke vorm van onderbouwing ontberen zal hieraan voorbij worden gegaan.
verrekening
4.36.
De vordering van DAS Transport op [naam eiseres] bedraagt aldus € 38.623,35 inclusief btw. Zoals geoordeeld in conventie, zal [naam eiseres] haar daarmee corresponderende schuld aan DAS Transport mogen verrekenen met haar vordering op DAS Transport van in totaal € 57,00. Per saldo dient [naam eiseres] dus het verschil aan DAS Transport te betalen, dat is € 38.566,35. [naam eiseres] zal tevens wettelijke rente moeten vergoeden als gevorderd, dat wil zeggen over het totaal gevorderde bedrag van € 38.623,35, waarbij het bedrag van € 57,00 kan worden verrekend vanaf 27 september 2016 (21 dagen na de factuurdatum van 6 september 2016).
buitengerechtelijke incassokosten
4.37.
DAS Transport heeft gesteld dat haar vorige gemachtigde uitgebreid heeft geprobeerd betaling in der minne te verkrijgen maar dat dit niet is gelukt. Daarom maakt DAS Transport aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De hoogte daarvan heeft zij berekend op basis van de incassostaffel. [naam eiseres] heeft deze vordering niet afzonderlijk betwist (conclusie van antwoord in reconventie onder 7). De rechtbank stelt daarom vast dat de vorige gemachtigde van DAS Transport werkzaamheden ter incasso heeft verricht die een afzonderlijke vergoeding rechtvaardigen. Overeenkomstig het in het Besluit bepaalde tarief (staffel) zal een bedrag worden toegewezen van € 1.160,66.
proceskosten
4.38.
[naam eiseres] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [naam eiseres] in de proceskosten, tot aan dit vonnis aan de zijde van DAS Transport begroot op € 1.924,00 aan vast recht en € 1.390,00 (2 punten × tarief III) aan salaris voor de advocaat,
in reconventie
5.3.
veroordeelt [naam eiseres] tot betaling aan DAS Transport, DASE Participatie en [gedaagde 3] van € 38.566,35 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 38.623,35, telkens vanaf 30 dagen na de desbetreffende factuurdata, waarbij het bedrag van € 57,00 kan worden verrekend vanaf 27 september 2016, en € 1.160,66 aan incassokosten,
5.4.
veroordeelt [naam eiseres] in de proceskosten, tot aan dit vonnis aan de zijde van DAS Transport, DASE Participatie en [gedaagde 3] begroot op € 695,00 aan salaris voor de advocaat (de helft van 2 punten × tarief III),
5.5.
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Mans en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2019.